Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Zie ginds (met verteller)

  • 11/11/2014
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een Sinterklaasliedje en presenteren die aan elkaar met behulp van een verteller.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’, 6 Pietenpetten en een mijter + paardenoren van karton. Eventueel één pen per werkgroep.
Deze les is ook beschikbaar als tableaules zonder verteller, zie hier om die te bekijken.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als Sinterklaas.

Warming up klassikaal 1
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten:
• Zwarte Piet loopt over de daken met een zak cadeautjes, de wind waait hard maar hij krijgt het toch voor elkaar om pakjes door de schoorsteen te gooien.
• Paardenpiet borstelt Amerigo en verwisselt een hoefijzer.
• Kunstjespiet jongleert met chocoladeletters en krijgt ze per ongeluk op zijn hoofd.
• De wegwijs Piet loopt verdwaald door de straten: hij is in paniek.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up klassikaal 2: Aanvultableau
Instructie: Ik noem een titel van een levend schilderij dat we met z’n allen gaan maken. Als je als eerste ‘standbeeld’ in het schilderij wil gaan staan steek je je vinger op en mag je naar voren. Als je het aan kan vullen steek je ook je vinger, en mag je bij standbeeld 1 gaan staan. We gaan zo door totdat we één voor één een mooi gezamenlijk schilderij hebben gemaakt.

Titels:
• De intocht van Sinterklaas.
• Het Pietenhuis.
• In Spanje.
• Op de daken.
• De Sint op bezoek in de klas.

Probeer een paar titels uit, waak ervoor dat niet steeds dezelfde kinderen naar voren komen. Gemiddeld staan er zo’n tien kinderen in een ‘schilderij’.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om een Sinterklaasliedje in tableau (als standbeeld dus) weer te geven. Een speler van iedere werkgroep vervult de rol van verteller.

Geef hier een voorbeeld van (zie lesopzet). Kies vier kinderen uit, vertel hoe ze moeten staan. Vertel dan improviserend het voorbeeld rond ‘Zachtjes gaan de paardenvoetjes…’, als je in je handen klapt leg je het volgende tableau uit en gaan ze daar snel in staan zodat je door kan gaan met vertellen. Vertel met dialogen (spreekteksten).

Laat de groep raden om welk liedje dit gaat (‘Zachtjes gaan de paardenvoetjes’).

Opdrachten: Zie ginds komt de stoomboot, Zwarte Piet ging uit fietsen, Sinterklaasje kom maar binnen, Hoor wie klopt daar, kinderen? Zwarte Piet ging uit fietsen. Reserve: Zwarte Pieten Gymles.

! de liedteksten staan op de opdrachtkaart.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Welk liedje werd hier uitgebeeld?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk beeld uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Film vertellen

  • 11/11/2014
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): tableaus met vertellen.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een filmgenre en presenteren die aan elkaar, één kind vertelt bij de tableaus.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel mee te ‘bevriezen’. Eventueel 5 pennen zodat de groepjes aantekeningen kunnen maken (kost 5-10 minuten extra lestijd).
Deze les bestaat ook als tableaules zonder vertellen, klik hier om die te bekijken.
Print lesopzet – druk dubbelzijdig af

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die aan zwaard vechten doet.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je loopt en kijkt als een piraat ie een schat zoekt, begin te graven, je haalt er een kist uit, bepaal zelf wat er in de kist zit.

Bevries ze steeds door op je fluitje te blazen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Er zijn talloze speelfilmfiguren, van helden tot slechterikken. Jullie gaan straks om beurten in een standbeeld als een soort speelfilmfiguur, de ander raadt om wat voor soort filmfiguur het gaat.

Doe dit een keer voor, ga bijvoorbeeld als een superheld staan en vraag aan de klas wat ze denken dat het is. Ze wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling

Instructie: Voor en achterop DVD-hoesjes staan vaak foto’s waaraan je kan zien wat er in de film gebeurt. Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om drie tot vijf tableaus te maken van een soort film, een z.g. ‘filmgenre’. Een persoon vertelt daarbij.

Geef hier een voorbeeld van (zie lesopzet). Kies vier kinderen uit, vertel hoe ze moeten staan. Vertel dan het sprookje van Hans en Grietje, als je in je handen klapt leg je het volgende tableau uit en gaan ze daar snel in staan zodat je door kan gaan met vertellen. Vertel met dialogen (spreekteksten).
Opdrachten: Piratenfilm, monsterfilm, ridderfilm, politiefilm, superheldfilm, Western.

Bespreek kort de aandachtspunten van de pictogramkaart of herhaal ze van de Drama-tv uitzending. Maak niet meer dan 5 (!) werkgroepen en deel de afbeeldingen uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Advies gebruik pictogrammen tableaus »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
<a

Tableaus: Sta helemaal stil.
href=”https://dramamethode.nl/dramapdf/pictogramkaarten/denk_aan_je_mimiek_a4.pdf”>Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
<a

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar zijn ze bang voor in deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

 

Stappenplan erfgoed drama

  • 17/10/2014
  • Holger
  • · Uncategorized

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitegever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de erfgoedlessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

Stap 1: kies of je een les wil geven over een ontstaansgeschiedenis of rond een biografie.
Ontstaansgeschiedenis, bijvoorbeeld van een molen, een stad, een object, een begrip, een nationaal monument enzovoorts.
Biografie betreft uiteraard het leven van een persoon, bijvoorbeeld iemand uit de de canon van de geschiedenis.

Stap 2: kies een speltechniek.
Acteerspel: toneelspel waarbij wordt gesproken.
Pantomime: toneelspel zonder materiaal en geluid, vijf werkgroepen vormen gezamenlijk een doorlopend verhaal.
Tableaus met verteller: de kinderen maken stilstaande beelden van het onderwerp, één kind uit iedere werkgroep vertelt er bij.

Stap 3: orden de lesinhoud.
Hieronder staat je voorbereiding beschreven, doe die in word. Je hebt zes keuzemogelijkheden.

Biografie met acteerspel. »

Om een biografieles te geven met acteerspelmoet je het volgende voorbereiden.

Eigen voorbeeld: om duidelijk te maken wat acteerspel is speel je de hoofdpersoon die iets doet of beleeft, je praat daar bij.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met de hoofdpersoon samenhangen. Met de tijd waarin hij leefde, het beroep dat hij had, een belangrijke gebeurtenis uit zijn leven enzovoorts.

Warming up tweetallen: wat je met een kind gaat voordoen in de uitleg. Jij belt aan bij het kind die de hoofdpersoon speelt. Je bereidt voor wie je bent (iemand uit die tijd) en wat je van de hoofdpersoon wil (waarom bel je aan?).

Kernopdracht biografie in vijf hoofdstukken: beschrijf de biografie van de hoofdpersoon in vijf delen. Iedere werkgroep maakt van dat deel een presentatie.

Twee aandachtspunten:
1: Beperk je tot vijf kernmomenten uit het leven van de hoofdpersoon, situaties in plaats van een periode. Advies daarbij is om het als volgt in te delen: een situatie uit de jeugd (1), een situatie uit de start van de loopbaan (2), een hoogtepunt uit het professionele leven (3), een betekenisvol moment uit het persoonlijke leven (4) en een betekenisvol moment uit de laatste fase van het leven (5). Vanzelfsprekend hoeft deze indeling niet, het is maar een advies.
2: Beschrijf de rollen die bij de situaties horen en geef daarbij wat handelingen aan.

Voorbeeld:

Groepje 3: Vincent van Gogh.
Beschrijving: Vincent verhuist naar Parijs waar hij veel tijd in cafés doorbrengt. De brieven van zijn broer beantwoordt hij niet meer en in de kroeg maakt hij vaak ruzie. Op een dag ontmoet hij in de kroeg een andere beroemde schilder, Paul Gauguin.

Rollen: Vincent die ruzie maakt en praat, de kroegbaas schenkt bier en bemoeit zich met de ruzie, vrouw die voor hem wil poseren, vrouw waar hij ruzie mee krijgt, Gauguin waar hij kennis mee maakt en schilderijen van bekijkt.

Ontstaansgeschiedenis met acteerspel. »

Om een acteerles over de ontstaansgeschiedenis van een cultureel erfgoed fenomeen te geven moet je het volgende voorbereiden.

Eigen voorbeeld: om duidelijk te maken wat acteerspel is speel je een persoon die met het erfgoed fenomeen te maken heeft, je praat daar bij.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met het erfgoed fenomeen samenhangen. Met de tijd waarin het ontstond, de beroepen die daar mee samenhangen, andere handelingen, een belangrijke gebeurtenis, enzovoorts.

Uitleg warming up tweetallen: verzin wat jij in de uitleg van de oefening gaat voordoen met een kind. Jij belt bij het kind aan met een mededeling, opdracht of uitnodiging die samenhangt met het onderwerp van de les (het cultureel erfgoed fenomeen). Beschrijf wie je speelt (de rol) en de reden waarom je aanbelt.

Kernopdracht ontstaansgeschiedenis in vijf hoofdstukken: beschrijf de geschiedenis van het cultureel erfgoed fenomeen in vijf delen. Probeer er situaties van te maken zodat het voor de kinderen speelbaar wordt. Hier volgt een advies voor een mogelijke indeling: de situatie voordat je ondewerp bestond en de behoefte die daar uit is voortgekomen (1). De startsituatie van je onderwerp: dat kan dus van alles zijn, van de bouw, de uitvinding, de aankoop enzovoorts (2). Zoek de tragiek op, het drama omtrent het onderwerp. Iets dat betekenisvol is geweest (3). Zoek naar het succesverhaal, wanneer was je onderwerp in zijn of haar meest succesvolle periode? (4). Het heden: hoe staat het er nu voor? Hoe wordt het vandaag de dag gebruikt, in welke zin is het belangrijk voor ons? (5).

Beschrijf niet te uitvoerig want de kinderen moeten het ook nog lezen natuurlijk: kort en overzichtelijk, want als het goed is heb je het in de klas over dit onderwerp gehad.
Let op: voor ieder groepje beschrijf je de rollen, dit scheelt overlegtijd.

Voorbeeld.

De Pietersenmolen.
Het dorp had grote ruzie met het dorp aan de andere kant van de rivier. De twee burgemeesters staan regelmatig tegen elkaar te schreeuwen. Op een dag brandt de molen af, het hele dorp helpt met blussen. Er ontstaat honger in het dorp want er kan van het graan geen meel worden gemaakt zonder molen.

Rollen: burgemeester a, burgemeester b, dorpsbewoner 1, dorpsbewoner 2, dorpsbewoner 3.

Biografie tableaus met verteller. »

Om een biografieles te geven met tableaus moet je het volgende voorbereiden.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met de hoofdpersoon samenhangen. Met de tijd waarin hij leefde, het beroep dat hij had, een belangrijke gebeurtenis uit zijn leven enzovoorts.

Kernopdracht biografie in vijf hoofdstukken: beschrijf de biografie van de hoofdpersoon in vijf delen. Iedere werkgroep maakt van een deel drie tableaus (stilstaande beelden, waar één kind iets over vertelt). Beschrijf de biografie niet te uitvoerig want de kinderen moeten het ook nog lezen natuurlijk: kort en overzichtelijk want als het goed is heb je het in de klas over de hoofdpersoon gehad.

Tip!

Als je veel structuur wil bieden beschrijf je het per groepje als volgt:
Tableau 1: Jan Klaassen wordt geboren in een klein dorpje van poppenkastpoppen. Zijn familie was dolblij met hem.
Tableau 2: Hij ging naar de poppenschool waar hij juf Elsbeth leerde kennen, ze was een strenge juf.
Tableau 3: in de klas haalde Jan Klaassen zijn eerste kattenkwaad uit.

Rollen: voor ieder groepje beschrijf je de rollen, dit scheelt overlegtijd.

Ontstaansgeschiedenis tableaus met verteller. »

Om een tableaules over de ontstaansgeschiedenis van een cultureel erfgoed fenomeen te geven moet je het volgende voorbereiden.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met het onderwerp samenhangen. Met de tijd waarin het speelt, de handelingen die bij het ontstaan centraal stonden, de personen die daarbij belangrijk waren enzovoorts.

Kernopdracht ontstaansgeschiedenis in vijf hoofdstukken: beschrijf de ontstaansgeschiedenis in vijf delen. Iedere werkgroep maakt van een deel drie tableaus (stilstaande beelden, waar één kind iets over vertelt). Beschrijf niet te uitvoerig want de kinderen moeten het ook nog lezen natuurlijk: kort en overzichtelijk, want als het goed is heb je het in de klas over dit onderwerp gehad.

Tip!

Als je veel structuur wil bieden beschrijf je het als volgt:
Tableau 1: het dorp had grote ruzie met het dorp aan de andere kant van de rivier. De twee burgemeesters staan regelmatig tegen elkaar te schreeuwen.
Tableau 2: op een dag brandt de molen af, het hele dorp helpt met blussen.
Tableau 3: er ontstaat honger in het dorp want er kan van het graan geen meel worden gemaakt zonder molen.

Voor ieder groepje beschrijf je de rollen, dit scheelt overlegtijd.

Biografie met pantomime. »

Om een biografieles te geven met pantomime moet je het volgende voorbereiden.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met de hoofdpersoon samenhangen. Met de tijd waarin hij leefde, het beroep dat hij had, een belangrijke gebeurtenis uit zijn leven enzovoorts.

Kernopdracht biografie in vijf hoofdstukken: beschrijf de biografie van de hoofdpersoon in vijf delen. Iedere werkgroep maakt van dat deel een pantomimepresentatie.

Twee aandachtspunten:
1: Beperk je tot vijf kernmomenten uit het leven van de hoofdpersoon en voorkom dat er veel locatiewisselingen in het verhaaldeel voorkomen.
2: Beschrijf de rollen van het verhaaldeel en geef daarbij wat handelingen aan.

Voorbeeld:

Groepje 3: Vincent van Gogh.
Beschrijving: Vincent verhuist naar Parijs waar hij veel tijd in cafés doorbrengt. De brieven van zijn broer beantwoordt hij niet meer en in de kroeg maakt hij vaak ruzie. Hij kan wel goed opschieten met een andere beroemde schilder, Paul Gauguin.

Rollen: Vincent, de kroegbaas, vrouw die voor hem wil poseren, vrouw waar hij ruzie mee krijgt, Gauguin waar hij kennis mee maakt en schilderijen van bekijkt.

Ontstaansgeschiedenis met pantomime. »

Om een pantomimeles over de ontstaansgeschiedenis van een cultureel erfgoed fenomeen te geven moet je het volgende voorbereiden.

Warming up klassikaal: verzin ongeveer zes handelingen die met het onderwerp samenhangen. Met de tijd waarin het speelt, de handelingen die bij het ontstaan centraal stonden, de personen die daarbij belangrijk waren enzovoorts.

Jouw voorbeeld van de tweetallenoefening: je speelt een begrip, een handeling, het gebruik van een voorwerp, kortom iets dat met het onderwerp van de les te maken heeft. Beschrijf hier je rol (wie speel je) en wat je gaat uitbeelden (handeling).

Kernopdracht ontstaansgeschiedenis in vijf hoofdstukken: beschrijf de ontstaansgeschiedenis in vijf delen. Iedere werkgroep maakt van een deel een pantomimepresentatie. Beschrijf niet te uitvoerig want de kinderen moeten het ook nog lezen natuurlijk: kort en overzichtelijk, want als het goed is heb je het in de klas over dit onderwerp gehad.
Voor ieder groepje beschrijf je de rollen, dit scheelt overlegtijd.

Voorbeeld.

De Pietersenmolen.
Het dorp had grote ruzie met het dorp aan de andere kant van de rivier. De twee burgemeesters staan regelmatig tegen elkaar te schreeuwen. Op een dag brandt de molen af, het hele dorp helpt met blussen. Er ontstaat honger in het dorp want er kan van het graan geen meel worden gemaakt zonder molen.

Rollen: burgemeester a, burgemeester b, dorpsbewoner 1, dorpsbewoner 2, dorpsbewoner 3.

Stap 4: open het juiste formulier en vul het in.
De links staan hieronder.

Biografie met acteerspel.
Ontstaansgeschiedenis met acteerspel.
Biografie tableaus met verteller.
Ontstaansgeschiedenis tableaus met verteller.
Biografie met pantomime.
Ontstaansgeschiedenis met pantomime.

Er is geen andere methode die deze werkwijze met dit doel toepast. We nodigen je van harte uit om er mee te experimenteren. Weet wel dat alles wat je invult ook bij ons terecht komt (zie gebruikersvoorwaarde). Het is voor ons van belang dat je naar Dramaland terugkoppelt of het systeem werkt en waar het verbeterd kan worden. Gebruik daar dit formulier voor:
Erfgoed header

Erfgoed ontstaansgeschiedenis pantomime

  • 16/10/2014
  • Holger
  • · Uncategorized

Ergoed acteerles ontstaansgeschiedenis

  • 16/10/2014
  • Holger
  • · Uncategorized

Erfgoed ontstaansgeschiedenis met tableaus

  • 15/10/2014
  • Holger
  • · Groep 5 · Groep 6 · Groep 7 · Groep 8

Efgoed dramales biografie met tableaus

  • 14/10/2014
  • Holger
  • · Actueel

Eng!

  • 14/10/2014
  • Holger
  • · Groep 3

Titel: Eng!
Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, en verzinnen een griezel bij een gegeven locatie.
Benodigdheden: opdrachtkaarten, pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, en een plastic fles.
Print hier de les + opdrachtkaarten

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te veranderen in een zaag, zaag jezelf in je vinger. Vertel ook dat er vandaag bij objectenspel niet gesproken wordt maar dat ze wel geluiden mogen maken (alles behalve woorden). en koppel eventueel terug naar de pictogrammen die je voor deze les hebt uitgekozen.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis, je mag geluid maken.

Spelopdrachten: een zaklamp waar je mee door een donker bos loopt, een glazen bol waar je de toekomst in kan voorspellen, een schep waar je een gat mee in de grond kan graven, een geheimzinnige schatkaart.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen, of stimuleer ze daar bij door te side coachen wat ze tegen komen en beleven.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Instructie: Je gebruikt straks de pittenzak om iets griezeligs uit te beelden, de ander moet raden wat het is. Het kan een enge plek zijn, een griezelig wezen enzovoorts. Let op, jullie mogen elkaar niet aanraken want het is een raadspel waarbij steeds één kind speelt en het andere kind kijkt. Je mag praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind naar voren en speel alsof je een heks bent, je pittenzak is bijvoorbeeld de pollepel waar je een toverdrank mee maakt. Het kind mag raden, daarna wisselen jullie en mag jij raden.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern: griezel verzinnen bij een plek.
De groep zit in hoefijzeropstelling, laat ze de pittenzakken inleveren. De 5 voorwerpen liggen in het zicht.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een plek toegewezen, bijvoorbeeld een donkere kelder. Dan verzin je een griezel op die plek, wat voor griezel zou je verzinnen bij een donkere kelder? [bespreek kort]. Jullie mogen daarvoor de 5 spullen veranderen, ik bepaal wie griezel is en wie mens.
De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set van is, tijdens het uitvoeren gebruik je ze natuurlijk wel. Je mag praten maar let op: je mag geen geweld uitbeelden.

Licht dit laatste desnoods toe. Bang gillen en grommen enzovoorts is natuurlijk geen probleem maar het is niet bedoeling dat ze gaan slaan bijvoorbeeld. Leg bij deze doelgroep de nadruk er op dat het publiek moet kunnen raden waar ze zijn.

Opdrachten: het bos, een oud kasteel, op een bootje, in de sneeuw, in een grot.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten: eerst de plek herkenbaar spelen, daarna pas de griezels in het verhaal. Maak werkgroepen en laat ze op een eigen plek in het lokaal staan.
Deel dan de opdrachtkaarten uit en benoem daarbij niet alleen de plek, maar bepaal ook wie wat speelt door ze aan te wijzen: griezel-mens-griezel-mens enzovoorts. Geef ze 5-10 minuten de tijd om te repeteren . Na de presentaties krijgen de werkgroepen applaus en wordt er kort nabesproken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Griezeldobbel

  • 13/10/2014
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): combinatiespel
Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een griezelverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: 3 dobbelstenen en een pen.
Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
Print les + opdrachten

Er zijn nog meer griezellesen voor groep 6: ‘Griezels, maar dan echt’ en ‘Griezelspeurtocht’.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je een glas melk drinkt en zwaard vecht tegelijkertijd.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je moet geluid maken.

Spelopdrachten:
Je loopt op de kermis door een spookhuis, je telefoneert.
Je loopt door een donkere kelder, je bent aan het touwtjespringen.
Je loopt door een vervallen huis, je hebt een blinddoek om.
Je vangt een spin en zingt een liedje.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie gaan rare duo’s spelen die een opdracht moeten uitvoeren.

A is een vampier, B een zombie: jullie gaan samen touwtje springen
A is een gestoorde wetenschapper, B een monster: jullie gaan schaatsen
A is een spook, B een held: jullie gaan koekjes bakken
A is een heks, B een monster: jullie gaan een stukje vliegen.

De kinderen gaan staan en spelen tot je aangeeft wat de volgende opdracht is.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te verzinnen dat je zelf uit losse onderdelen bij elkaar dobbelt.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Laat om beurten van iedere werkgroep één kind naar je toe komen om de drie dobbelstenen te gooien en omcirkel de spelelementen op de opdrachtkaart. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welke spelelementen herken je?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

slide-3

  • 07/10/2014
  • Holger
  • · Hero Slides
Page 13 of 61« 1 … 11 12 13 14 15 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress