Schoollol.

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een bijzonder soort school en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Advies: in groep 4 komt het voor dat kinderen in de leskern niet zelf kunnen bepalen wie het spel en wie de stem op zich neemt. Je kunt dit zelf bepalen door het vooraf op de opdrachtkaart te schrijven. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een scène voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Instructie voorbeeldscene: Je komt thuis van het boodschappen doen met een hele zware tas. Die zet je op de grond, maar dan blijkt dat een pak melk is opengescheurd. Alles wordt vies, je wil het opruimen en dan glijd je ook nog uit!

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachtenvoor de spelacteurs: je moet huilen, je moet lachen, je hebt de hik, je moet niezen, je zingt of fluit een liedje, je stoot je hoofd en hebt pijn.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachtenvoor de spelacteurs: Je eet een ijsje en druppelt op je kleren. Je pakt voor het eerst je nieuwe spelcomputer uit maar hij doet het niet. Je wordt wakker en denkt dat er een inbreker in het huis is. Je gaat gewichtheffen maar laat het gewicht op je tenen vallen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde scene over een bijzondere school te maken. Lees de opdrachtkaart goed door.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie de bijlage voor een voorbeeldopdracht.

Opdrachten: dansschool, muziekschool, sportschool en circusschool.

Maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.
Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Jullie school is: de brandweerschool.
1: Bepaal wie van jullie het spel gaan doen en wie de stemmen.
2: De stemacteurs gaan samen zitten, de spelacteurs gaan voor jullie spelen.
3: Kies een spelacteur uit waar je de stem van gaat doen.

A: er is niets aan de hand.
B: er gaat iets mis.
C: er komt een oplossing.

Spelacteurs: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen.
Stemacteurs: praat niet teveel door elkaar.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Oeps!

Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts).  Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Maak gebruik van drama-tv. Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je aan het timmeren bent en jezelf met een denkbeeldige hamer op je duim slaat.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één nodigt de ander uit om iets te gaan doen maar er gaat iets verkeerd. Samen lossen jullie het op, je mag geen ruzie uitbeelden.

B nodigt A uit om te gaan rolschaatsen (of skateboarden).
A nodigt B uit om te gaan darten.
B nodigt A uit om te gaan vliegeren.
A nodigt B uit om te gaan tennissen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Nodig een kind uit om thee te gaan drinken, laat het denkbeeldige dienblad uit je handen vallen en ruim dat samen op. Praat enthousiast in jabbertaal.
De kinderen gaan staan, vullen zelf de spelopdrachten in totdat je de volgende spelopdracht geeft.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je krijgt een opdracht waarbij de één hulp nodig heeft van de ander. Praat vooral lekker hard in jabbertaal.

A zit met zijn voet vast, B komt helpen. B vraagt eerst wat er aan de hand is.
B zit op de wc  vast, A komt helpen. A vraagt eerst wat er aan de hand is.
A krijgt z’n fiets niet open, B komt helpen. B vraagt eerst wat er aan de hand is.
B heeft een lekke band, A komt helpen. A vraagt eerst wat er aan de hand is.

De kinderen gaan staan, vullen zelf de spelopdrachten in totdat je de volgende spelopdracht geeft. Daarna gaan ze op hun plek zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie:  Waar veel kinderen zijn gebeuren wel eens ongelukjes. Jullie krijgen in werkgroepen een plek toegewezen waar veel kinderen komen. Eén van jullie krijgt een ongelukje, de anderen schieten te hulp. Maak het ongeluk niet te groot, iedere rol moet het overleven.

Opdrachten: op de manege, het zwembad, de bowlingbaan, het pretpark, de schaatsbaan.
Reserve: de kinderverjaardag.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Het werk wordt aan elkaar gepresenteerd. Sluit iedere presentatie af met een applaus en een korte nabespreking.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Oeps!

Jullie krijgen een ongelukje op de volgende plek: op het schoolplein.

Stap 1: er is nog niks aan de hand (stap 1 mag niet te kort zijn).
Stap 2: het ongelukje.
Stap 3: de hulp.

Jabbertalk:
Praat lekker hard
Speel met duidelijke gebaren en gezichtsuitdrukkingen.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Wat hoor ik?

Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel van een bepaalde plek en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.
Als je het leuk vindt om vooraf een you tube filmpje over hoorspel te laten zien kijk dan op de hoorspelpagina van deze methode.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de linkensite die bij deze methode hoort is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.

Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).

Warming up klassikaal.
De groep zit in een kring op de grond.
Instructie:
Leg allemaal je handen voor je en tik met je vingers op de grond (regen).
Nu hetzelfde maar dan met je nagels (hagel).
Hoe klinkt de wind als je het met z’n allen nadoet?
Laat in de verte een ambulance naderen en aan de andere kant weer verdwijnen.
Hoe klinkt het open doen van een deur? En doe de deur weer achter je dicht.
Hoe klinkt het opstijgen van een vliegtuig?
Het wegrijden van een stoomtrein?

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A sluit de ogen, B maakt een geluid. A raadt pas om welk geluid het gaat als B klaar is. Dan wisselen jullie. Maak meer soorten geluiden dan alleen diergeluiden.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken over een plek waar veel mensen samenkomen. Daar krijgen jullie een geluidenlijstje voor, je mag dat gebruiken maar het hoeft niet.

Opdrachten: ziekenhuis, sportveld, circus, kermis.

Maak werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten.

Hoe klinkt zo iemand?

Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel over een bepaalde rol en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.  
Als je het leuk vindt om vooraf een you tube filmpje over hoorspel te laten zien kijk dan op de hoorspelpagina van deze methode.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de linkensite die bij deze methode hoort is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk van de werkvorm hoorspel.

Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal na. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).

Warming up klassikaal.
De groep zit in een kring op de grond.
Vragen:
Hoe klinken soldaten die voorbij marcheren?
Hoe klinkt een schoolklas in de bus?
Hoe klinken dwergen in het bos?
Hoe klinken piraten op hun boot? 
Hoe klinken dieren in het oerwoud?

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één maakt straks een geluid dat bij een bepaalde plek hoort. A sluit de ogen, B maakt een geluid. A raadt pas om welke plek het gaat als B klaar is, en dan wisselen jullie.

Doe dit vóór. Laat de groep de ogen sluiten en zeg iets als ‘Jullie mogen niet duiken en elkaar niet onder duwen. Kom er maar voorzichtig uit, en niet naar het diepe’. De groep raadt dat het om het zwembad gaat en dit de zwemjuf of meester.
Tips voor kinderen die er niet uit komen: boerderij, spookkasteel, schoolplein, dierentuin, treinstation.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken over een bepaalde rol. Daar krijgen jullie een geluidenlijstje voor, je mag dat gebruiken maar het hoeft niet, het zijn maar tips.

Opdrachten: ridder, brandweer, popster en indiaan. Maak werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten.

Poppenkraam.

Werkvorm(en): acteerspel en pantomime.
Activiteit: De kinderen beelden verschillende soorten poppen uit.
Benodigdheden: een pet of hoed.  
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les poppen gaan uitbeelden. Inventariseer kort soorten poppen en benadruk dat poppen ook voor jongens zijn. De meeste jongens hebben ook poppetjes en poppen, voor het gemak scharen we knuffeldieren ook onder poppen. Breng eventueel de film ‘Toy Story’ naar voren, waarin speelgoed tot leven komt.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Lopen als: Een grote dikke knuffelbeer, een robot, Jan Klaassen, Barbie,  een clownpop, een dinosaurus, een danseres, een knuffelhondje, een cowboypop…

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond.
Kies een kind uit dat als voorbeeld dient. Vertel dat poppenmakers een pop in elkaar zetten. Neem het kind bij de arm en zet het in een bepaalde positie. Zeg dat de arm zo moet blijven staan. Maak je eigen pop door het kind in een bepaalde houding te zetten, bijvoorbeeld een in een danshouding of stoere spierballenhouding. Steeds als je een lichaamsdeel in een bepaalde positie zet moet het zo blijven staan.

De kinderen gaan dit ook doen en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. Zeg dat ze voorzichtig met elkaar moeten omgaan.

Kern.
De groep staat verspreid in het lokaal. Laat ze bewegen als hun lievelingspop, ze moeten bevriezen als jij in je handen klapt.
Vertel na twee keer dat in de Efteling stemmetjes uit de (sprookjes)poppen komen,  en dat ze een uitspraak of geluid moeten verzinnen dat bij de pop staan die ze nu uitbeelden. Loop daarna langs en druk op een denkbeeldig knopje op hun schouder, luister naar het geluid dat uit de ‘poppen’ komt. Dat kan van alles zijn, een dierenpop kan een dierengeluid maken, een clown kan lachen, enzovoorts.

De Poppenkraam.
De helft van de groep gaat aan de kant zitten, de andere helft gaat verspreid op de spelvloer staan. Zet een pet of hoed op en vertel dat je de poppenverkoper bent, en dit je poppenkraam. Stof de poppen een beetje af, loop naar een kind aan de kant, open een denkbeeldige deur en verwelkom je eerste klant.
Laat het kind een paar poppen aanzetten (denkbeeldige knop op de schouder) en ook weer uitzetten natuurlijk.
Dan vertel je dat de eerste klant een pop mag uitkiezen om mee te nemen naar huis (plekje aan de kant), de pop kan meelopen.
Als dat is gebeurt mogen alle kinderen een pop aanzetten mee naar de kant nemen.
Daarna wissel je en spelen de ‘klanten’ van de eerste ronde de poppen van de tweede.

Begeleid alles als poppenverkoper, als je de pet afzet ben je vanzelfsprekend jezelf.

Afsluiting: marionetten.
Doe voor met een kind: Een denkbeeldig touwtje aan een hand, als jij er aan trekt gaat de hand bewegen. Volgens dit principe laat je de andere hand ook bewegen, doe je onzichtbare touwtjes aan de knieën en laat je zo ‘de marionet’ door de ruimte bewegen. Kinderen oefenen dit in tweetallen. Als het goed gaat dan laat je de marionettenspelers hun poppen elkaar de hand schudden. Laat ze een keer wisselen zodat ze beide rollen hebben gespeeld.

Pech onderweg.

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pechverhaal met behulp van een opdrachtkaart en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren: doen-alsof-spel met praten.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je zit op een paard, je zit in een raket, je staat op een step, je zit in een trein, je zit in een roeiboot, je zit op de bok van een koets.

Verzin eventueel wat vervoermiddelen erbij en geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: help!
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  A is straks op reis maar kan niet verder, je vraagt B om hulp. Je bepaalt zelf de manier waarop je op reis bent.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe alsof je gaat rolschaatsen, je rolschaats gaat kapot. Vraag aan het kind of hij gereedschap heeft en kan helpen. Bespreek daarna kort op welke manieren je kan reizen (fiets, lopend, per step, auto….).  De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in vier werkgroepen de opdracht om een pechsituatie te spelen. Jullie zijn onderweg maar er gaat iets verkeerd. Gelukkig komt er hulp en kunnen jullie toch verder reizen.

Opdrachten:  boot, auto, fiets, per koets, per trein.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier werkgroepen. Deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Pech onderweg:

Jullie reizen met het vliegtuig.

1: jullie stappen in.
2: jullie reizen.
3: jullie hebben pech.
4: er komt hulp.
5: jullie reizen verder.

Let op: je moet praten, en er mag geen geweld in jullie verhaal voorkomen.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe reizen ze in deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Help de Sint

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen de oplossing van een probleem en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: Pietenpetten en een mijter.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  Je pakt een Barbie in, je pakt een fiets in, je klimt via een schoorsteen naar beneden, je maakt de boot schoon, je borstelt Americo (het paard van Sinterklas), je strooit pepernoten.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Als er een probleem is dan komt Piet naar de Hoofdpiet om hulp. Iets kan kwijt zijn, of kapot bijvoorbeeld. A is straks als eerste Hoofdpiet, B verzint een probleem dat A moet oplossen. B bespreekt het vooraf niet met A. Je moet erbij praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Klop bij het kind aan en spreek het aan als Hoofdpiet. Zeg dat er een deuk in de staf van Sinterklaas zit, en dat je het niet terug kan buigen. Laat het kind als Hoofdpiet het probleem oplossen. Het is leuk als jullie Pietenpetten dragen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een afbeelding met daar op een probleem van de Pieten en Sinterklaas. Bespreek het probleem, verdeel de rollen en speel zowel de plaatjes als de oplossing die jullie hebben verzonnen.

Er zijn zes plaatjes, bespreek er één van: welke oplossing zouden ze verzinnen? Benadruk dat de kinderen ook het probleem spelen zoals dat op de afbeeldingen staat.
Maak werkgroepen en deel de afbeeldingen uit.

Toelichting:
afbeelding 1: in Spanje staan Sint en zijn Pieten op het punt te vertrekken, bij de stoomboot aangekomen zit er een gat in.
afbeelding 2: in Spanje staan Sint en zijn Pieten op het punt te vertrekken, bij de haven aangekomen is de boot verdwenen.
afbeelding 3: twee Pieten zijn op weg om hun pepernotenzakken te vullen, in de bakkerij blijkt dat de bakpiet alles heeft opgegeten.
afbeelding 4: twee Pieten gaan Sinterklaas ophalen voor de intocht, bij de kamer van Sinterklaas aangekomen blijkt hij te zijn verdwenen.
afbeelding 5: twee Pieten willen cadeautjes uit een vrachtauto halen om weg te geven. Bij de vrachtwagen aangekomen blijkt deze leeg te zijn: de cadeaus zijn weg,
afbeelding 6: op de stoomboot verheugt iedereen zich op de intocht, maar waar zijn de kinderen?

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welk probleem ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Beroepen die helpen.

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen beelden beroepen uit en presenteren die in werkgroepen aan elkaar. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Deze les zal gaan over beroepen die anderen helpen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: je krijgt zo een spelopdracht, voer die uit zonder contact te maken met klasgenoten.

Handelingen:  je maakt de straat, je repareert iets, je bent een tandarts, je bent een dierendokter, je tilt een zware verhuisdoos.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je spreekt van tevoren niets af. De één laat straks een probleem zien aan de ander, die kijkt er naar en lost het probleem op. Je mag er bij praten. Je laat iets kapot gaan, je bezeert jezelf of iets dergelijks. 

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Fiets bijvoorbeeld op een denkbeeldige fiets en krijg een klapband. Loop dan naar het kind het doe een denkbeeldige deur open zodat het duidelijk wordt dat je naar de fietsenmaker gaat. Vergeet niet erbij te praten, dat hoort bij deze werkvorm.

De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in een werkgroep een ‘helpend’ beroep, je gaat dat zo instuderen dat het publiek straks snapt wat jullie opdracht is. Je laat zien hoe bijvoorbeeld de huisarts aan het werk is en wat hij zoal meemaakt.

Verdeel de groep in vier, hooguit vijf werkgroepen en laat ze zo ver mogelijk van elkaar af zitten. Vermeld eventueel nogmaals dat ze mogen praten bij deze opdracht. Loop dan langs en geef ze mondeling de beroepen door.

Opdrachten:  dierendokter, ziekenhuispersoneel, brandweer, schoonmakers, dierenambulance. Reserve: reddingswerkers, ongediertebestrijders.

Licht de beroepen eventueel mondeling kort toe.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

Kerst

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met behulp van een werkblad een kerstverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: schoolbord of a3 papier met stift. Optioneel: het is aan te raden een verzameling hoofddeksels te regelen voor deze les, dat verhoogt het kerstgevoel.
Opmerking: het heeft de voorkeur om de begrippenlijst uit de kern van de les uit de kinderen te laten komen, leent de groep zich hier niet voor dan kun je voorafgaand aan de les altijd zelf een woordenlijst maken.
Print de lesopzet inclusief 5 werkbladen.

Drama TV: de aflevering staat in het klassenmenu.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: tuig de kerstboom op, ruim een kapot gevallen kerstbal op, speel met een cadeau dat je voor kerst hebt gekregen, maak een sneeuwpop, duw de auto uit de sneeuw.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B. Benadruk dat ze moeten praten.

Opdrachten:
A komt een kerstboom uitzoeken bij B (de kerstboomverkoper).
B komt lekker eten bij A.
A geeft B een cadeau, deze pakt het uit en bepaalt zelf wat er in zit. Speel er even mee.
B nodigt A uit om naar de schaatsbaan te gaan, samen schaatsen jullie voorzichtig een rondje.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vraag de kinderen welke begrippen ze rond kersttijd belangrijk vinden. Vertel dat het niet automatisch gaat om cadeaus krijgen, maar meer om begrippen als ‘gezelligheid’ bijvoorbeeld.
Je zal uitkomen op woorden als: vrede, vriendschap, vrijgevigheid, vergeving, sportiviteit… Noteer deze op het bord of A3 papier.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om één van deze woorden te kiezen. Jullie verzinnen een kerstverhaal dat zich afspeelt op school waarbij het woord (bijvoorbeeld ‘gezelligheid’) er eerst niet is. Maar dan gebeurt er iets waardoor dat woord wel in het verhaal komt.

Bespreek kort de aandachtspunten op het werkblad. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de werkbladen uit.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welk kerstwoord ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.