Actie-oma!

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie naar aanleiding van een veel voorkomende script structuur en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: werkbladen en voor iedere werkgroep en pen. Basis hoofddeksels zouden goed van pas kunnen komen.
Tip: vraag om actiemomenten in slow-motion uit te voeren.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
Doe ochtendgymnastiek als een atleet/ doe ochtendgymnastiek als een bejaarde
Doe een vreugdedansje als een kind/ doe een vreugdedansje als een bejaarde
Eet een appel als een kind/ eet een appel als een bejaarde

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: wie niet jong is…
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. Jullie zijn twee bejaarden en moeten de oplossing voor een probleem vinden

• Jullie lopen over straat en zien dat een jong katje niet meer uit een boom naar beneden durft te klimmen.
• Jullie zien twee overvallers maar zijn niet meer sterk genoeg om ze te stoppen.
• Jullie dreigen de bus te missen maar kunnen niet meer hard rennen.
• Jullie moeten naar de andere kant van de sloot maar zijn te oud om te springen.

De tweetallen voeren de opdrachten stuk voor stuk uit, na iedere opdracht wachten ze tot je de volgende geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken naar aanleiding van een verhaalopbouw die erg vaak in actiefilms wordt gebruikt. Alleen nemen we nu niet een ex-politieman, lijfwacht of huursoldaat als hoofdpersoon maar een oma (of opa). Dat wil dus niet zeggen dat er automatisch een actiescene in voor hoeft te komen, dat mogen jullie zelf weten.

Bespreek kort de aandachtspunten die op de werkbladen staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de werkbladen en pennen uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Opa’s geheime identiteit

Werkvorm(en): vertelpantomime.
Vertelpantomime: één speler vertelt een verhaal, de rest beeldt synchroon aan dat verhaal uit zonder daarbij geluid te maken.
Activiteit: de kinderen verzinnen een mysterieus vertelpantomime en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: hoofddeksels (kroon, petjes) en eventueel eenvoudige attributen. Werkbladen en voor iedere werkgroep een pen. Een boekje dat als dagboek dienst kan doen.
Opmerking: deze les duurt 45-60 minuten.
Print lesopzet

Warming up klassikaal individueel:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik vertel een verhaal, speel dat gelijk mee zonder contact te maken met een klasgenoot.

Je vertelt nu improviserend het volgende.
Fase 1: vertel over opstaan: wakker worden, uitrekken, ontbijten enzovoorts. Eindig op de fiets naar school.
Fase 2: vertel dat het schoolkind onderweg hulpgeroep hoort, afstapt, verandert in een superheld: SuperKid!
Fase 3: vertel dat een meneer in paniek staat te gillen: zijn hondje dreigt te verdrinken. Vertel hoe SuperKid het hondje redt en teruggeeft.
Fase 4: vertel dat het schoolkind terugverandert en doorfietst naar school.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: A, je gaat zo een verhaal vertellen en B gaat dat synchroon (gelijktijdig dus) uitbeelden aan wat jij vertelt. Twee aandachtspunten:
1: je vertelt de gedachtes ook.
2: je vertelt met geluiden.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies een kind en vertel een bekend verhaal vanuit één perspectief. Bijvoorbeeld:

Fase 1: vertel dat Wolf in zijn koelkast kijkt en niks te eten heeft, hij gaat op jacht.
Fase 2: vertel dat hij aanklopt bij oma en haar opeet.
Fase 3: vertel dat hij oma’s jurk past en op bed in slaap valt (snurk).

De kinderen gaan in tweetallen staan en wachten op de opdracht.
Opdracht 1: vertel ‘Een dag uit het leven van Super0ma/opa!’: wat denkt en doet hij/zij zoal de hele dag? Laat dingen fout gaan enzovoorts.
Wissel van verteller en speler.
Opdracht 2: vertel ‘Wat opa/oma doet als iedereen slaapt’: in de ochtend ligt hij/zij rustig in bed, wat niemand weet is wat opa/oma ’s nachts allemaal uithaalt.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een vertelpantomime te maken. Opa praat nooit over vroeger, niemand weet precies wat hij vroeger deed. Totdat zijn kleinkind op zolder een dagboek vindt van heel lang geleden. Uit de tijd dat opa nog werkte voor… de koningin.

