Author Archives Holger
Vertelpantomime: ‘Maar nou de ringen nog! ‘ (thema bruiloft)
Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.
A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal (zie plattegrond).
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.
Benodigdheden: sluier (bijvoorbeeld van haarband en crêpepapier), hoed, ringen .
Praktisch: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt en eventueel een vrolijk eindmuziekje.
Maak met krijt of tape een eiland waarachter de rolgroepen moeten blijven. In die veilige zone staan twee krukken voor Bart en Lisa, zo voorkom je dat ze onder de voet worden gelopen door enthousiaste klasgenoten die hen komen helpen.
Print de lesopzet
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Voorbeelden van spelvragen:
Wie komen er allemaal op een bruiloft? (suggesties: bejaarden, kinderen, de band )
Wat eet je op een bruiloft? (suggesties: deftige taart, ijs, broodjes)
Wat doe je op een bruiloft? (suggesties: dansen, juichen, poseren voor de fotograaf )
Wat geef je elkaar als je gaat trouwen? (suggesties: handjes, kusjes, cadeautjes, ringen)
Laat klassikaal wat antwoorden uitbeelden.
Iedereen gaat zitten op de banken.
De start.
Kies een tweetal uit als bruidspaar. Geef ze de hoofddeksels.
Tip: laat je kinderen zelf bepalen hoe de hoofdpersonen heten, in de lesopzet noemen we ze Bas en Lisa.
Vertel over het probleem en vertel met dialogen (spreektekst), het tweetal beeldt het gelijktijdig aan je vertelling uit:
Vertel dat ze zich netjes aan het omkleden zijn, het bruidspaar heeft zin om te trouwen.
Vertel dat ze nog even de ringen willen zien, maar dat die kwijt zijn: ze zoeken overal en raken in paniek.
Rolgroep 1: Grootouders.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Spelvraag: wat doen grootouders graag?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.
Vertel dat Bart en Lisa bij de grootouders aanbellen en kies één grootouder uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.
De grootouders schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan.
Spelvraag: wat doen de grootouders om te helpen? (suggesties: ze bukken moeizaam om onder de bank te kijken, ze moeten eerst hun bril vinden om te kunnen zoeken, ze kijken in de tuin).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder. Het bruidspaar neemt afscheid en gaat aan de zijkant zitten.
Rolgroep 2: de ouders.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters: wat trekken ouders aan als ze er netjes uit willen zien?
Spelvraag: wat zijn de ouders aan het doen?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.
Vertel dat Bart en Lisa bij de ouders aanbellen en kies één ouder uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.
De ouders schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan.
Spelvraag: wat doen de ouders om te helpen? (suggesties: springen in de auto en rijden rondjes daar waar ze het laatst zijn geweest met de ring, ze proberen nieuwe ringen te maken maar dat mislukt, ze laten de hondjes zoeken).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder. Het bruidspaar neemt afscheid en gaat aan de zijkant zitten.
Rolgroep 3: de koks.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Spelvraag: wat zijn de koks aan het doen?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.
Vertel dat Bart en Lisa bij de koks aanbellen en kies één kok uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.
De koks schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan en wordt hun eten niet opgegeten.
Spelvraag: wat doen de koks om te helpen? (suggesties: ze kijken in de slagroom en snoepen ondertussen, ze kijken in de oven en branden hun vingers, ze voelen in de suikers maar hun vingers gaan plakken).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder., de koks gaan aan de zijkant zitten.
Daar staan Bart en Lisa, ze hadden zich zo verheugd op de bruiloft. Ze kijken heel verdrietig, Bart doet zijn handen in zijn zakken en… wacht even… haha… hij had ze in zijn zak gestopt! Ze juichen van blijdschap.
Eindfeest.
De grootouders, ouders en koks komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. Zet hier eventueel een muziekje bij op. Laat daarna iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, vertel dat Bart en Lisa terugkijken op een geslaagd avontuur. En natuurlijk dat ze nog lang en gelukkig leven. Laat het tweetal de hoofddeksels weer inleveren.
