Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Bikkel en Storm

  • 09/09/2018
  • Holger
  • · Groep 1

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: twee hoofddeksels, één voor Bikkel en één voor Storm.

Print de lesopzet

Tip: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: Bikkel en Storm hoeven niet per se jongetjes te zijn, het kunnen ook een jongen en een meisje zijn of twee meisjes.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvraag: hoe/wat speel je op het gras?
Suggesties: spelen met de bal, vliegeren, opblaasbadje…

Spelvraag: hoe/wat speel je op het schoolplein?
Suggesties: fietsen, tikkertje, springtouwen…

Spelvraag: hoe/wat speel je binnen?
Suggesties: verstoppertje, tekenen, knutselen…

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen als Bikkel en Storm en geef ze de hoofddeksels.

• Vertel dat Bikkel en Storm twee hele drukke onhandige kindjes zijn. Zo druk en onhandig dat niemand eigenlijk hun vriendje wil zijn. Vertel ook dat de ouders van Bikkel en Storm gaan kamperen zodat ze andere kinderen kunnen ontmoeten en vriendjes kunnen maken.

Locatie 1: de camping

Vertel dat er kinderen op een grasveld aan het spelen zijn, het zijn vrienden en ze spelen heel lief.

Spelvraag: hoe/wat speel je op de camping?

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in heft en naar hun eigen tent gaat (laat ze op de bank zitten).

Vertel dat Bikkel en Storm geen idee hebben wat ze verkeerd hebben gedaan, vertel dat ze verdrietig zijn dat ze nog steeds geen vriendjes hebben.

Vertel dat ook de vakantie voorbij is en Bikkel en Storm weer naar school moeten (zet ze even apart, de groep komt weer in het lokaal).

Locatie 2: op school

Spelvraag: hoe/wat speel je op school? (kies in de klas of schoolplein)

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in heeft en naar hun eigen plekje in het klaslokaal gaat (laat ze op de bank zitten).

Vertel dat Bikkel en Storm geen idee hebben wat ze nou weer verkeerd hebben gedaan, vertel dat ze verdrietig zijn dat ze nog steeds geen vriendjes hebben.

Vertel dat ze zijn uitgenodigd op een verjaardagsfeestje.

Locatie 3: op een verjaardag

Spelvraag: hoe/wat speel je op een verjaardag?

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in had en naar hun eigen huis gaan (laat ze op de bank zitten).

Ontknoping: Vertel met dialogen.
Bikkel en Storm keken om zich heen. Waren ze nou alweer met z’n tweeën? Wou niemand dan hun vriend zijn? Ze keken elkaar aan en er rolden dikke tranen over hun wangen.

Totdat er iemand langskwam: het was een campingkind die iets wou uitleggen (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met de camping te maken heeft. Laat het campingkind met Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).
Maar er kwam nog iemand langs: iemand van school! (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met school te maken heeft. Laat het schoolkind met het campingkind en Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).
Toen dat heel goed ging kwam ook nog een verjaardagskind op bezoek. (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met de verjaardag te maken heeft. Laat het verjaardagskind met de andere twee en Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).

Zet ter afsluiting een muziekje op en vertel dat alle kinderen nu wouden spelen. Laat ze even vrij spelen en bewegen.

Vertel dat alle kinderen moe zijn en op de grond gaan zitten, vertel dat Bikkel en Storm nog lang en gelukkig leven en veel vriendjes hebben.

Einde.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Biografie met acteerspel

  • 22/05/2018
  • Holger
  • · Uncategorized

    Naam hoofdpersoon (bijv Rembrandt)

    Benodigdheden (Hoofddeksel voor je hoofdpersoon, spullen):

    Het tijdvak waarin je hoofdpersoon heeft geleefd:

    Vier werkwoorden uit het tijdvak:

    Een beroep uit het tijdvak (niet dat van de hoofdpersoon)

    Een los werkwoord uit het tijdvak:

    Familielid A van de hoofdpersoon:

    Familielid A van de hoofdpersoon:

    Beschrijf 5 fragmenten uit het leven van je hoofdpersoon zo dat je kinderen begrijpen wat je bedoelt.