Jullie maken een vertelpantomime met dit gegeven, de verteller speelt het kleinkind dat hardop leest. In jullie vertelpantomime wordt het mysterie van opa opgehelderd, en natuurlijk mogen jullie ook een oma centraal stellen. Je krijgt een werkblad en een pen om korte steekwoorden op te schrijven. We hebben straks één setje hoofddeksels waar we allemaal gebruik van maken.

Bespreek kort de aandachtspunten op de werkbladen. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de werkbladen en een pen uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, let op dat ze niet te lang schrijven en praten. Applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Jip & Jet en de snelle kinderen

Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open… B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal. C: vertel met dialogen (spreekteksten). D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: vier hoofddeksels en eventueel een vrolijk eindmuziekje.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Print lesopzet

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Voorbeelden van spelvragen:
Wat doen opa’s en oma’s buiten in het park? (suggesties: wandelen met wandelstokken, eendjes voeren)
Wat doen sportieve kinderen in het park? (suggesties: balspellen, rennen)
Wat voor spelletjes spelen opa’s en oma’s? (suggesties: kaarten, bordspellen)
Wat voor spelletjes spelen kinderen? (suggesties: tikkertje, verstoppertje)

Laat klassikaal wat antwoorden uitbeelden. Iedereen gaat zitten op de banken.

De start.
Kies een tweetal uit als bejaarden Jip en Jet. Geef ze de hoofddeksels. Kies een tweetal uit als Pien en Peter. Geef ze de hoofddeksels.

Tip: laat je kinderen zelf bepalen hoe de hoofdpersonen heten, in de lesopzet noemen we ze zoals hierboven staat beschreven.
Vertel over het probleem en vertel met dialogen (spreektekst), het tweetal beeldt het gelijktijdig aan je vertelling uit:

Jip en Jet schuifelen rustig door het park en worden bijna omver gelopen door de twee kinderen. Vertel dat de kinderen moeten lachen omdat de twee bejaarden zo langzaam zijn. Vertel dat Jip en Jet zeggen dat ze alsnog sneller aan de andere kant van het park kunnen zijn dan zij. Ze gaan een wedstrijd houden.

Ze gaan op een rij staan: klaar voor de start? AF! Pien en Peter rennen weg, Jip en Jet schuifelen rustig richting de andere kant van het park.

Rolgroep 1: de sporters op het veld.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: welke spelletjes en sporten doen mensen in een park, op het gras?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en kies daarna één sport of spel uit. Deze gaan ze nadoen. Vertel dat Pien en Peter langs rennen en zo ver voor liggen dat ze wel even willen meespelen met de sporters. Dit doen ze [laat dat dus ook uitbeelden].
Maar in de verte schuifelen Jip en Jet langzaam dichterbij. Pien en Peter gaan rustig verder, de groep gaat zitten. Vertel dat Jip en Jet, moe van de wandeling in de zon gaan zitten en wat eten en drinken. Vertel ook dat ze zeker weten dat ze gaan winnen.

Rolgroep 2: de muziekgroep in het park.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: wat voor muziekgroepen bestaan er?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en kies daarna één soort muziekgroep uit. Deze gaan ze nadoen. Vertel dat Pien en Peter langs komen rennen en zo ver voor liggen dat ze wel even willen dansen en muziekinstrumenten willen bespelen. Dit doen ze [laat dat dus ook uitbeelden].
Maar in de verte schuifelen Jip en Jet langzaam dichterbij. Pien en Peter gaan rustig verder, de muziekgroep gaat zitten. Vertel dat Jip en Jet ook graag een muziekje horen. Vertel ook dat ze zeker weten dat ze gaan winnen.

