Schouder aan schouder (thema vriendschap)

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarin vrienden elkaar helpen en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up drietallen.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B en C.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere drietallen. Je moet er bij praten. De opdrachten gaan over vrienden die samen iets gaan doen.

Spelopdrachten:
A je bent jarig, B en C komen op bezoek. Bepaal wat jullie gaan doen.
B je hebt een nieuw huisdier, A en C komen op bezoek. Bepaal wat jullie gaan doen.
C jullie mogen zelf pannenkoeken bakken bij jou thuis, B en A komen op bezoek. Bepaal hoe jullie dat gaan aanpakken.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up drietallen.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B en C.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere drietallen. Je moet er bij praten. Je krijgt een situatie en één van jullie verzint een probleem als je het fluitje hoort.

-Jullie zijn in het zwembad. Als je het fluitje hoort verzint A een probleem, de anderen helpen mee om het probleem op te lossen.
-Jullie zijn aan het spelen in het bos. Als je het fluitje hoort verzint B een probleem, de anderen helpen mee om het probleem op te lossen.
-Jullie zijn aan het voetballen. Als je het fluitje hoort verzint C een probleem, de anderen helpen mee om het probleem op te lossen.

Wacht steeds even tot de situaties helder worden uitgebeeld tot je op je fluitje blaast. Als je op je fluitje blaast geef je aan of A, B of C een probleem inbrengt. De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft, bij voorkeur zittend op de grond.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een opdracht, deze gaat over een groepje vrienden die elke dag samen naar school loopt. Dat is plaatje 1 (laat die op A4 zien). Plaatje 2 is een probleem dat jullie onderweg tegenkomen (bespreek kort welke problemen je kan tegenkomen als je samen naar school loopt). Steeds raken twee vrienden in de problemen, de anderen helpen. Bespreek straks met je groepje wat de oplossing is, hoe de vrienden dit gaan oplossen en studeer dat in. Ik wijs de twee kinderen aan die in het verhaal in de problemen komen. Jullie mogen er bij praten.

Maak maximaal vier werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Wijs van ieder groepje twee kinderen aan die het probleem krijgen, de anderen gaan helpen in het verhaal.
Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

De held is de slechterik!

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarbij bestaande sprookjesfiguren zijn veranderd en presenteren dat aan elkaar.
Duur: ongeveer 50 minuten.
Opmerking: omdat hier slechteriken en goeieriken in voorkomen is een pictogram (niet stoeien/vechten) toegevoegd als extra aanwijzing.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je bent een wolf en je plukt bloemen, je bent een heks en je speelt met je hondje, je bent een prins(es) en je bent aan het toveren, je bent de koning(in) en je blaast een huisje omver.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

A is Roodkapje, B de Wolf: Roodkapje je probeert erachter te komen wat de wolf gaat doen (‘Waar ga je heen, zo alleen?’).
A is de Heks, B Hans of Grietje en je eet het snoephuisje op, de Heks kan er niks aan doen en heeft geen huis meer.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Stel je voor Roodkapje is een slechterik en eet de wolf op, daar krijg je een heel ander verhaal van. Jullie trekken straks in teams een kaartje met een symbool (laat het instructievel met de emojis zien en bespreek die). De goede figuren zijn in deze les sprookjesfiguren die normaal de slechterik zijn, de slechte figuren zijn figuren die normaal goed zijn en dan zijn er nog helpers (de nadenkers) die mogen kiezen of ze de goede of de slechte figuren helpen.
Let op! (laat het niet stoeien/vechten symbool zien) als de slechterik wordt overmeesterd moet dat snel gebeuren: geen lange stoeisessies in de presentaties.

Bespreek kort de gang van zaken: jij komt met de kaartjes bij de teams die trekken ze, ze mogen eventueel onderling ruilen. Maak maximaal vijf werkgroepen en laat de strookjes met rollen trekken. Als dat is gebeurd doe het volgende klassikaal.

Instructie 2: Slechteriken ga bij elkaar staan, de helpers in het midden en de goede figuren bij elkaar ernaast. Bespreek: wat willen de goede figuren, hoe gaan de slechte figuren dat dwarsbomen, helpers: wie gaan jullie helpen, hoe loopt het af?

Toelichting: Door dit te coachen breng je structuur in hun overleg.

Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

 

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Angst is Eng!

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een bepaalde angst en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachten

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je voorzichtig een deur opendoet, om het hoekje kijkt en de deur weer bang sluit. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. En in pantomime dus zonder geluid.