    Fragment 1 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv uit de jeugd)

    Fragment 2 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv hoe diegene is begonnen met waar hij bekend om is geworden)

    Fragment 3 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv volwassen worden, gezin enz)

    Fragment 4 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv iets heftigs, een gebeurtenis)

    Fragment 5 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv de laatste fase van zijn/haar leven)

    DramaLand Inloggen

    de Koningin draait de rollen om! (omdraaidrama)

    • 01/05/2018
    • Holger
    • · Uncategorized

    Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speel je een rol.

    Tips voor teacher in role »

    Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
    A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
    B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
    C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

    Benodigdheden: een kroon voor jou, een mat als boot.
    Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

    Print de lesopzet juffenversie.
    Print de lesopzet meesterversie.

    Warming up:
    De kinderen staan verspreid door het lokaal.
    Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen en daar komen de volgende dingen in voor: boeren, vissers en bakkers.

    Spelvraag 1: Wat doen boeren? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: tractor rijden, zaaien, kippen voeren, koeien melken.

    Spelvraag 2: Wat doen vissers? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: boot besturen, vissen, netten naaien, boot schrobben.

    Spelvraag 3: Wat doen bakkers? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: kneden, roeren, bakken, proeven.

    De start: De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond.
    Vertel dat koningin Lisa zich verveelt. Vertel ook dat ze uit het raam kijkt en de vissers ziet.
    Doe de kroon op en spreek de kinderen aan alsof ze op de boot bezig zijn. Laat de kinderen je dingen leren. Neem afscheid en ga weer naar je kasteel.

    Vertel dat zij de volgende dag weer niks te doen heeft.
    Zet je kroon op en speel dat je zuchtend naar buiten kijkt, en de boeren bezig ziet. Ga naar ze toe gaat en zeg dat je ook iets boerigs wil doen. Laat de kinderen je dingen leren, neem afscheid en ga weer naar je kasteel.

    Speel dat je een topidee hebt: de volgende dag ga je het volk een dagje koningin maken, en wil jij een dagje volk zijn. Speel dat je op het balkon de mededeling gaat doen, vertel het volk dat zij een dagje koningin zijn en dat jij lekker volkdingen wil gaan doen.

    De Boeren:
    Vraag aan de boeren wat ze het leukste vinden om te doen nu ze koningen en koninginnen zijn. Kies daar één idee van uit en laat dat klassikaal uitbeelden. Laat ze dan op handen en voeten als koeien lopen en zet je kroon op. Ga als koningin ertussen en verzorg ze.
    Doe de kroon af en vertel dat de koningin het hek niet goed dicht heeft gedaan en dat de koeien zo de stad in lopen.

    De Bakkers.
    Vraag aan de bakkers wat ze het leukste vinden om te doen nu ze koningen en koninginnen zijn. Kies daar één idee van uit en beeld dat uit. Vertel dat de bakkers nu geen brood meer willen bakken omdat ze de koningin zijn.

    Vertellen.
    Laat de kinderen op de bank zitten. Vertel dat de bakkers geen brood hebben gemaakt en dat de kinderen in de stad vinden dat ze prinsen en prinsessen zijn. Dat ze daarom alleen snoep en koek willen eten. Vertel wat de ouders en leraren daarvan vinden.

    Laat de kinderen naast elkaar scheppen.

    De Vissers.
    De vissers zijn bezig om de dijk kapot te maken, ze willen de stad vol laten lopen met water zodat de vis door de stad kan zwemmen en dan kan iedereen z’n eigen vis vangen. Dan kunnen zij rustig koningin zijn. Ze scheppen en scheppen.

    Laat iedereen weer op handen en voeten als koeien door de stad lopen.
    Zet je kroon op en ga op een mat zitten vissen

    De koningin zit ondertussen op een vissersboot. Doe de kroon af en vertel dat de dijken doorbreken en dat de koningin in zijn boot de stad in drijft.

    Vertel dat de koeien zwemmen, de kinderen gillen om snoep, de ouders en leraren boos zijn, en de boeren en bakkers ruzie maken om wie in het kasteel mag wonen. Dan is de koningin er klaar mee.

    Laat de kinderen bepalen hoe het moet aflopen en beeld dat uit.

    Of:

    Vertel als koningin dat zij weer de koningin zal zijn maar dat ze iedere week met het volk mee zal werken zodat ze zich niet zo verveelt.