Rolgroep 3: de eettentjes bij de vijver.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om als koks. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: welke eettentjes vind je op straat en in het park?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertel dat Pien en Peter langs komen rennen en zo ver voor liggen dat ze tijd hebben om iets te eten. Ook vragen ze of ze even mee mogen koken, dat mag best [laat dat dus ook uitbeelden].
Maar in de verte schuifelen Jip en Jet langzaam dichterbij. Pien en Peter gaan rustig verder, de koks begroeten de oudjes. Vertel dat Jip en Jet ook best trek hebben. Ze krijgen iets te eten. Vertel ook dat ze zeker weten dat ze gaan winnen.

Vertel dat Pien en Peter ondertussen moe zijn van het sporten en eten en dat ze even heerlijk onder een boom gaan liggen slapen. Ze liggen toch ver vóór!

Ontknoping.
Trek een streep op de vloer.
Vertel dat Pien en Peter nog steeds liggen de slapen onder de boom, Jip en Jet komen steeds dichter bij de streep. Vertel dat Pien en Peter wakker worden en hen nog bijna bij de streep inhalen maar net te langzaam zijn: opa Jip en oma Jet hebben gewonnen.

Eindfeest.
Iedereen uit het park komt spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. Zet hier eventueel een muziekje bij op. Laat daarna iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, vertel dat Jip en Jet terugkijken op een geslaagd avontuur. Pien en Peter kunnen er wel om lachen en zullen niet meer zo raar doen tegen de bejaarden, ze feesten vrolijk mee.

Laat de tweetallen de hoofddeksels weer inleveren.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Engelse Dramales

Een Engelse dramales maken vanuit waar de kinderen in de methode zijn.
Je vult de gegevens in en drukt op verzenden. Je krijgt dan een basisopzet voor een Engelse dramales in je mailbox, deze copy-paste je in een word bestand en past hem naar je eigen wensen aan.

Let op: de verzendenknop is de grijze knop boven ‘Let op’.

casus oudergesprek invoeren

Hee hoi,
Tijd voor een experiment waar ik het met K42 over heb gehad: kunnen we onze eigen casussen aanleveren voor het trainen van oudergesprekken?
We kunnen er alleen achter komen door het te doen 🙂


LET OP: de verzend knop is de licht grijze hierboven (niet op PREV drukken)

Kerst

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal over aspecten van kerst en presenteren dat aan elkaar.
Optie a: je gebruikt de opdrachten voor de kern zoals ze staan beschreven,
Optie b: je maakt een woordspin over kerst en gebruikt de termen die jij geschikt acht voor de opdrachten in de kern.
Benodigdheden: pittenzakken.
Opmerking: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.

Print les

Kijk voor de andere kerst dramales hier

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te pakken en die te veranderen in een kaars die je aansteekt. Vertel ook dat er vandaag bij objectenspel niet gesproken wordt en koppel eventueel terug naar de pictogrammen die je voor deze les hebt uitgekozen.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

Spelopdrachten: vork waar je netjes mee et, in een boekje waar je kerstliedjes uit zingt, in een wintermuts, in lucifers waar je vuur mee maakt in een open haard, in een kop warme chocolademelk als je het zelf heel koud hebt.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: De één verandert de pittenzak in een kerstcadeautje, de ander raadt. Daarna wisselen jullie zo lang om tot ik zeg dat je mag stoppen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind naar voren en speel alsof je een cadeautje onder de kerstboom vandaan haalt, je pittenzak is bijvoorbeeld een autootje. Het kind mag raden, daarna wisselen jullie (pakt het kind een denkbeeldig cadeautje uit) en mag jij raden.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, laat ze de pittenzakken inleveren. De 5 voorwerpen liggen in het zicht.

Instructie: Bij kerst denken we vaak aan fijne dingen zoals samen zijn en gezellige dingen doen. Maar er zijn genoeg mensen die dat soort dingen niet kunnen doen. Vandaag maken jullie een verhaal in twee stappen, in de eerste stap laat je zien hoe het is wanneer mensen niet gelukkig zijn met kerst en het fijne van kerst moeten missen. In de tweede stap verandert het verhaal en komt dat fijne van kerst wel in het verhaal. Verander je pittenzakken daarvoor van betekenis.