Einde.
De beste uitvinding ooit!
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen denken na over uitvindingen en maken daar een presentatie over.
Benodigdheden:
Opmerking: Er zijn twee versies van de opdracht, in de eerste zijn de opdrachten bepaald: het voorkomt dat alle groepen bijvoorbeeld t.v. als beste uitvinding kiezen.
In de tweede versie mogen kinderen zelf hun beste uitvinding kiezen, wanneer je voor deze versie kiest neem dan ongeveer 5 minuten langer bespreektijd op in je tijdpad. Je hoeft dus niet dit hele bestand uit te printen alleen wat je gebruikt.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten:
Je komt thuis maar sloten en sleutels zijn niet uitgevonden: wat gebeurt er?
Je komt thuis maar glas is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
Je komt thuis maar elektriciteit is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
Je komt thuis maar wc papier is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up drietallen: in het restaurant.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze wisselen steeds van ober rol.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten en er mag geen geweld in voorkomen.
• In het restaurant, de ober is slechthorend maar het gehoorapparaat is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
• In het restaurant, maar de klok is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
• In het restaurant, het wordt donker maar de gloeilamp is nog niet uitgevonden: wat gebeurt er?
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie A: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een situatie te verzinnen waarin een bepaalde uitvinding nooit is gedaan. Hoe zou de wereld eruit zien als alles was uitgevonden, behalve bijvoorbeeld papier of plastic? Iedere werkgroep heeft twee keuzemogelijkheden, kies er één die jullie gaan uitwerken.
Instructie B: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een situatie te verzinnen waarin een bepaalde uitvinding nooit is gedaan. Bespreek welke uitvinding echt belangrijk is en verzin met behulp van het stappenplan hoe het leven zonder eruit zou zien.
Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).
Meer dan 100
Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel van een en presenteren die aan elkaar.
Voorbereiding: voorafgaande aan de les heb je een kort voorgesprek over feesten/bijeenkomsten waar volgens de kinderen meer dan 100 mensen samenkomen. Je noteert er vijf en gebruikt die als kernopdracht.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.
Let op: kinderen kunnen zeggen dat ze deze les al hebben gedaan omdat ze het filmpje over de Tour de France herkennen. In verschillende lessen wordt dit beeldmateriaal gebruikt dus dit hoeft niet per se waar te zijn.
Print lesopzet + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat een hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de website die bij deze methode hoort is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.
Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).
Warming up klassikaal.
Dolby surround. De groep zit in een kring op stoelen. Ze zitten met de handen voor de ogen, een kwart van de groep staat verspreid door het lokaal en maakt geluiden over een locatie met meer dan 100 mensen. Die geluiden bereiden ze niet voor, het is geen uitgewerkte presentatie. Op jouw teken stoppen ze daar mee, het publiek applaudisseert en raadt om welke plek het gaat. Instrueer de uitvoerende groep kinderen kort op de gang.
Opdrachten: in een zwembad (spetterende kinderen, zwemjuf, pratende mensen, lachen), bij de intocht van Sinterklaas (stoomboot, zingende kinderen), circus (muziek, klappen, spreekstalmeester) en bij de Markt (marktkooplui, kinderen die iets willen van hun ouders, afrekenen).
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen op de grond in het lokaal, ze bepalen wie a is en wie b.
Doe het volgende voor: kies een kind en laat het de ogen sluiten. Jij maakt geluiden die bij het opstijgen van een vliegtuig horen: fasten your seatbelts, ping, vliegtuigmotor, stewardess die vraagt of mensen wat willen drinken.
Dan mag het kind de ogen opdoen en raden over welke locatie jouw mini-hoorspel ging.
Dit is wat ze gaan doen in tweetallen, het kind dat raadt sluit de ogen en de ander maakt geluiden die bij een plek horen. Is dat laatste te lastig maken ze losse geluiden.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken over een plek of feest waar meer dan 100 mensen samenkomen. Ik maak teams en vertel waar je hoorspel over zal gaan.