    Einde.

    Grietje en Hans (omdraaidrama)

    • 01/05/2018
    • Holger
    • · Groep 1

    Werkvorm: werken met prenten.
    Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld. Zet stoelen of banken in een u-vorm.

    Advies werken met prenten »

    Wanneer jij een prent laat zien zitten de kinderen waar ze zijn, verspreid in het lokaal. Dit voorkomt overbodig lopen naar stoelen of banken.


    Benodigdheden: pet voor vader, heksenhoed.
    Print de lesopzet inclusief prenten.
    Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

    Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal.
    Inleiding: Deze les gaat over het sprookje Hans en Grietje, maar vandaag draaien we dingen uit het sprookje om.

    Spelvragen: (laat een paar ideeën klassikaal uitbeelden)
    Als de heks in het verhaal lief is, wat voor lieve dingen kan ze dan doen?
    Als Hans en Grietje in het verhaal niet lief zijn, wat voor vervelende dingen kunnen ze dan doen?

    Alle kinderen zitten aan de kant, kies één kind uit en laat hem de vader spelen.

    Prent 1:
    Vertellen: Er was eens een vader, hij had veel kinderen. De meisjes noemde hij Grietje en de jongens Hans. Maar het waren geen lieve kinderen, vader moest de hele dag werken in huis.

    Laat een van de kinderen aan de kant vader een huishoudelijke opdracht geven, op een onvriendelijke manier. Laat vader dat uitbeelden.

    Vertellen: De Grietjes en Hansen deden alleen maar leuke dingen.

    Spelvraag: Welke leuke dingen deden de vervelende zoal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

    De kinderen zitten waar ze zijn, het kind dat vader speelt mag z’n hoed tijdelijk inleveren zodat hij kan meedoen met de rest.

    Vertellen: vertel dat de Grietjes en Hansen hun vader willen achterlaten in het bos. Ze nemen hem mee naar het bos en zeggen dat hij daar op hen moet wachten, dan rennen ze het bos in.

    Prent 2:
    Vertellen: Maar verdwalen! Steeds willen dieren uit het bos hen helpen, maar ze sturen ze steeds weg.
    Spelvraag: Welke lieve dieren zijn er in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen, en laat ze verdrietig kijken als twee Grietjes en Hansen BOEH! roepen).

    Vertellen: vertel dat de Grietjes en Hansen een prachtig snoephuisje zien, maar…

    Geef één kind de heksenhoed

    Prent 3:
    Vertellen en laten uitbeelden: Dat ze die helemaal opeten omdat ze met zo veel zijn! Het hele dak van koek ging eraan en de muren van chocola verdween in de monden van de vervelende kinderen.
    Alle kinderen zitten aan de kant, het heksenkind komt naar voren en beeldt uit wat jij vertelt.

    Vertellen: De heks vond het verschrikkelijk, haar mooie huisje was stuk. Maar de Grietjes en Hansen hadden geen spijt. Ze lieten haar werken (een kind van de kant geeft een opdracht) en de arme heks moest alleen maar eten toveren (een kind van de kant geeft een opdracht).

    Ondertussen deden zij alleen maar leuke dingen in het bos.

    Spelvraag: welke leuke dingen doen de Grietjes en Hansen in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

    De heks levert haar heksenhoed weer in, de kinderen gaan zitten waar ze zijn.

    Vertellen: vertel dat de kinderen het liefst de heks zouden willen opeten. Maar ze vonden haar wat te dun om op te eten.

    Prent 4:
    Vertellen: En daarom bakten ze taarten voor haar! Ze hadden daar wel veel spullen voor nodig, maar hoe komen ze daar aan?

    Spelvraag: Welke spullen heb je nodig om taarten en koekjes te bakken en hoe komen ze daar aan?
    Suggesties: melk (melken), eieren (eieren rapen), meel (uit de molen), suiker (van de suikerbiet).

    Spelvraag: Hoe bak je taarten en koekjes?

    Alle kinderen zitten aan de kant, het kind dat de heks speelt doet haar heksenhoed weer op.