Opdrachten: cadeautjes, samen de kerstboom opzetten, gezelligheid, denken aan de ander, eten.

Stuur erop aan dat ze eerst bespreken waar stap 2 door komt: waardoor verbetert de situatie? Maak werkgroepen en deel de opdrachten mondeling uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren. Na de presentaties krijgen de werkgroepen applaus en wordt er kort nabesproken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

de Kleur van Piet

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een fantasievol Pietenverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Vooraf: kleur de pietengezichtjes van de opdrachtkaarten.
Benodigdheden: pietenmutsen (ongeveer 5), een mijter, eventueel paardenoren.
Opmerking: Dramaland maakt deze les omdat kinderen met dit vraagstuk in aanraking komen, het is geen standpunt voor of tegen welke kleur van Piet dan ook.

Print les + opdrachtkaarten

Er is nog een Sinterklaas les (tableaus) voor groep 7: klik hier om die te bekijken

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Piet moet het avondeten bereiden:

Spelopdrachten: Piet plukt tomaten van een struik, daarna gaat hij met meel in de weer dat stuift verschrikkelijk! Hij stampt de tomaten, wat een troep! Hij doet de tomatensaus op de pizzabodem en strooit met kaas, overal zitten kaasstukjes in zijn haar, dan pakt hij een hand vol kruiden en strooit die vrolijk over de pizza.

Hij kijkt in de spiegel en moet lachen…

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. Er zijn 100 soorten Pieten, we maken er 1000 van.
A je bent een kind, B is een Piet die is ingehuurd als oppas. Het kind wil steeds van alles doen: dingen maken of klusjes bijvoorbeeld, Piet gehoorzaamd maar maakt er een zooitje van. Als Piet één klusje heeft gedaan heb je een nieuwe Piet uitgevonden en wisselen jullie van rol.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij bent een Piet, het kind geeft een klus om samen het konijnenhok te verschonen. Ren als een dolle achter het denkbeeldig konijn aan. Je hebt daarna een nieuwe Piet uitgevonden: konijnenpiet.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Het Sinterklaasjournaal staat bekend om zijn fantasierijke verhaallijnen, bijvoorbeeld over de kleur van Piet. Jullie maken ook zo’n verhaal, de kleur staat op je opdrachtkaart afgebeeld. In Sinterklaasjournaal logica spelen jullie een verhaal hoe Piet bijvoorbeeld paars is geworden.

Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Hoe komen ze er op? Sport!

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een ontstaansgeschiedenis van een sport en presenteren dat aan elkaar.

Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je kijkt een spannende wedstrijd en je ploeg scoort een punt, je kijkt een schaatswedstrijd en je favoriete sporter valt neer, je kijkt naar de uitreiking van een gouden medaille en je bent ontroerd, je kijkt naar een openingsspeech en je bent verveeld.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Materiaalpech: jullie kiezen een sport waar je materialen gebruikt en beoefenen die. Dan komt A in de problemen, B helpt hem. Daarna kiezen jullie een andere sport en komt B in de problemen. Je moet er bij praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga bijvoorbeeld samen tafeltennissen, je tafeltennisbatje breekt. Stimuleer zo het kind om je te helpen, praat bij dit voorbeeld want het gaat om acteren.
De kinderen gaan daarna staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang van probleemspeler totdat jij aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Van veel sporten is niet bekend hoe ze zijn ontstaan maar we weten dat sommigen zijn ontstaan vanuit noodzaak of zelfs per ongeluk. Vandaag gaan we zo’n verhaal verzinnen. Jullie krijgen twee categorieën sporten waaruit je mag kiezen. Je maakt een fantasierijk verhaal over hoe die sport is ontstaan.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking. Let op: aan het einde van iedere presentatie geeft het publiek gezamenlijk antwoord op de eindopmerking: Hee, dat moeten we vaker doen, en we noemen het….

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.