Spelopdrachten: huilen, schrikken, gillen, bang kijken, wegsluipen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: Bedenk alle dingen waar mensen bang voor zijn volgens jou. Kun je iets engs spelen zo dat de ander kan raden wat het is?

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Er bestaat een lijst van angsten die door artsen worden gezien als ‘echte angst’, maar daar staan de meest onverwachte dingen tussen. Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken van zo’n bijzondere angst. Ik wijs aan wie in jullie groepje de bange persoon mag spelen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten met behulp van het uitlegvel (laatste pagina van de pdf). Het uitlegvel spreekt voor zich, het verhaal heeft drie stappen. Als je klaar bent met bespreken hang het uitlegvel dan zichtbaar voor de kinderen op. Belangrijk te vermelden is dat maar één kind bang speelt anders wordt het erg rommelig. Wijs die ‘bange’ speler aan als je de opdrachtkaarten uitdeelt en kies daarbij uit de kinderen die zich daarvoor melden.
Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu en rechts in beeld een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Panda jabber

Werkvorm(en): jabbertalk.
Activiteit: de kinderen spelen een stuk na van het verhuis avontuur van de beroemde panda’s en presenteren dat aan elkaar in fantasietaal.
Benodigdheden: twee panda hoofddeksels (zie hieronder)

hoofddeksel knippen »

Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts). Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print panda hoofddeksel
Print de les

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je met je hond speelt, een stok weggooit en dat de hond niet meer terugkomt.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie gaan ook in fantasietaal praten, de opdrachten gaan over verschillende dieren. 

B nodigt A uit om mee te gaan om de hond uit te laten.
A nodigt B uit om mee te gaan met paardrijden.
B nodigt A uit om mee te gaan naar de kinderboerderij.
A vraagt B mee te helpen het konijnenhok schoon te maken.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Warming up viertallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie tweetal A is en wie tweetal B.

Instructie: De panda’s Wu Wen en Xing Ya waren in april 2017 de beroemdste dieren van Nederland. Ze werden van China naar Nederland vervoerd en wonen nu in een Nederlandse dierentuin. Niemand weet wat panda’s vinden of denken, maar jullie krijgen zo in de opdracht om ze in jabbertalk te laten praten,. Er zijn ook verzorgers in het verhaal, mensen en panda’s kunnen elkaar niet verstaan maar praten onderling wel met elkaar.

Opdrachten:
• Tweetal A speelt de panda’s en mogen met elkaar praten, tweetal B speelt de Chinese verzorgers en mogen met elkaar praten: de verzorgers vertellen de panda’s dat ze naar Nederland gaan verhuizen. De panda’s verstaan ze niet.
• Tweetal B speelt de panda’s en mogen met elkaar praten, tweetal A speelt de verzorgers en mogen met elkaar praten: De verzorgers zitten met de panda’s in het vliegtuig, wat vinden de panda’s daarvan?
• Tweetal A speelt de panda’s en mogen met elkaar praten, tweetal B speelt de verzorgers en mogen met elkaar praten: de verzorgers brengen de panda’s eten.
• Tweetal B speelt de panda’s, tweetal A speelt twee koeien, iedereen verstaat elkaar: in Nederland maken de panda’s en de koeien kennis met elkaar in de dierentuin.

De kinderen gaan staan, en spelen zo lang door totdat je aangeeft dat er een volgende opdracht komt of dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een stukje van het verhuis avontuur na te spelen van onze twee panda’s. De dieren verstaan de mensen wel maar kunnen niet met ze praten, net als in animatiefilms.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Dierenmix

Werkvorm(en): combinatiespel / acteerspel
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarin een mix van twee dieren centraal staat en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: twee hoeden o.i.d. om kaartjes uit te trekken.
Voorbereiden: doe de eerste 5 kaartjes (aap, olifant, krab, neushoorn, egel) in de ene hoed, de tweede 5 kaartjes in de andere hoed.
Opmerking: let op, de beschrijving van de kernopdrachten verschilt per groepje zodat er steeds andere presentaties ontstaan.

Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je je kip uitlaat (‘kip’ gecombineerd met het werkwoord ‘uitlaten’).

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: ga rijden op je zeepaard, laat je olifant uit, geef je vleermuis te eten, speel met je zeehond.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A mixt twee dieren, bijvoorbeeld een zeehond en een varken: dan krijg je een zeevarken. B, je werkt bij een dierenwinkel, A komt zijn gemixte dier bij jou kopen. Leg A uit hoe hij het dier moet verzorgen en doe dingen voor bij het dier zodat A weet wat hij moet doen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag of het kind een Hijger bij je bestelt (kruising tussen een hond en een tijger) en haal die uit zijn hok: laat zien dat je goed moet uitkijken bij het aaien want hij bijt, dat hij heel goed is tegen katten en muizen, heel lief is voor kinderen en het huis bewaakt. Doe ook voor hoe je de Hijger voert.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om twee dieren uit deze hoeden te trekken. Daar maken jullie een verhaal mee waarin de eigenaar van het dier bezoek krijgt en uitleg geeft over het dier. Wat je precies moet doen staat op de opdrachtkaart. Er zijn drie soorten rollen: baas, dier en bezoek.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Rolverdeling: wanneer kinderen niet in staat zijn zelfstandig de rollen te verdelen (wat in groep 4 nog mag), loop na het uitdelen van de opdrachtkaarten rond en verdeel de rollen door ze als volgt aan te wijzen: dier, baas, bezoek, dier, baas, bezoek…

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Zelf je acteer les maken 3-5

Hier het formulier waarmee je zelf een acteer les kan maken voor groep 3-5.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
    :

    Warming up tweetallen: beschrijf minimaal 3 A/B-situaties die tweetallen kunnen uitbeelden met praten, en die aansluiten bij het thema van je les.

    Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

    Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
    Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.

    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen een verhaal mee gaan voorbereiden.
    Tip: kijk in een bestaande acteer les van Dramaland als voorbeeld, dan heb je een idee hoe het werkt.

    Druk je op de submit-knop (boven het woord ‘Instructie’) dan krijg je je les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je hem geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Zelf je tableau les maken gr 3-5

    Hier het formulier waarmee je zelf een tableau les kan maken.
    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen tableaus mee gaan voorbereiden.
    Tip: kijk ook in een bestaande tableau les van Dramaland als voorbeeld.

    Druk je op de onderste knop dan krijg je je tableau les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

      Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
      Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

      Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden. Als je op je fluitje blaast 'bevriezen' de kinderen zoals ze op dat moment zijn.
      :

      Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat als standbeeld in tableau staan als iemand die op een bepaalde manier reist. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

      Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen.‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een tableau (levende foto) te maken over (...) en wat jij dan belangrijk vindt.

      Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
      Bijvoorbeeld: gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘zwemmen’ enzovoorts.

      Pantomimeles zelf maken

      Hier het formulier waarmee je zelf een pantomimeles kan maken.
      Verzin voorafgaand:
      -Een thema voor je les.
      -Vijf varianten van dat thema voor de werkgroep opdrachten waar de kinderen presentaties mee gaan voorbereiden.

      Voorbeeld van een ingevuld formulier »

      voorbeeld-pantomime-les-maken-1

      Tip: kijk ook in een bestaande pantomimeles van Dramaland als voorbeeld.

      Druk je op de onderste knop dan krijg je je pantomimeles direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

      Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

      Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

      Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

      Pantomimeles groep 3-5

        Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
        Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

        Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
        :

        Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

        Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

        Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
        Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
        Op de opdrachtkaart staat alleen het onderwerp, met name voor groep 3 en 4 is dat prima. Er staat ook bij 'laat iets gebeuren' om er wat verhaal in te krijgen.


        Pantomimeles groep 6-8

          Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
          Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

          Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
          :

          Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

          Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

          Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
          Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
          Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: oplossing, 4: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.

          Werken in de…

          Werkvorm(en): acteerspel.
          Activiteit: De kinderen verzinnen een beroep bij een werkomstandigheid en presenteren dat aan elkaar.
          Print les + opdrachtkaarten

          Inleiding.
          De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

          Warming up klassikaal.
          De groep staat verspreid in het lokaal.
          Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

          Spelopdrachten: je ontstopt een toilet, je staat in en hete pan te roeren, je blust een brand, je wast een auto, je verschoont een luier.

          Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

          Warming up tweetallen.
          De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
          Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. Ik noem zo de volgende zin: ‘mensen die werken in de…’. Je overlegt snel welk beroep erbij past en gaat samen acteren: je moet er dus bij praten.

          Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Neem als voorbeeld ‘rook’ en zoek daar samen een beroep bij om uit te beelden (bijvoorbeeld brandweerman).
          De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

          Opdrachten: werken in de… nattigheid, kou, heerlijke geuren, muziek.