    Vertellen en tegelijkertijd uitbeelden: vertel dat de heks de oven moet aansteken om meer taarten te bakken. De heks sleept met het hout en verzint een plannetje. Ze maakt een vuurtje (laat de heks blazen en vuur maken) en roept dan: Oh nee! Hans is er in gevallen! (laat het kind dat roepen).

    Vertel dat alle Grietjes en Hansen gaan staan (laat ze op de bank staan) en in de oven springen om hun broertje te redden (laat ze van de bank af springen en daarna gaan zitten).

    Vertellen: vertel dat de heks de oven dicht doet en ze nooit meer last had van de gemene Grietjes en Hansen. En dat net op dat moment heel veel lieve bosdieren in het verhaal komen.

    Spelvraag: welke lieve bosdieren zijn er? (kies er één uit en laat die kort klassikaal uitbeelden, laat de kinderen dan op de grond zitten waar ze zijn). En wie hebben ze meegebracht?

    Geef het kind dat vader speelt de vader-pet.

    Prent 5:
    Vertellen: Inderdaad, die arme vader was nog steeds verdwaald! De heks vertelde het hele verhaal en vader was super blij met dat verhaal én met de heks…

    Afsluiting:
    Vertellen: ze hadden een klein feestje met de dieren (laat iedereen vrolijk dansen) met muziek en taart en koekjes.

    En Vader en de Heks leefden…. Inderdaad.

    Einde.

    Wat is een spelvraag? »

    Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

    Dus niet zo:
    Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
    Kind antwoordt: ‘De markt’.
    Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

    Maar zo:
    Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
    Kind antwoordt: ‘De markt’.
    Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

    Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

    Ik laat m’n mens uit! (omdraaidrama)

    • 30/04/2018
    • Holger
    • · Groep 3

    Werkvorm(en): jabbertalk / acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een omdraaiverhaal over mens en dier en presenteren dat aan elkaar.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up tweetallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten maar alleen in dierentaal dus niet met woorden maar met bijpassende dierengeluiden.

    Jullie zijn twee vogels, bespreek in vogeltaal wat jullie willen eten en ga daarnaar op zoek.
    Jullie zijn twee honden die zin hebben om te spelen. Spreek met elkaar af in hondentaal en ga spelen.
    Jullie zijn twee katten, jullie zijn een speeltje kwijt. Bespreek in kattentaal waar jullie die het laatst hebben gezien en ga op zoek.

    De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

    Warming up viertallen.
    De groep zit in viertallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie tweetal A is en wie tweetal B.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere viertallen. Het ene tweetal is steeds een dier, het andere tweetal is steeds mens.

    1: Tweetal a zijn cavia’s, tweetal b zijn mensen. Mensen, jullie doen de cavia’s in hun hok en aaien ze, geven ze te eten enzovoorts.
    2: Nu wordt het echt leuk want nu draaien we om maar blijven we dezelfde rollen. De Cavia’s hebben mensen als huisdier, stoppen ze in hun hok, geven ze te eten enzovoorts.
    3: Tweetal a zijn mensen, tweetal b zijn parkietjes. Mensen, jullie maken het hok schoon, laten de parkietjes kunstjes doen, geven ze te eten enzovoorts.
    4: Nu wordt het echt leuk want nu draaien we om maar blijven we dezelfde rollen. De parkietjes hebben mensen als huisdier, maken het hok schoon, laten de mensen kunstjes doen, geven ze te eten enzovoorts.

    De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een mens/dier situatie om te draaien. Jullie situatie staat op de opdracht. Let op: de dieren moeten in dierentaal praten, de mensen mogen wel iets zeggen maar het gaat om de dieren.

    Opdrachten: in het circus, in een dierenwinkel, in het park, paardrijden, in de dierentuin.

    Rolverdeling:
    Maak maximaal vijf werkgroepen en loop langs. Wijs ze aan en verdeel ze in mens en dier (aanwijzen en ‘mens, dier, mens, dier…’). Geef ze daarna pas de opdrachtkaart.

    Geef ze een ongeveer 8 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

     

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

    Monster vs Mens (omdraaidrama)

    • 29/04/2018
    • Holger
    • · Groep 6

    Werkvorm(en): acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarin de begrippen monster en mens zijn omgedraaid en presenteren dat aan elkaar.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up klassikaal.
    De groep staat verspreid in het lokaal.
    Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je speelt een monster in de monsterwereld.

