Vorbeeldles groep 5: Charade

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen presenteren een charade aan elkaar.
Benodigdheden: papier en pen voor iedere werkgroep, bord of A3.
Print de lesopzet inclusief werkwoordkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm een werkwoord. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A speelt dat hij een voorwerp gebruikt, B noemt een beroep dat zo’n voorwerp dagelijks nodig heeft. Daarna noemt A eventueel het beroep dat hij in zijn hoofd had en wisselen de spelers.

! Je mag het gebruik van wapens niet uitbeelden.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij speelt dat je met een schaar knipt, het kind zegt bijvoorbeeld ‘kapper’. De kinderen gaan staan en verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Schrijf een z.g. stamwoord op bord of A3 papier, het liefst een woord waar geen dubbele letters in zitten. Iedere letter van het woord is de startletter van een te spelen werkwoord. Voorbeeld:

P poetsen
A aaien
R rekenen
T trillen
I inschenken
J jojoën

‘Partij’ is hier dus het z.g. stamwoord.
Bespreek welke werkwoorden aardig zijn om uit te beelden en bespreek de betekenis van die werkwoorden. Geef wanneer jij dat nodig acht aan welk soort woorden je straks niet uitgebeeld wilt zien.
Maak groepjes en geef ieder groepje een pen en papier. De kinderen verzinnen een stamwoord met zes letters en kiezen hun werkwoorden uit.
De groepjes voeren de werkwoorden (die samen dus het z.g. stamwoord vormen) uit, het publiek noteert de werkwoorden en probeert zo het stamwoord bij elkaar te puzzelen. Ze mogen daarbij fluisteren Het uitvoeren van de werkwoorden gebeurt op ‘leesvolgorde’, het werkt het beste als steeds één kind een werkwoord uitbeeldt. Pas als alle groepjes hebben uitgevoerd worden de stamwoorden besproken.

Afsluiting:
Mime estafette. Twee helften van de groep zitten op stoelen in twee rijen tegenover elkaar, aan het hoofd van iedere rij staan twee stoelen haaks op de rijen. Op de buitenste stoelen liggen twee stapels met evenveel kaartjes, op die kaartjes staan werkwoorden. De eerste twee spelers in de rij pakken een kaartje, lezen wat er op staat, leggen hem op de andere stoel met de letters naar beneden, gaan naar hun team en mimen hun werkwoord. Als het geraden is sluiten ze achter in de rij aan, alle spelers schuiven daarvoor een plaatsje op. De tweede in de rij pakt een kaartje enz. Welk team is het eerste klaar ?
Werkwoorden bijvoorbeeld: lachen, lopen, zwaaien, slaan, tanden poetsen, sluipen, dansen, huilen, zingen, fietsen, auto rijden, paardrijden, zwemmen, timmeren, zagen, tekenen, typen, huppelen, koken, schieten, skiën, tennissen, golfen, touwtje springen, schrijven, eten, drinken, vliegen, scheppen, slapen, honkballen enzovoorts.

Voorbeeldles groep 3: Pittenzakplezier

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, en verzinnen een verhaal.
Benodigdheden: pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een stok (zie ‘opmerking’).
Opmerking: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer de voorwerp door een pittenzak te pakken en die te veranderen in bijvoorbeeld een spons die je in een denkbeeldige emmer sop doet, uitknijpt en iets schoonmaakt.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

Spelopdrachten: poets je schoenen, kam je haar, doe tandpasta op je tandenborstel, doe lippenstift op je lippen, haal gel uit een tube en smeer het in je haar…

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je telefoneert, je eet samen iets, je speelt tafeltennis, je laat elkaar speelgoed zien…

Extra: Verzin iets om samen te doen. Ga daarna naar een ander tweetal en laat om beurten aan elkaar zien wat je hebt bedacht.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een bepaalde plek of situatie zo in te studeren dat het publiek het kan raden. Daarbij verander je de pittenzakken in iets anders en je mag er niet bij praten.

Verdeel de groep in werkgroepen en geef iedere groep een opdrachtkaart. Laat ze zelfstandig ruim vijf minuten oefenen waarna ze het aan elkaar mogen presenteren. Geef iedere werkgroep applaus en bespreek het kort na.

A test

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.