          Geef de tweetallen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

          Kern.
          De groep zit in hoefijzeropstelling.
          Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een beroep te verzinnen bij een omgeving (werkomstandigheid). Jullie moeten erbij praten en verzin ook iets dat kan gebeuren als je dat beroep uitoefent.

          Opdrachten: donker, stank, herrie, viezigheid, hitte.

          Bespreek kort de aandachtspunten die op de opdrachtkaarten staan. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een ongeveer 8 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

          Extra informatie:
          Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
          Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

          Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

          Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

          Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
          We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

          Welke pictogrammen passen bij deze les?
          Denk aan je mimiek
          Ga niet voor elkaar staan
          Niet door elkaar praten.
          Niet met je rug naar het publiek toe staan.
          Speel met gebaren.
          Speel vanuit lichaamshouding.
          Speel in het midden van het spelvlak.
          Spreek verstaanbaar.
          Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

          Nabespreken van een presentatie bij drama »

          Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
          1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welke werkomstandigheid gaat dit?
          2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
          3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

          Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

          Wil je iets kwijt over deze les?
          Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

          Te heet, te koud (zomerversie)

          Werkvorm(en): objectenspel.
          Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal rond situaties waarbij het te heet en te koud is en presenteren dat aan elkaar.
          Benodigdheden: pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een stok (zie ‘opmerking’).
          Opmerking 1: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.
          Opmerking 2: deze les is zowel in de winter als in de zomer actueel, er zijn twee versies van deze les al na gelang het seizoen waarin je de les wil geven.
          Dubbele kern: er zit een dubbele kern in deze les, hierdoor duurt hij 10-15 minuten langer dan normaal.

          Winterversie van ‘Te heet, te koud’

          Print les

          Inleiding.
          De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te pakken en die te veranderen in een warme waaier: doe alsof het heel heet is buiten, klap de waaier uit en wuif jezelf wat frisse lucht toe. Vertel ook dat er vandaag bij objectenspel niet gesproken wordt en koppel eventueel terug naar de pictogrammen die je voor deze les hebt uitgekozen.

          Warming up klassikaal.
          Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
          Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

          Spelopdrachten: een waterijsje, een fles zonnebrandcrème, een zonnepet, een schep om mee op het strand te spelen, een krant om mee achter een mug aan te jagen.

          Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

          Warming up tweetallen.
          De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
          Instructie: a verandert de pittenzak straks in iets dat bij de zomer winter past, b raadt het en daarna wisselen jullie zo lang tot ik zeg dat je mag stoppen.

          Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind naar voren en speel alsof je gaat zwemmen en je pittenzak is je zwembandje. Blaas het op, doe hem om je arm en stap het water in. Het kind mag het raden, daarna wisselen jullie en mag jij raden.
          De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

          Kern.
          De groep zit in hoefijzeropstelling, laat ze de pittenzakken inleveren. De 5 voorwerpen liggen in het zicht.

          Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een situatie te spelen waarbij het te heet is. Een andere groep speelt de te koude versie van jullie verhaal nadat jullie het hebben laten zien.
          Je verandert de 5 voorwerpen daarvoor van betekenis. De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set van is, tijdens het uitvoeren van jullie verhaal gebruik je ze natuurlijk wel.

          Opdrachten:
          Groep 1: Heet in huis, de elektriciteit valt uit dus ook de airconditioning.
          Groep 2: Warm op de boerderij: de dieren hebben het te warm, wat doet de boer?
          Groep 3: Te warm op het schoolplein: wat doen de kinderen in de pauze?
          Groep 4: Te warm in het pretpark: wat doen de gasten?
          Groep 5: Heet bij het water: er gebeurt een ongeluk.

          Bespreek kort de aandachtspunten van de pictogramkaarten en vertel nadrukkelijk dat er geen geweld mag worden uitgebeeld. Maak werkgroepen en deel de opdrachten mondeling uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren. Na de presentaties krijgen de werkgroepen applaus en wordt er kort nabesproken. Daarna beeldt een andere werkgroep (zie schema bijlage) in één minuut spontaan de winterversie uit van de presentatie en komt de volgende groep met een winterpresentatie aan de beurt.

          Extra informatie:
          Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
          Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

          Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

          Nabespreken van een presentatie bij drama »

          Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
          1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat is het grootste probleem in dit verhaal?
          2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
          3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

          Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

          Wil je iets kwijt over deze les?
          Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.