Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Vrolijk kerstfeest

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een feel-good kerstverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: de resultaten van deze les kunnen zich prima lenen voor een kerstpresentatie voor publiek. Laat ze hiervoor een keer extra oefenen en eventueel iets aan aankleding doen. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Drama TV: de aflevering staat in het klassenmenu.
Klik hier voor een dramales over het klassieke kerstverhaal

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Speel bijvoorbeeld dat je door de sneeuw naar je voordeur loopt en je sleutel wil pakken. Speel dat je de sleutel kwijt bent (teleurstelling, handschoenen uit, zoeken) en vindt (blij, de deur open en de warmte in).

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen een spelsituatie te spelen waar je bij moet praten.

A is verdwaald en vraagt B om hulp, B heeft geen tijd.
B is dakloos en vraagt A om wat geld, A geeft geen geld.
A wil een vrolijk gesprekje aanknopen met B, B denkt dat hij wordt beroofd.
B ziet dat A de portemonnee laat vallen en wil die teruggeven, A denkt dat B hem iets wil aansmeren / verkopen.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelverloop. Geef ze even de tijd om het uit te spelen.

Warming up drietallen.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A, B en C is.
Instructie: Jullie krijgen een spelsituatie te spelen waar je bij moet praten.

Jullie staan ’s nachts in de kou op een treinstation, de treinen rijden niet. C en B zijn in paniek A komt op een idee om thuis te komen.
A en C staan vast met de auto in de sneeuw, B komt ze te hulp.
B staat bij de kassa (A is kassamedewerker) en je komt erachter dat je portemonnee kwijt is en dus niet kan betalen, C schiet te hulp.

De kinderen gaan staan, verzinnen zelf het spelverloop. Geef ze even de tijd om het uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een kerstverhaal met happy end te maken.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opdrachten: vermist/verdwaald op kerstavond. Er is ingebroken in het weeshuis, en er was al weinig geld. De vader of moeder van het gezin wordt ontslagen met kerst. In het dierenasiel is geen geld meer voor dierenvoer. Eén van de zwervers is erg ziek, maar er is geen geld voor een belangrijke operatie.

Spreekwoorden

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel
Activiteit: De kinderen maken een verhaal rond een spreekwoord en presenteren dat aan elkaar.
Voorbereiding: knip kaartjes A uit en zorg dat er evenveel kaartjes als kinderen zijn.
Opmerking: werk je in een klas waarin veel NT2 kinderen zitten, bedenk goed dat deze doelgroep doorgaans niet veel affiniteit met dit onderwerp heeft.
Bronvermelding: de meeste spreekwoorden met bijbehorende uitleg komen van nl.wikiquote.org.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met spreekwoorden aan de gang gaan. Vertel iets over spreekwoorden. Waar zijn ze voor, wie kent er een enzovoort.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A speelt een begrip dat hij uit een spreekwoord kent, met geluid. B raadt wat het is en noemt zo mogelijk het spreekwoord.

Doe dit een keer voor voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld een schaap, de kinderen raden het bijbehorende spreekwoord (‘Als er één schaap over de dam is volgen er meer’). De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. In verband met de werkvorm acteerspel is het van belang dat ze veel stemgeluid maken.

Warming up klassikaal.
De groep zit in hoefijzeropstelling, jij deelt kaartjes (A) uit, de kinderen mogen hun kaartje niet aan elkaar laten zien.
Instructie: Je hebt een spelopdracht, voer die uit op mijn teken en zoek de kinderen bij elkaar die dezelfde spelopdracht hebben als jijzelf. Dat wordt het groepje waar je de volgende opdracht mee gaat doen. Je moet geluid maken, maar je mag bijvoorbeeld niet roepen ‘Ik ben een paard en je mag niet in mijn mond kijken’. Je mag dus niet letterlijk roepen wat of wie je bent.

 

In principe hoef je na afloop de spreekwoorden niet te benoemen waar de spelopdrachten mee te maken hebben, dit is enkel een manier om werkgroepen te maken.

Kern.
De groep gaat in werkgroepen terug in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een bepaald spreekwoord figuurlijk om te zetten naar een geacteerd verhaal.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Afsluiting.
‘Je hebt nu de figuurlijke betekenis van het spreekwoord gespeeld. Je krijgt tien tellen de tijd om de letterlijke betekenis in te studeren. Nu mag je dus echt een schaap spelen die over de dam gaat’.
Daarna wordt het snel na elkaar opgevoerd.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Jullie spreekwoord:

Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.
Betekenis: Als twee personen ruzie hebben, kan een derde daarvan profiteren

Bron: nl.wikiquote.org.