    Spelopdrachten: je laat je draak uit, je haalt je arm eraf en gaat ermee tennissen, je zingt een kinderliedje met een monsterstem, je hoort een mens zingen en houdt je monsteroren dicht.

    Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

    Warming up viertallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere viertallen. Je moet er bij praten. Bepaal wie tweetal a is en wie tweetal b.
    Van één tweetal is één de verteller, die vertelt over mensen (het andere tweetal). Het mensentweetal voert uit wat de monsterverteller vertelt, het andere monster wordt er bang van.

    Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in aan de slag gaan. Kies drie kinderen uit, twee daarvan zijn mensen die uitbeelden wat jij vertelt. Het derde kind is net als jij een monster, die speelt dat hij bang wordt van je verhaal.
    Vertel dat mensen ’s ochtends wakker worden en een boterham met kaas eten, knuffelen met hun huisdier, tikkertje spelen enz. Vertel het als een griezelverhaal zodat het monsterkind naast je goed kan spelen dat hij er bang van wordt.

    De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: In de Monsterwereld is er niets griezeliger dan mensen (vooral kinderen, brr). Wat als de dingen die wij heel gewoon vinden akelig eng zijn voor monsters? Voetballen smerig, een boterham met kaas eten angstaanjagend, iemand een hand geven te eng om naar te kijken? Jullie maken een verhaal waarin je de begrippen mens en monster omdraait.

    Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

     

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

    Opsiekopsie! (omdraaidrama)

    • 29/04/2018
    • Holger
    • · Groep 5

    Werkvorm(en): acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarin twee begrippen zijn omgedraaid en presenteren dat aan elkaar.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up klassikaal.
    De groep staat verspreid in het lokaal.
    Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Alles is omgedraaid vandaag.

    Spelopdrachten: je valt op je knie en je moet lachen, je eet een broodje poep en je vindt het heerlijk, je kriebelt onder je arm en dat doet pijn, je speelt met een puppy en dat vind je stom.

    Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

    Warming up tweetallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

    A is de dokter, B de patiënt. Patiënt je helpt de dokter.
    A is de bediende, B de koning(in). Koning(in) je moet doen wat de bediende zegt.
    A is de hond, B de mens. Hond, je laat de mens uit.
    A je bent de leerkracht, B het kind. Kind je vertelt de leerkracht dat hij beter zijn best moet doen.

    De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: Als zoet zout was, leuk stom en jong oud: dan zag de wereld er toch echt anders uit. Vandaag draaien we de boel een flink om. Jullie krijgen zo in werkgroepen een plek én iets om om te draaien in jullie verhaal. Als dat omdraaien goed gaat mag je ook de extra opdracht doen, dan draai je twee dingen om.

    Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

    Unhappy end! (omdraaidrama)

    • 29/04/2018
    • Holger
    • · Groep 7

    Werkvorm(en): acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een unhappy end aan een bestaand sprookje en presenteren dat aan elkaar.
    Benodigdheden: eventueel wat hoofddeksels.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up klassikaal.
    De groep staat verspreid in het lokaal.
    Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

    Spelopdrachten: je eet een vergiftigde appel en blijft liggen, je zit in de buik van een wolf, je loopt voor altijd op één schoen, je bent een jager en je zoekt dekking omdat een konijntje terugschiet.

    Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

    Warming up tweetallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. Je verzint een sprookjesduo dat elkaar ontmoet maar het gesprek moet totaal anders verlopen dan in het sprookje.

    Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Een kind speelt de Wolf, jij Roodkapje. Vraag waar hij naartoe gaat en probeer hem op te eten. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een unhappy end te maken aan een bestaand sprookje. Een keer niet eindigend in een bruiloft of zoenscène maar zo unhappy mogelijk eindigen.

    Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

    Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

    Wij de baas (omdraaidrama)

    • 28/04/2018
    • Holger
    • · Groep 8

    Werkvorm(en): acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarbij de kinderen de macht hebben en presenteren dat aan elkaar.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up tweetallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
    Instructie: Stel je voor de wereld zou omgedraaid zijn: de kinderen hebben de macht en de volwassenen moeten naar jullie luisteren. Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

    A je bent een volwassene, b een kind. De volwassene wordt betrapt bij het stiekem pakken van een snoepje.
    B je bent een volwassene, a een kind. De volwassene wil graag meer zakgeld.
    A je bent een volwassene, b een kind. Het kind is ingehuurd als oppas omdat de andere kinderen naar de bioscoop gaan.
    B je bent een volwassene, a een kind. De volwassene wil graag volwassenenvoedsel eten en onderhandelt met het kind.

    De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

    Warming up viertallen.
    De groep zit in viertallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie tweetal A is en wie tweetal B.
    Instructie: Een viertal bestaat steeds uit kinderen, het andere viertal uit volwassenen. Verzin zelf je situaties.

    De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om de macht om te draaien: kinderen hebben nog steeds de macht en de volwassenen hebben weinig te vertellen. Op je opdrachtkaart staat het onderwerp waar je team over gaat spelen.

    Opdrachten: school, het gezin, het nieuws, de macht in Nederland, de dierentuin.

    Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

    De held is de slechterik!

    • 28/04/2018
    • Holger
    • · Groep 4

    Werkvorm(en): acteerspel.
    Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarbij bestaande sprookjesfiguren zijn veranderd en presenteren dat aan elkaar.
    Duur: ongeveer 50 minuten.
    Opmerking: omdat hier slechteriken en goeieriken in voorkomen is een pictogram (niet stoeien/vechten) toegevoegd als extra aanwijzing.
    Print les + opdrachtkaarten

    Inleiding.
    De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

    Warming up klassikaal.
    De groep staat verspreid in het lokaal.
    Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

    Spelopdrachten: je bent een wolf en je plukt bloemen, je bent een heks en je speelt met je hondje, je bent een prins(es) en je bent aan het toveren, je bent de koning(in) en je blaast een huisje omver.

    Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

    Warming up tweetallen.
    De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
    Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

    A is Roodkapje, B de Wolf: Roodkapje je probeert erachter te komen wat de wolf gaat doen (‘Waar ga je heen, zo alleen?’).
    A is de Heks, B Hans of Grietje en je eet het snoephuisje op, de Heks kan er niks aan doen en heeft geen huis meer.

    De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

    De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

    Kern.
    De groep zit in hoefijzeropstelling.
    Instructie: Stel je voor Roodkapje is een slechterik en eet de wolf op, daar krijg je een heel ander verhaal van. Jullie trekken straks in teams een kaartje met een symbool (laat het instructievel met de emojis zien en bespreek die). De goede figuren zijn in deze les sprookjesfiguren die normaal de slechterik zijn, de slechte figuren zijn figuren die normaal goed zijn en dan zijn er nog helpers (de nadenkers) die mogen kiezen of ze de goede of de slechte figuren helpen.
    Let op! (laat het niet stoeien/vechten symbool zien) als de slechterik wordt overmeesterd moet dat snel gebeuren: geen lange stoeisessies in de presentaties.

    Bespreek kort de gang van zaken: jij komt met de kaartjes bij de teams die trekken ze, ze mogen eventueel onderling ruilen. Maak maximaal vijf werkgroepen en laat de strookjes met rollen trekken. Als dat is gebeurd doe het volgende klassikaal.

    Instructie 2: Slechteriken ga bij elkaar staan, de helpers in het midden en de goede figuren bij elkaar ernaast. Bespreek: wat willen de goede figuren, hoe gaan de slechte figuren dat dwarsbomen, helpers: wie gaan jullie helpen, hoe loopt het af?

    Toelichting: Door dit te coachen breng je structuur in hun overleg.

    Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

     

    Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

    Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
    We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

    Welke pictogrammen passen bij deze les?
    Denk aan je mimiek
    Ga niet voor elkaar staan
    Niet door elkaar praten.
    Niet met je rug naar het publiek toe staan.
    Speel met gebaren.
    Speel vanuit lichaamshouding.
    Speel in het midden van het spelvlak.
    Spreek verstaanbaar.
    Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

    Nabespreken van een presentatie bij drama »

    Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
    1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
    2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
    3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

    Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

    Wil je iets kwijt over deze les?
    Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
    Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

    Page 4 of 61« 1 2 3 4 5 6 … 61 »

    Dramaland

    • Twitter
    • Facebook

    Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress