Welcome!

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een eenvoudig verhaal in het Engels en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking:  in deze les wordt drama toegepast als didactisch hulpmiddel voor het vak Engels. Pas de les zo nodig aan op het niveau van je groep. Ook kun je een woordenboek meegeven of het methodeboek. Hou er rekening mee dat deze les 45-60 minuten duurt.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
The gardener rises early in the morning
He is eating his sandwich
He is eating his egg
He is drinking his tea He is brushing his teeth
He is putting on his coat
He is leaving his house
He is cutting the grass
He is planting some flowers He is watering them
He is seeing some friends/Is going out to visit some friends
He is greeting his friends

‘Begroet elkaar maar in het Engels.’ (‘Say hello to each other’).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De kinderen staan in tweetallen verspreid in het lokaal.

Instructie: Jullie spelen straks steeds om beurten klant en iemand in een winkel of restaurant. Bepaal wie als eerste de klant speelt en kijk of je de scène in het Engels kunt spelen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bestel als klant bijvoorbeeld een milkshake en reken af. De kinderen gaan staan, jij geeft ze de opdrachten.

A is een klant in het restaurant, B is de ober. A bestelt drie dingen, B brengt dit.
A is een groenteboer, B is een klant en hij bestelt: 2 soorten fruit, en 2 soorten groenten.
A is een klant, B is een winkelbediende. A brengt zijn telefoon terug omdat die kapot is, B behandelt de klacht.
B is een kok in het restaurant, A is ontevreden over de soep.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een eenvoudige scene in het Engels te verzinnen en in te studeren.  De opdrachtkaart helpt jullie daarbij, gebruik de woorden die je kent en het maakt niet uit als het er niet vloeiend uit komt.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking die voornamelijk over de Engelse woorden gaat en minder over de kwaliteit van het uitbeelden.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welke Engelse woorden heb je gehoord die goed bij de situatie passen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Voetbalvormen en woorden

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een voetbalsoort en presenteren dat aan elkaar.
Voorbereiden: de voetbaltermen kaartjes losknippen en in een bak of hoed doen om ze uit te kunnen trekken.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je de voetbal op de stip legt en er tegen aan trapt. De bal komt niet ver, hij is zacht. Je pompt hem op en schiet de bal alsnog weg. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je houdt een bal hoog, je fluit voor een overtreding, je neemt een strafschop, je valt en doet alsof je pijn hebt, je zingt plechtig het volkslied.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Instructie: Er zijn veel voetbaltermen, woorden die met voetbal te maken hebben. Veel van die woorden zijn ‘samengestelde woorden’: bestaan dus uit twee afzonderlijke woorden. Jullie krijgen straks zo’n woord, bepalen wie wat gaan spelen en gaan met andere tweetallen spelen en raden totdat ik zeg dat je weer mag gaan zitten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Benadruk dat je mag pas raden nadat de tweede speler klaar is. Jij speelt ‘paniek’, het kind speelt ‘voetbal’, samen zijn jullie ‘paniekvoetbal’ (voetbal gespeeld op emoties i.p.v. tactiek).

De tweetallen gaan staan, trekken een kaartje en spelen/raden dat met andere tweetallen net zo lang tot je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over een ander soort voetbal dan we gewend zijn van tv.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opdrachten: kooivoetbal, strandvoetbal, tafelvoetbal, zaalvoetbal, en moerasvoetbal.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welke vorm van voetbal werd hier uitgebeeld?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen.
Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Slowmo voetbal mysterie

Werkvorm(en): acteerspel, pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over voetbal met een slow morion moment en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel dat deze les over voetbal gaat maar dat er geen voetbal in het spel kan komen omdat die niet in slow motion mee beweegt.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. De voert eerst de opdracht uit, daarna krijg je een seintje en doe je precies hetzelfde maar dan vertraagd: in slow motion.

– je volgt een voetbalwedstrijd je club scoort bijna maar mist.
– je neemt een penalty en hij zit.
– je wil ingooien maar er poept een duif op je hoofd.
– je wil een bal aannemen maar hij komt tegen je neus.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. De opdracht voer je in slow motion uit, denk daarbij aan je gezichtsuitdrukking en maak grote gebaren. Je moet er bij praten of geluid bij maken, dat klinkt dan ook vertraagd.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan: zeg dat jij de keeper bent die uit wil gooien en dat de (denkbeeldige) keihard in het gezicht van een teamgenoot (het kind) gooit.
Hierna gaan de kinderen met onderstaande spelopdrachten aan de slag.

Je laat de spelaanwijzing uitvoeren in slow motion, met daarbij de aanwijzing dat ze hun snelheid op elkaar moeten aanpassen (de één mag niet sneller dan de ander).
Let op: als het goed gaat, laat de kinderen dan ook met vertraagd geluid spelen.

A is de scheidsrechter, je geeft B een rode kaart, B begint te huilen
B is de scheidsrechter, je blijft fluiten op je fluitje A wordt er doof van
A blesseert zich, B komt een grote beenwond verzorgen maar vindt het vies om te doen
B blesseert zich en verliest het bewustzijn, A probeert hem bij te brengen: dat lukt onverwacht waardoor B erg schrikt.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Stel je voor in een wedstrijd vallen alle spelers ineens neer, of de scheidsrechter doet spontaan een dansje… Verzin straks een bijzonder voorval dat je alleen kan begrijpen als je het moment nogmaals maar dan in slow motion bekijkt. Want sommige dingen gaan te snel om in één keer te kunnen volgen. Een speler uit jullie groepje verzorgt het commentaar bij de wedstrijd.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Valse wintersport

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen  een verhaal over vals spelende wintersporters  en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: eventueel de eigen jassen en mutsen gebruiken.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: deze les bestaat ook  over de Olympische spelen, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep zitten verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  bobsleeën (geef aan of de bocht naar links of rechts gaat),  ga staan en ga kunstschaatsen, speel curling, ga snowboarden, ga langlaufen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A is straks de wintersporter, kies zelf je wintersport. Als je even bezig bent krijg je pech: materiaalpech bijvoorbeeld, probeer verder te denken dan vallen. B schiet te hulp door het probleem van A op te lossen. Je mag het probleem ook (per ongeluk) erger maken.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind te gaan schaatsen, als hij pech krijgt schiet hem dan te hulp of maak het probleem erger. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Waar mensen spelen, spelen mensen vals. Dat is met sport niet anders, maar hoe zou dat bij wintersport gaan, ‘vals sporten’?  Verzin een verhaal waarin één of meer wintersporters de uitslag proberen te beïnvloeden om zo te winnen. Het mag fantasierijk zijn, fraudeer creatief!

Opdrachten: skiën, schansspringen, bobsleeën, wedstrijdschaatsen, langlaufen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Olympisch vals spelen

Titel: Olympisch vals spelen.
Groep: 8
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen  een verhaal over vals spelende wintersporters en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: eventueel de eigen jassen en mutsen gebruiken.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: deze les bestaat ook  zonder dat het over de Olympische spelen gaat, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep zitten verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  bobsleeën (geef aan of de bocht naar links of rechts gaat),  ga staan en ga kunstschaatsen, speel curling, ga snowboarden, ga langlaufen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A is straks de wintersporter, kies zelf je wintersport. Als je even bezig bent krijg je pech: materiaalpech bijvoorbeeld, probeer verder te denken dan vallen. B schiet te hulp door het probleem van A op te lossen. Je mag het probleem ook (per ongeluk) erger maken.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind te gaan schaatsen, als hij pech krijgt schiet hem dan te hulp of maak het probleem erger. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Waar mensen spelen, spelen mensen vals. Dat is met sport niet anders, maar hoe zou dat bij wintersport gaan, ‘vals sporten’?  Verzin een verhaal waarin één of meer wintersporters de uitslag proberen te beïnvloeden om zo een Olympische medaille te winnen. Het mag fantasierijk zijn, fraudeer creatief!

Opdrachten: skiën, schansspringen, bobsleeën, wedstrijdschaatsen, langlaufen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Griezelen

Titel: Griezelen
 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over Griezelen en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: dit is dezelfde les als de nasynchronisatieles ‘Halloween’ voor groep 8, je kan die hier bekijken.  
Er zijn meer lessen met een griezelthema voor groep 8, bekijk ook: ‘Clownhorror’ (acteerspel) en ‘Griezelvakantie’ (acteerspel).

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant. Bij iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachten voor de spelacteurs:
Van een droevige bik langzaam naar hysterisch huilen.
Van een grinnik langzaam naar een kwaadaardige lach.
Je zit tv te kijken en er loopt een muis langs je voeten: je moet één keer gillen.
Je zaagt per ongeluk in je hand en moet jezelf verbinden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, bepaal wie a, b, c en d is.
Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen jullie van functie. A en C zijn als eerste spelacteurs.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A is verdwaald C is een enge zwerver die wil helpen.
B is een agent, D een winkeldief: aan het einde van de scene moet de agent huilen.
A is een kind dat weer te laat in de klas komt, C de leerkracht en die is heel gemeen.
B en D worden wakker: ze horen beneden een geluid. Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te van een bijzonder griezelverhaal. De krantenkop op de opdrachtkaart is de titel van het verhaal en helpt je op weg.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel. In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan soms lastig worden bij Griezelen. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan het geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd. Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Halloween

 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over Halloween en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: dit is dezelfde les als de nasynchronisatieles ‘Griezelen’ voor groep 8, je kan die hier bekijken.
Er is nog een griezelles voor deze groep, klik hier voor de acteerles ‘Clownhorror’.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen en situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant. Bij iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachten voor de spelacteurs:
Van een droevige bik langzaam naar hysterisch huilen.
Van een grinnik langzaam naar een kwaadaardige lach.
Je zit tv te kijken en er loopt een muis langs je voeten: je moet één keer gillen.
Je zaagt per ongeluk in je hand en moet jezelf verbinden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, bepaal wie a, b, c en d is.

Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen jullie van functie. A en C zijn als eerste spelacteurs.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A is verdwaald C is een enge zwerver die wil helpen.
B is een agent, D een winkeldief: aan het einde van de scene moet de agent huilen.
A is een kind dat weer te laat in de klas komt, C de leerkracht en die is heel gemeen.
B en D worden wakker: ze horen beneden een geluid.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te van een bijzonder griezelverhaal. De titel staat op de opdrachtkaart en helpt je op weg.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.  In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan soms lastig worden bij Halloween. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan het geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd.

Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.