Opdrachten: gebruik de plekken die uit het voorgesprek zijn gekomen. Lukt dat niet dan kan je bijvoorbeeld de bijlage gebruiken.
Maak maximaal vijf werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.
Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Watch The Lego Batman Movie (2017) Movie Online Streaming & Download
WATCH NOW
Quality : HD
Title : The Lego Batman Movie
Director : Chris McKay.
Writer : Chris McKenna,Erik Sommers,Seth Grahame-Smith.
Release : 2017-02-08
Language : English.
Runtime : 104 min.
Genre : Fantasy, Action, Animation, Comedy, Family.
Synopsis :
Movie The Lego Batman Movie was released in February 8, 2017 in genre Fantasy. Chris McKay was directed this movie and starring by Will Arnett. This movie tell story about In the irreverent spirit of fun that made “The Lego Movie” a worldwide phenomenon, the self-described leading man of that ensemble—Lego Batman—stars in his own big-screen adventure. But there are big changes brewing in Gotham, and if he wants to save the city from The Joker’s hostile takeover, Batman may have to drop the lone vigilante thing, try to work with others and maybe, just maybe, learn to lighten up.
WATCH NOW
de Saaie Koning(in)
Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.
Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: een omslagdoek of hoofddoek voor de rol van heks.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: als jij de koning bent speelt één van de kleuters je koningin, speel je de koning dan is één van de kleuters je koning.
Bij teacher in role ben je zowel verteller als speler van één of meerdere rollen die zich van elkaar onderscheiden met een eenvoudig hoofddeksel.
Tips:
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving voor zowel jou als de kinderen.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal, beelden klassikaal een aantal aspecten van de les uit. Vertel dat je een verhaal gaat vertellen en stel spelvragen:
Hoe bespeel je een instrument?
Hoe maakt een clown een grap?
Welke soorten dansen bestaan er?
De start: scene 1 (het probleem).
Iedereen zit op de grond. Vertel dat de koning erg lief was maar heel saai. Het volk hield wel van de koning maar viel altijd in slaap tijdens zijn toespraken.
Speel de koning (zet je kroon op) en hou een saaie toespraak over grote mensen dingen. Coach de kinderen om langzaam in slaap te vallen, bij het coachen doe je de kroon af.
De kinderen gaan op hun zitplaats zitten. Kies één kind uit die de koningin speelt, geef het kind een kroon. Vraag het kind je op pad te sturen om minder saaie dingen te leren.
Rolgroep 1: ‘de circusartiesten’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een circustent ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de circusartiesten, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij de circusartiesten: acrobatiek, grappen van clowns, olifanten, sterke mannen en vrouwen die iets optillen.
Doe de kroon op en vraag de artiesten om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.
Rolgroep 2: ‘het Orkest’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een orkest ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over het orkest, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij een orest past: snaarinstrumenten, slaginstrumenten, blaasinstrumenten…
Doe de kroon op en vraag het orkest om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.
Rolgroep 3: ‘de Dansers’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een dansschool ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de dansers, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal dansen uit: klassiek, disco, hiphop, rock…
Doe de kroon op en vraag de dansers om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.
De oplossing.
Kies vier kinderen uit die dicht bij elkaar door het lokaal heen vliegen. Vertel dat toen de koning eenmaal buiten was er een actkoppige draak over de stad vloog. En dat iedereen bang en bibberend blijft zitten waar hij zit. Vertel ook dat de koning niet bang was en zijn volk wou beschermen.
Zet je kroon op, roep de draak richting een hoek van het lokaal en doe de kroon af. Vertel dat de koning de draak naar de gevangenis heeft gelokt en de deur heeft gesloten.
De ‘draakkinderen’ gaan weer bij de rest zitten.
Eindfeest.
Vertel en coach: de circusartiesten, het orkest en de dansers komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. De koning heeft het volk gered van de draak en het maakt niks uit als je een beetje saai bent.
Zet eventueel een muziekje op en laat de kinderen even vrij bewegen. Laat iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, en vertel dat de koning en de koningin terugkijken op een spannend avontuur met een goed einde.
Einde.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo: Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Ga maar vliegen ’.
Maar zo:
Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Doe je vliegbril op, pak de bezem uit de kast, stijg maar op, zwaai naar de dieren in het bos, kijk uit een vogel… ’ enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.
Teveel werk voor Sinterklaas
(Groep 1, naar een idee van Iris Poland)
Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.
Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: een omslagdoek of hoofddoek voor de rol van heks.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Er is nog een Sinterklaas les voor deze groep: klik hier
Opmerking: deze les sluit aan bij de gedachte dat een zwarte Piet geen vaste verschijningsvorm heeft.
Bij teacher in role ben je zowel verteller als speler van één of meerdere rollen die zich van elkaar onderscheiden met een eenvoudig hoofddeksel.
Tips:
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving voor zowel jou als de kinderen.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: Mijter, Pietenmuts.
Praktisch: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal, beelden klassikaal een aantal aspecten van de les uit. Vertel dat je een verhaal gaat vertellen waar o.a. de volgende dingen voorkomen: lopen als een robot, lopen als een clown, een groot cadeau tillen, cadeaupapier knippen.
Iedereen gaat op de grond zitten.
De start: scene 1 (het probleem).
Gebruik de twee hoofddeksels om te schakelen tussen Sinterklaas en Opapiet, de vertellerrol draagt geen hoofddeksel. Laat duidelijk zien wat er aan de hand is met Sinterklaas en maak ook contact met de kinderen vanuit de rollen.
Spelvraag: Wat doen zwarte Pieten op de stoomboot?
Suggesties: cadeaus inpakken, cadeaus testen, schoonmaken, sturen, pepernoten bakken.
Vertel dat Opapiet lekker staat te douchen maar de douchedeur niet goed dicht had gedaan: er loopt water door de gang van de boot.
Spelen: de kinderen springen als Pietjes in roeibootjes en rooien naar hun zitplaats. Ze denken dat de boot zinkt.
Speel of vertel dat Sint en Opapiet er helemaal alleen voor staan: een miljoen cadeautjes inpakken en verspreiden.
Vertel dat Sinterklaas op zoek gaat naar hulp en uitkomt bij de robots.
Rolgroep 1: ‘de robots’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de robots, wat ze zoal aan het doen zijn.
Speel hoe Sinterklaas contact maakt met de robots en leg het probleem kort uit. De robots gaan aan de slag met de cadeaus: bewegen staccato door de ruimte, maken bliepgeluiden, knippen met een schaar, rollen en vouwen inpakpapier, lopen met cadeautjes.
Iedereen gaat zitten op de banken. Opapiet kijkt naar de ingepakte cadeautjes: ze zijn erg slordig ingepakt, met cadeautjes werken is misschien toch mensenwerk?
Vertel dat de robots enorm moeten nadenken en dat de leider (kies daarvoor een kleuter en speel het uit) met een advies komt: Ga naar de clowns.
Scene 2:
Speel dat Sinterklaas het advies van de robots uitprobeert. Speel de paniek uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet en de vertellerrol.
Vertel dat Sinterklaas op pad gaat naar de clowns.
Rolgroep 2: ‘de clowns’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de clowns, wat ze zoal aan het doen zijn.
De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij de clowns.
Sinterklaas vraagt om hulp, de clown helpen graag: ze jongleren met de cadeautjes, vallen van het dak, kriebelen elkaar en moeten lachen, zitten vast in het plakband, gaan met de cadeautjes spelen. Moe gaan ze op hun plek zitten.
Vertel dat de leider van de clowns (kies daarvoor een kleuter en speel het uit) met een advies komt: Laat het de kinderen lekker zelf doen.
Scene 3:
Speel dat Sinterklaas terug gaat naar Opapiet en dat ze samen naar de kinderen gaan. Speel dat vervolgens uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet en de vertellerrol.
Rolgroep 3: ‘de kinderen’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de kinderen, wat ze zoal aan het doen zijn.
De kinderen beelden een aantal handelingen uit die ze vinden passen bij kinderen. Dan komt Sinterklaas of Opapiet en vraagt de kinderen om hulp: ze plakken en knippen heel netjes, stapelen de cadeaus, en eten pepernoten.
Vertel dat de cadeaus wel zijn ingepakt maar de kinderen niet in het grote boek kunnen lezen waar de cadeaus naartoe moeten. Daarnaast worden ze moe en moeten ze naar bed.
De kinderen gaan op hun plek zitten.
Scene 4:
Speel dat Sinterklaas terug gaat naar Opapiet en vertelt dat het is mislukt. Ze staan op straat en zijn verdrietig. Speel dat uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet (vergeet de hoofddeksels niet) en de vertellerrol.
De oplossing komt van buitenaf.
Maar dan gebeurt er iets bijzonders: Opapiet ziet het niet meer goed komen, dan ziet Sinterklaas de mensen op straat. Ze doen boodschappen en zijn met veel. Het zijn mensen in alle soorten en maten. ‘Iedereen kan Piet zijn’ zegt Sinterklaas. Hij vraagt aan de mensen in de straat of ze willen helpen bij het verspreiden van de cadeaus. Opapiet deelt zakken cadeaus uit per straat en school, na een uurtje waren alle cadeauzakken op weg naar het juiste kind.
Vertel dat Sinterklaas en Opapiet juichen van blijdschap.
Eindfeest.
Vertel en coach: De robots, clowns en de kinderen komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje.
Zet hier eventueel een muziekje bij op en laat de kinderen even vrij bewegen. Laat iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, en vertel dat Sinterklaas en Opapiet terugkijken op een spannend avontuur met een goed einde.
Einde.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo: Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Ga maar vliegen ’.
Maar zo:
Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Doe je vliegbril op, pak de bezem uit de kast, stijg maar op, zwaai naar de dieren in het bos, kijk uit een vogel… ’ enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.
Middelbare Musical
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie waarin ze naar eigen inzicht zang en dans verwerken en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het spelplezier wordt verhoogt wanneer je een uptempo muziekje regelt waarop gedanst kan worden (niet langer dan 25 sec). Het kan ook zonder, maar het is wel een tip.
Print les + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel ook dat jullie in deze les een minimusical in elkaar gaan draaien.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. In musicals worden relatief normale bewegingen uitvergroot en gedanst. Dat gaan we ook doen.
Geef hiervan een voorbeeld. Zeg dat je een kantinemedewerker bent die broodjes smeert, vergroot de bewegingen ritmisch uit tot dans.
Spelopdrachten: iets op het schoolbord schrijven, het schoolplein vegen, eten in de pauze, voetballen in de gymles.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Tip: wanneer je een muziekje hebt, draai dat tijdens deze warming up.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. In musicals beginnen spelers soms onverwacht met zingen en voeren zo hele gesprekken met elkaar. Dat gaan we ook proberen.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij bent de leerkracht, het kind is brugklasser en krijgt een rondleiding door de middelbare school. Stel je aan elkaar voor, jullie spelen alles zingend en met grote gebaren.
A je bent een kind, B je bent een meester of juf die A streng toespreekt omdat die (weer) te laat komt.
A je bent de conciërge, B je bent een leerling die zich komt melden voor de corvee (straf).
A je bent een kind die iets wil eten, B je bent de kantinemedewerker.
A je bent de leraar wiskunde of Frans, B je bent een leerling die er niets van snapt.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Ouders die hun kinderen voor het eerst naar de middelbare school sturen zijn vaak bang dat er van alles en nog wat fout gaat. Die angsten zijn natuurlijk overbodig maar het is wel leuk om er een minimusical over te maken. Dat betekent dat je het actiemoment dansend gaat doen (laat eventueel het muziekje horen als je dat hebt) en in ieder geval één gesprekje zingend zoals we dat net hebben geoefend. Je krijgt een opdrachtblad met de angst en een voorstel voor een verhaalopbouw, maar daar mogen jullie van afwijken.
Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan, met name de zangtip. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Musicalleven!
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie waarin ze naar eigen inzicht zang en dans verwerken en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het spelplezier wordt verhoogt wanneer je een uptempo muziekje regelt voor de actiemomenten van de presentaties . Het kan ook zonder, maar het is wel een tip.
Print les + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel ook dat jullie in deze les een minimusical in elkaar gaan draaien.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. In musicals worden relatief normale bewegingen uitvergroot en gedanst. Dat gaan we ook doen.
Geef hiervan een voorbeeld. Zeg dat je Harry Potter bent en dans/vecht met je toverstok.
Spelopdrachten:*
Spiderman en je danst door de lucht.
Billy Elliot en je danst boksend.
Mees Kees en je danst al lesgevend.
Hunger Games: je danst kruisboogschietend en ontwijkend.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
* verzin opdrachten uit actuele boeken en films of gebruik deze.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. In musicals beginnen spelers soms onverwacht met zingen en voeren zo hele gesprekken met elkaar. Dat gaan we ook proberen.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij bent een bioscoopbezoeker en bestelt popcorn en frisdrank bij het kind, jullie rekenen af. Gebruik overdreven grote gebaren en articuleer je zang.
A je bent Roodkapje, B je bent de Wolf: jullie ontmoeten elkaar in het bos.
A je bent Willie Wonka, B je bent Sjakie die een rondleiding krijgt.
A is Jip, B is Janneke: jullie gaan de hond uitlaten.
Vraag aan de kinderen een duo uit een boek en daarna een film die op deze manier kunnen praten/zingen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Hoe zou ‘Harry Potter, the musical’ eruit zien? Of ‘Briefgeheim, de musical’? ‘Jip en Janneke, de musical’? Jullie kiezen straks een bestaand verhaal uit een boek of film, en bepalen een moment dat jullie gaan omtoveren tot een minimusical. Dat betekent dat je het actiemoment dansend gaat doen (laat eventueel het muziekje horen als je dat hebt) en in ieder geval één gesprekje zingend zoals we dat net hebben geoefend.
Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan, met name de zangtip. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welke film of welk boek gaat deze minimusical?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Sportmusical
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over sport waarin ze naar eigen inzicht zang en dans verwerken en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het spelplezier wordt verhoogt wanneer je een muziekje regelt waar tijdens de sportwedstrijd op kan worden gedanst (niet langer dan 25 seconden). Het kan ook zonder maar het is wel een tip.
Opmerking:
Print les + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel ook dat jullie in deze les een minimusical in elkaar gaan draaien.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. In musicals worden relatief normale bewegingen uitvergroot en gedanst. Dat gaan we ook doen maar dan met sport.
Geef hiervan een voorbeeld. Dans als een bokser en voeg daar fijne discogebaren aan toe
Spelopdrachten: voetbaldans, tennisdans, schermdans, volleybaldans.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. In musicals beginnen spelers soms onverwacht met zingen en voeren zo hele gesprekken met elkaar. Dat gaan we ook proberen.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij bent de postbode, het kind krijgt een pakketje met nieuwe sportschoenen en maakt hem open, jullie spelen alles zingend en met grote gebaren.
A je bent een voetballer, B je bent de coach die A vertelt dat hij niet meer wordt opgesteld.
A je bent coach, B je bent een gewichtheffer die door de coach wordt aangemoedigd. Je zingt terug.
A en B, jullie zijn darters die naar elkaars worpen kijken.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een sport toegewezen waar jullie een minimusical van gaan maken. Er staat een rolverdeling en een voorstel voor een verhaal op de opdrachtkaart. Je mag daar van afwijken, het is bedoeld als suggestie.
Opdrachten: boksen, voetbal, zwemmen, marathonlopen, paardrijsport.
Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan, met name aan de zangtip. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat was het pobleem in deze minimusical?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

