Dobbel je superheld

Werkvorm(en): combinatiespel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een verhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: 3 dobbelstenen, ingevuld schema bijlage 2 (bij voorkeur ingevuld met zwarte stift).
Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
Voorbereiding: je vult voorafgaand aan de les samen met de kinderen het schema van bijlage 2 in, print dat schema op A3-formaat uit. Zeg nog niet welk thema deze dramales heeft. Als je het schema hebt ingevuld hang je het in het zicht aan de muur.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je een auto optilt en met iemand telefoneert.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je bent aan het motorrijden en je haren aan het kammen, je bent aan het parachutespringen en aan het breien, je bent onder water aan het zwemmen en aan het zingen, je bent over een dak aan het lopen en aan het dansen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen rollen en een opdracht. Zowel de rollen passen niet bij elkaar en wat jullie moeten doen al helemaal niet, maak er toch een scene van want dat is de uitdaging van combinatiespel.

A is een brandweerman, B is een bejaarde. Jullie gaan samen een machine uitvinden.
B is een geheim agent, A is een voetballer. Jullie gaan samen een vliegtuig besturen.
A is een alien, B is een zwerver. Jullie gaan samen geld verdienen.
B is een heks, A is een schoonmaker. Jullie gaan samen een schat opgraven.

De kinderen wachten tussendoor steeds op de instructie van de volgende spelopdracht.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Je hebt de dobbelstenen, werkbladen en een zwarte stift bij de hand. Je kiest het eerste kind uit om te komen dobbelen met drie dobbelstenen tegelijkertijd. Je vult de drie cijfers op het werkblad in, het kind gaat staan waar team 1 gaat oefenen. Dat komt het tweede kind dobbelen, het tweede werkblad vul je in enz.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een superheldenverhaal te maken. De dobbelstenen hebben een deel van de inhoud bepaald, op het werkblad staat ook of jullie een mannelijk, vrouwelijke superheld of een duo hebben. Wat je hebt gedobbeld kun je op het schema met de kolommen* opzoeken, dat hangt hier aan de muur.
Lees het werkblad goed, er staat bijvoorbeeld dat je niet meer dan vijf aanvalsbewegingen mag maken, om te voorkomen dat het één en al knokken wordt.

Bepaal de werkgroepen verder zodat ze kunnen gaan repeteren. Geef ze hiervoor 10 minuten de tijd, zorg dat ze actief repeteren en niet alleen bespreken. Applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu en in het rechter menu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

* Bijlage 2: invulschema, bij voorkeur op A3-formaat.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vrienden Vlog

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een tutorial over hoe je vrienden maakt en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: het is leuk om resultaten van deze les ook echt met camera op te nemen.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up 1 tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten, het zijn stapjes in een verhaal.

Jullie ontmoeten elkaar voor het eerst en besluiten samen te gaan spelen.
A stelt voor om kattenkwaad uit te halen, B wil dat eigenlijk niet.
B je geeft toch toe, jullie halen kattenkwaad uit.
Eén van jullie twee bezeert zichzelf: hoe lossen jullie dat op?

Steeds als ze klaar zijn gaan ze op de grond zitten zodat je ziet hoe ver de groep is. Dan geef je de volgende opdracht en gaan ze staan om die uit te voeren.

Warming up 2 tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten, het zijn stapjes in een verhaal.

Op een verjaardag: jullie spelen samen met een cadeau.
Op het schoolplein: jullie horen een mysterieus geluid achter het hek.
Tijdens schoolkamp: jullie zijn verdwaald tijdens spoorzoekertje.
In het pretpark: jullie moeten lang in de rij wachten maar verzinnen een plan.

Steeds als ze klaar zijn gaan ze op de grond zitten zodat je ziet hoe ver de groep is. Dan geef je de volgende opdracht en gaan ze staan om die uit te voeren.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een vlog te maken over hoe je vrienden maakt. Twee korte scenes, een z.g. Niet zo, maar zo-filmpje. Belangrijk is dat je geen scheldwoorden en geweld gebruikt in je scene.

Optioneel: Een van jullie wordt de vlogger, ik wijs die in jullie groepje aan.

Bespreek kort de andere aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat in het rechter menu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Monster vs Mens (omdraaidrama)

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarin de begrippen monster en mens zijn omgedraaid en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je speelt een monster in de monsterwereld.

Spelopdrachten: je laat je draak uit, je haalt je arm eraf en gaat ermee tennissen, je zingt een kinderliedje met een monsterstem, je hoort een mens zingen en houdt je monsteroren dicht.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up viertallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere viertallen. Je moet er bij praten. Bepaal wie tweetal a is en wie tweetal b.
Van één tweetal is één de verteller, die vertelt over mensen (het andere tweetal). Het mensentweetal voert uit wat de monsterverteller vertelt, het andere monster wordt er bang van.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in aan de slag gaan. Kies drie kinderen uit, twee daarvan zijn mensen die uitbeelden wat jij vertelt. Het derde kind is net als jij een monster, die speelt dat hij bang wordt van je verhaal.
Vertel dat mensen ’s ochtends wakker worden en een boterham met kaas eten, knuffelen met hun huisdier, tikkertje spelen enz. Vertel het als een griezelverhaal zodat het monsterkind naast je goed kan spelen dat hij er bang van wordt.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: In de Monsterwereld is er niets griezeliger dan mensen (vooral kinderen, brr). Wat als de dingen die wij heel gewoon vinden akelig eng zijn voor monsters? Voetballen smerig, een boterham met kaas eten angstaanjagend, iemand een hand geven te eng om naar te kijken? Jullie maken een verhaal waarin je de begrippen mens en monster omdraait.

Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

 

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vast!

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een benarde situatie en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten:
• Je loopt over straat, als ik in mijn handen klap blijft je voet/schoen vastzitten in een putdeksel.
• Je stapt uit de trein, als ik in mijn handen klap blijft je jas tussen de treindeuren vastzitten.
• Je sleutels vallen tussen de stenen, als je ze wil pakken blijft je hand vastzitten.
• Je wast je handen, als je de kraan dicht wil doen lukt dat niet en de wasbak stroomt bijna over.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Spelopdrachten:
• Ga samen touwtrekken.
• Doe waterlaarzen aan en loop door de dikke modder.
• Probeer samen over een brede sloot heen te komen.
• Ga boomklimmen (zonder echt ergens op te staan).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken van mensen die ergens vast/klem zitten. Op de opdrachtkaart staan twee keuzemogelijkheden, kies een mooie uitdagende opdracht uit.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu en rechts in beeld een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Griezelspeurtocht.

Werkvorm(en): vertelpantomime.
Vertelpantomime: één speler vertelt een verhaal, de rest beeldt synchroon aan dat verhaal uit zonder daarbij geluid te maken.
Activiteit: de kinderen verzinnen een griezelig vertelpantomime en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: voor jou een pen en papier om dingen te noteren, 5 pennen voor 5 groepjes.
Opmerking: deze les duurt 45-60 minuten.
Print lesopzet

Er zijn nog meer griezellesen voor groep 6: ‘Griezels, maar dan echt’ en ‘Griezeldobbel’.

Inleiding.
Bespreek met je groep dat jullie vandaag gaan griezelen en dat ze daarbij aspecten gebruiken uit bestaande verhalen (boeken, films, tv series). Jullie gaan dus dingen lenen uit bestaande verhalen.

Bespreek kort wat ze uit bestaande griezelverhalen leuk vinden en kies daar één aspect uit.
Toelichting: dat kan een soort monster, een locatie, een object dus van alles zijn.

Noteer dat bij fase 3.

Warming up klassikaal individueel:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik vertel een verhaal, speel dat gelijk mee zonder contact te maken met een klasgenoot.

Je vertelt nu improviserend het volgende.
Fase 1: vertel over opstaan: wakker worden, uitrekken, ontbijten enzovoorts. Eindig op de fiets naar school.
Fase 2: vertel dat het schoolkind onderweg iets hoort….
Fase 3: betrek het aspect uit de voorbespreking bij je vertelpantomime.
Fase 4: vertel dat het schoolkind opgelucht ademhaalt en doorfietst naar school.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: A, je gaat zo een verhaal vertellen en B gaat dat synchroon (gelijktijdig dus) uitbeelden aan wat jij vertelt. Twee aandachtspunten:
1: je vertelt de gedachtes ook.
2: je vertelt met geluiden.

Doe dit een keer voor met twee kinderen voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies twee kinderen voor Dracula en Grootmoeder en vertel een verhaal. De kinderen spelen het synchroon aan jouw vertelling uit:

Fase 1: vertel dat Graaf Dracula (een vampier) in zijn koelkast kijkt en niks te eten heeft, hij gaat op jacht. Ondertussen zit Grootmoeder te breien en broodjes te eten.
Fase 2: vertel dat hij aanklopt bij Grootmoeder en haar bijt. Grootmoeder verzet zich nog met haar breinaalden maar het is te laat.
Fase 3: vertel dat oma net knoflook had gegeten, op de broodjes zat knoflookboter! Graaf Dracula krijgt een enorme jeukaanval, want vampiers kunnen niet tegen knoflook.

De kinderen gaan in tweetallen staan en wachten op de opdracht.

Opdracht 1: vertel ‘Een dag uit het leven van een griezelfiguur dat je kent uit een boek of film’: wat denkt en doet hij/zij zoal de hele dag? Laat dingen fout gaan enzovoorts.

Wissel van verteller en speler.

Opdracht 2: vertel ‘de Geheime hobby van….’: kies een griezelfiguur die je kent uit een boek of film en vertel over hoe hij/zij een onverwachte hobby beoefent.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een vertelpantomime te maken. Je verwerkt daar iets in wat je kent uit en griezelverhaal (film, boek, tv). Dat kan een ding (object) zijn, een plek (locatie) een rol of activiteit. Je speelt dus niet een bestaand verhaal na maar leent er een onderdeel uit. Je krijgt een werkblad en een pen om korte steekwoorden op te schrijven.

Bespreek kort de aandachtspunten op de werkbladen. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de werkbladen en een pen uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, let op dat ze niet te lang schrijven en praten. Applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu en rechts in beeld een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Ondeugende panda’s

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: twee panda hoofddeksels (zie hieronder)

hoofddeksel knippen »

Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Voor aandachtspunt bekijk de pictogrammen in het leerkrachtenscherm.
Print les
Print panda hoofddeksel

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies twee kinderen die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van kind B.
Spelopdracht: A is de hond, B is het baasje en van jou doe ik de stem. De hond luistert eerst nog heel goed. Als ik een teken geef plas je op de grond, jullie zijn in huis.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. De kinderen herhalen hun spel zo lang tot jij de volgende opdracht geeft.

Instructie voor de spelacteurs: je kijkt naar de panda’s en maakt af en toe ontroerde geluidjes, je moet lachen bij de apen, je schrikt omdat een tijger tegen de kooi aan springt, je bent bang bij het vogelspinnenhok, het stinkt bij het hok van de lynx.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie eerst de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze.

Instructie voor de spelacteurs:
Je aait een konijn, maar bent allergisch en moet steeds niezen.
Je voert een vis, als ik een teken geef springt de vis uit de kom en je probeert hem te pakken.
Je kijkt tv, als ik een teken geef is de vogelspin van je broertje ontsnapt en je probeert hem te vangen.
Je zit onder een boom, als ik een teken geef merk je dat je in een mierenhoop zit.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: De panda’s Wu Wen en Xing Ya waren in april 2017 de beroemdste dieren van Nederland. Ze werden van China naar Nederland vervoerd in 4 stappen. Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om van één van die stappen een verhaal te maken waarin de panda’s erg ondeugend zijn.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen:

Optie 1: Maak 3 of 4 grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.

Optie 2: Maak 4 groepen. Tijdens de presentatie:
Groep 1 doet de stemmen van groep 4.
Groep 2 doet de stemmen van groep 1.
Groep 3 doet de stemmen van groep 2.
Groep 4 doet de stemmen van groep 3.

Van tevoren vertelt de spelende groep in één zin de clou van hun presentatie aan de nasynchroniserende groep

Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar aan één van de zijkanten van het publiek. Dus niet in het zicht op het spelvlak.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Wist je dat onder het klassenmenu en in het rechter menu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Dramales tableaus vanuit een schilder maken

Op deze pagina kan je zelf een tableaules naar aanleiding van het werk van een schilder maken.
Ter voorbereiding dien je 5 schilderijen van de betreffende schilder te kiezen, schilderijen met voldoende rollen (mensen, dieren, misschien objecten) die kinderen kunnen verbeelden. Deze print je uit (bij voorkeur in kleur) en voeg je bij de opdrachtkaarten.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitegever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de erfgoedlessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.


Let op: de ‘verzenden’-knop staat boven ‘Let op’, druk niet op ‘prev’ links onder anders ben je alles kwijt.

Sportieve dieren

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een dierensport en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: na afloop kun je de sporten eventueel op internet laten opzoeken, er zitten spectaculaire filmfragmenten tussen.

Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je een konijnenhok verschoont.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Dieren verzorgen: slang, tijger, vogelspin, goudvis en paard.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: A je bent de winkelier van een dierenwinkel, B je komt een bepaald dier kopen. Alleen in pantomime mag je niet praten, en je mag het dier niet nadoen. Gaat dat lukken?

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies een kind uit als winkelier, kom zijn winkel binnen en doe alsof je een olifant aait (zo geef je vorm en grootte aan) / schoonmaakt met een tuinslang / nootjes geeft. Het kind haalt een olifant als hij je begrijpt, jullie rekenen af.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over een dierensport. Alle opdrachten zijn, hoe vreemd misschien ook, bestaande dierensporten.

Opdrachten: Schapenhonden, olifantenpolo, springconcours met konijnen, kamelenrace, pig olympics.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Sportmusical

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over sport waarin ze naar eigen inzicht zang en dans verwerken en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het spelplezier wordt verhoogt wanneer je een muziekje regelt waar tijdens de sportwedstrijd op kan worden gedanst (niet langer dan 25 seconden). Het kan ook zonder maar het is wel een tip.
Opmerking:
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel ook dat jullie in deze les een minimusical in elkaar gaan draaien.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. In musicals worden relatief normale bewegingen uitvergroot en gedanst. Dat gaan we ook doen maar dan met sport.

Geef hiervan een voorbeeld. Dans als een bokser en voeg daar fijne discogebaren aan toe

Spelopdrachten: voetbaldans, tennisdans, schermdans, volleybaldans.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. In musicals beginnen spelers soms onverwacht met zingen en voeren zo hele gesprekken met elkaar. Dat gaan we ook proberen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij bent de postbode, het kind krijgt een pakketje met nieuwe sportschoenen en maakt hem open, jullie spelen alles zingend en met grote gebaren.

A je bent een voetballer, B je bent de coach die A vertelt dat hij niet meer wordt opgesteld.
A je bent coach, B je bent een gewichtheffer die door de coach wordt aangemoedigd. Je zingt terug.
A en B, jullie zijn darters die naar elkaars worpen kijken.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een sport toegewezen waar jullie een minimusical van gaan maken. Er staat een rolverdeling en een voorstel voor een verhaal op de opdrachtkaart. Je mag daar van afwijken, het is bedoeld als suggestie.

Opdrachten: boksen, voetbal, zwemmen, marathonlopen, paardrijsport.

Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan, met name aan de zangtip. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat was het pobleem in deze minimusical?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Zelf je acteer les maken gr 6-8

Hier het formulier waarmee je zelf een acteer les kan maken voor groep 6-8.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
    :

    Warming up tweetallen: beschrijf minimaal 3 A/B-situaties die tweetallen kunnen uitbeelden met praten, en die aansluiten bij het thema van je les.

    Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

    Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
    Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
    Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: oplossing, 4: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.

    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen een verhaal mee gaan voorbereiden.
    Tip: kijk in een bestaande acteer les van Dramaland als voorbeeld, dan heb je een idee hoe het werkt.

    Druk je op deVERZENDEN-knop (boven het woord ‘Instructie’) dan ontvang je je les direct per mail. Loop de tekst na voordat je hem geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.


    Instructie ‘werken met een stappenplan’.
    Om kinderen te ondersteunen bij het opbouwen van een verhaal maak je een stappenplan waarin je per stap aangeeft wat er gebeurt, maar niet hoe.
    Je schrijft in het tekstvlak: ‘stap’ en het volgnummer (bijvoorbeeld 2), en dan wat er in die stap gebeurt.

    Twee voorbeelden ter inspiratie. je kan er een copy-pasten als het bij je les past.

    Voorbeeld 2: Drie stappen.
    Stap 1: Niets aan de hand, het is gezellig.
    Stap 2: Er ontstaat een probleem.
    Stap 3: Mensen gaan aan de slag, werken aan de oplossing.

    Voorbeeld 2: Vier stappen.
    Stap 1: Niets aan de hand, het is gezellig.
    Stap 2: Slecht nieuws, een situatie moet worden opgelost.
    Stap 3: Mensen gaan aan de slag, werken aan de oplossing.
    Stap 4: Hoe loopt het af? (deze stap is belangrijk)

    Het werken met zo’n stappenplan voorkomt ‘vlakke’ presentaties waarin niets verhalends gebeurt. Heb je een onervaren groep, benoem de stappen concreet binnen het thema van de les en geef iets meer structuur.

    Bijvoorbeeld:
    Stap 1: Niets aan de hand in jullie restaurant.
    Stap 2: Er ontstaat paniek (denk niet aan een overval: wat kan er gebeuren met het personeel, de gasten, het eten…).
    Stap 3: Gasten en personeel gaan aan de slag, werken aan de oplossing.
    Stap 4: Hoe loopt het af? (deze stap is belangrijk)