  • Hoe kun je de betekenis van dit spreekwoord omzetten in een verhaaltje?
  • Voor wat voor soort situaties is het spreekwoord van toepassing?

 

Let op: je speelt het niet letterlijk (dus niet twee honden) maar figuurlijk (een verhaal waaruit de betekenis van het spreekwoord duidelijk wordt).
Acteerspel: spreek luid en duidelijk en speel met houding en gebaar. Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie voorkomt.

Ingesneeuwd

  • 27/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal rond sneeuwoverlast en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: het is leuk als kinderen in de kernfase mutsen en handschoenen dragen als ze hun werk presenteren. Geef je deze les in de zomer dan wordt dat uiteraard lastig.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten

Er is nog een winter dramales, klik hier om die bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je de politie aan het bellen bent omdat vervelende kinderen steeds sneeuwballen tegen je raam gooien.

Warming up 1 tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  Jullie krijgen spelopdrachten, daar moeten jullie bij praten. Voer de opdrachten uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Vergeet niet te spelen dat het koud is.

Opdrachten:
Jullie zijn twee deftige mensen waarvan er één vastzit in de sneeuw.
Jullie zijn twee Eskimo’s die gaan ijsvissen.
Jullie laten je hond uit maar vinden hem niet meer terug in de dikke laag sneeuw.
Jullie zijn twee bejaarden die een sneeuwpop gaan maken.

Warming up 2 tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie:  Het winterweer is zo heftig dat A een probleem daarvan ondervindt, B die kijkt er naar en probeert te helpen. Daarna wissel je en heeft B een probleem met de sneeuw waarbij A probeert te helpen. Je moet er bij praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld alsof je de voorruit van je auto krabt en vervolgens de deur van je auto wil openen. Speel dat je deur vastgevroren zit. Het kind helpt jou, je eindigt met dat je zwaaiend wegrijdt. Zorg dat je met elkaar praat (bijvoorbeeld als buren). De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een sneeuwverhaal te maken. Je krijgt daarvoor een opdrachtkaart. Het probleem is bij ieder groepje hetzelfde: het winterweer is zo extreem dat je er grote hinder van ondervindt. Er mag geen geweld in voorkomen en het mag niet zo zijn dat iemand doodvriest bijvoorbeeld.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Er zijn zes opdrachtkaarten, maak echter niet meer dan vijf werkgroepen. Gebruik de zesde opdrachtkaart als reserve.

Opdrachten: Een gezin wil ’s ochtends de kinderen naar school brengen, brandweer wil een brand blussen,  een groep boeven wil iets gemeens doen,  een sportploeg wil sporten, de reddingsmaatschappij wil mensen in nood helpen, de koningin wil boodschappen doen.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Ingesneeuwd!

Jullie maken een verhaal over sneeuwoverlast. Het speelt zich af in de winter dus speel ook dat je winterkleren draagt en dat je het koud hebt. Bepaal samen goed het einde van jullie verhaal: lukt het wat de hoofdpersonen willen of niet?

Jullie stappenplan:
Stap 1: jullie willen naar buiten om iets te gaan doen.
Stap 2: jullie merken dat je bent ingesneeuwd.
Stap 3: jullie proberen iets aan de situatie te doen.
Stap 4: lukt het wat jullie willen of niet?

Jullie situatie: een basisschool wil beginnen met een schooldag.

Acteren: Speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Flessenpost

  • 27/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): Acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen flessenpost voor elkaar. Ze krijgen flessenpost per groep, maken daar een verhaal van en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: een lege fles, voor iedere werkgroep een pen. 
Print de lesopzet inclusief 5 werkbladen.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat er wordt geacteerd in deze les drama, maar dat er eerst zonder geluid wordt gespeeld.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal. De opdracht is individueel, de kinderen maken dus geen contact met elkaar.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Sluip langs een huis en kijk stiekem door het raam. Zie iets geheims, schrik en duik weg. Forceer met je schroevendraaier een deur en sluip naar binnen. Je hoort iets en je duikt weg. Stop iets in je zak en vlucht.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: om de beurt bellen jullie bij elkaar aan voor een mini avontuur, je moet er bij praten.

A belt bij B aan. Je hebt iets waardevols gevonden en je weet nu niet wat je er mee moet.
B belt bij A aan. Je hebt iets uitgevonden dat je graag wil laten zien.
A belt bij B aan. Je hebt een schatkaart en jullie pakken je tas in om op avontuur te gaan.
B belt bij A aan. Er is iets ergs gebeurt en A moet nu komen helpen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: stel je voor je loopt langs een rivier of over het strand en je vindt flessenpost met daarin een hulpkreet. Dit is de start van een avontuur dat jullie straks in groepjes gaan instuderen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de invulbladen. Verdeel daarna de groep in werkgroepen en geef ze een pen en invulblad. Ze vullen het blad in voor een andere groep, na vijf minuten geven ze elkaar hun invulblad en werken de flessenpost die ze hebben gekregen uit in een presentatie.

Attentie: De door jouw meegebrachte lege fles wordt steeds in de start van iedere presentatie gebruikt om de brief uit te halen.

Decorspel

  • 27/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen maken een decor voor een andere werkgroep, verzinnen een bijpassend verhaal bij een decor en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: Stoelen en tafels.  
Opmerking: deze les dient in het eigen klaslokaal gegeven te worden. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gebruik gaan maken van de eigen meubels. Bijna overal namelijk staan meubels, en in het theater dienen meubels prima als decor. Ga ter illustratie streng achter je bureau zitten en sla als een rechter op de tafel. Roep iets als ‘Orde in de zaal! Het woord is aan de verdediging’. Vraag de groep waar jij je bevindt (in de rechtszaal).

Warming up klassikaal.
De groep maakt de eigen tafel vrij van spullen.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je mag geluid maken.
Spelopdrachten:  je bestuurt een paardenkoets, je werkt op een kantoor en neemt de telefoon op, je bent chirurg en staat aan een operatietafel, je bent een bejaarde die een gebakje eet omdat hij jarig is, je staat te tafeltennissen.

Warming up tweetallen.
De kinderen werken met degene naast wie ze zitten. Sommige kinderen zullen even moeten verplaatsen, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: A is iemand op een stoel, B komt naar A toe. Je moet met elkaar praten, ik vertel steeds welke rol A vervult. Wissel bij iedere nieuwe spelsituatie van functie (A en B).

Rollen:  A is een leerkracht, B is te laat. A is Sinterklaas, B een kind. A is tandarts, B de patiënt. A is dierenarts B een klant met denkbeeldig dier. A is waarzegger, B de klant. A is jarig, B een gast.

Kern.
Maak vijf werkgroepen.
Instructie: als je een theater binnenkomt en op het toneel tafels en stoelen ziet, dan zou je aan de opstelling kunnen zien waar het toneelstuk zich afspeelt. Je maakt met je werkgroep van je tafels en stoelen een decor voor een andere werkgroep. Je vertelt straks natuurlijk niet wat jullie decor voorstelt, dat moeten ze zelf bepalen.  Werk snel, je krijgt weinig tijd.

De werkgroepen krijgen een paar minuten om een decor van tafels en stoelen te maken, daarna rouleer je (werkgroep 1 gaat naar het decor van werkgroep 2 enzovoort).

Instructie: nu je in een decor staat mag je niks verplaatsen, alles moet blijven staan zoals het voor jullie is bedacht. Maak een verhaal dat past bij het decor waar je in staat. Je moet er bij praten.

de Nacht

  • 27/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een avontuur en presenteren dat aan elkaar.
 Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: los het op.
Je krijgt je fiets niet open.
Je zit vast in het toilet.
Je laat je voordeursleutel in een put vallen.
Je komt tot je middel in het drijfzand te staan.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up drietallen: betrapt.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A, B is en wie C.
Instructie: Deze opdrachten gaan over kinderen die betrapt worden. Let op: je mag geen geweld uitbeelden en er mag niet gerend worden. Je moet er bij praten. Als je de volwassene speelt, betrap ze niet te snel.

Spelopdrachten:
A en B zijn kinderen die spieken tijdens een toets, C is de leerkracht die ze op een gegeven moment betrapt.
A is een kind dat snoep probeert te pikken, B is de winkelier die A op een gegeven moment betrapt, C is de vader of moeder van het kind.
C is een kind dat kattenkwaad wil uithalen, B is een bang kind dat toch maar meedoet A de volwassene die ze op een gegeven moment betrapt.

De kinderen gaan staan, en spelen door tot jij de volgende ronde afroept.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Stel je voor dat je stiekem met wat klasgenoten ‘s nachts hebt afgesproken. Dat is de start van jullie avontuur. Op je opdrachtkaart vinden jullie ook waar jullie verhaal moet eindigen. Het is maar een verhaal, zoiets moet je natuurlijk nooit in het echt doen.

Opdrachten.
Jullie verhaal eindigt: in een boom, in een kapotte boot op een vijver, in België, met een foto in de krant, op een podium.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

De nacht

Jullie hebben stiekem midden in de nacht ergens afgesproken. Volg het stappenplan en verzin een groot avontuur.

Stappenplan:
A. De start: jullie ontmoeten elkaar op de afgesproken plek.
B. Het plan: jullie bepalen wat jullie gaan doen.
C. Maar dan: jullie raken in een avontuur verzeild.
D. Jullie eindigen in een brandweerwagen.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld en rennen.

Iew

  • 27/06/2011
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal rond een beroep dat door veel mensen niet als erg fris wordt gezien, en presenteren dat aan elkaar. Er mag niet bij gesproken worden.
Benodigdheden: pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een tennisracket of stok (zie ‘opmerking’).
Opmerking: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer de werkvorm door bijvoorbeeld een tennisracket te pakken en die te veranderen in een vliegenmepper. Als je de denkbeeldige vlieg hebt gemept speel dan in detail hoe je het dode vliegje van de vliegenmepper af probeert te krijgen.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot en zonder geluid te maken.

Spelopdrachten: verander je pittenzak in…
Een beschimmelde boterham die je in je tas vindt en weg wil gooien, een poetsdoekje waar je een vieze tafel mee poetst, haargel waar je plakkerige handen van krijgt, een mes waar je als chirurg een blinde darm mee verwijdert, een tang van een automonteur waar je een auto mee repareert.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:
A speelt een situatie voor B, namelijk: iets in het huis gaat kapot of lek, dus je hebt een reparateur nodig. Je pittenzak is de telefoon om B te bellen. B kijkt ernaar, bedenkt wat hij moet spelen en komt de reparatie uitvoeren. A zegt van tevoren niet wat er kapot gaat en er mag niet bij gesproken worden.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld dat je je handen wast, maar het afvoerputje verstopt is. Het water gaat over de rand en op de grond, snel doe je de denkbeeldige kraan dicht. Je belt met een pittenzak een kind op die hopelijk een loodgieter komt spelen.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: In de zomervakantie nemen veel tieners bijbaantjes om geld bij te verdienen. Sommige bijbaantjes zijn nogal viezig, en daar gaat jullie groepsopdracht over: viezige baantjes. Er mag ook bij deze opdracht niet gesproken worden.

Bekijk klassikaal de vijf voorwerpen en benadruk dat ze allemaal in iets anders moeten veranderen. Vertel ook dat ze het tijdens de repetitie niet kunnen gebruiken maar tijdens het uitvoeren natuurlijk wel.

Opdrachten: vuilnisman, rioolwerkers, dierenverzorgers in de dierentuin, ongediertebestrijder, chemisch toilet medewerker.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

IEW!
Jullie maken een presentatie over de eerste dag van een vakantiewerker, een scholier die in de vakantie een bijbaantje heeft. Het werk is een beetje viezig.
Jullie veranderen alle voorwerpen in iets anders, en mogen niet praten.
Gebruik de volgende opbouw:

1: de vakantiewerker komt aan, de collega’s staan te wachten.
2: het vieze werk wordt voorgedaan, de vakantiewerker vindt het vies.
3: de vakantiewerker probeert het, het gaat verkeerd.
4: de vakantiewerker probeert het, het gaat goed.

Er zijn meer rollen te verzinnen dan de vakantiewerker en de collega’s op het ‘vieze’ werk.
Objectenspel: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, je mag niet praten.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Jullie vakantiewerk: kliko reiniger.

What is Drama?

  • 12/05/2011
  • Holger
  • · Groep 1

Drama is the specific mode of fiction represented in performance. The term comes from a Greek word meaning “action” (Classical Greek: δρᾶμα, drama), which is derived from “to do” (Classical Greek: δράω, drao). The enactment of drama in theatre, performed by actors on a stage before an audience, presupposes collaborative modes of production and a collective form of reception. The structure of dramatic texts, unlike other forms of literature, is directly influenced by this collaborative production and collective reception. The early modern tragedy Hamlet (1601) by Shakespeare and the classical Athenian tragedy Oedipus the King (c. 429 BCE) by Sophocles are among the masterpieces of the art of drama. A modern example is Long Day’s Journey into Night by Eugene O’Neill (1956).

Drama Les

  • 28/04/2011
  • Holger
  • · Uncategorized

Welkom op Drama Land!

 

Page 61 of 61« 1 … 59 60 61

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress