Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Naar de film

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een filmgenre en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze.
Opdrachten voor de spelacteurs: hond uitlaten, tandenpoetsen, gewichtheffen, vissen, schrikken, eten.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, ze bepalen welke twee de stemkant doen en wie de spelkant.
Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen de tweetallen van functie.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A zit vast in het toilet en wordt gered door c. Een agent betrapt een winkeldief. Een kind komt weer te laat in de klas, de leerkracht is heel gemeen. De één is kandidaat bij talentenjacht, de ander jurylid.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te maken over een soort film, een z.g. ‘filmgenre’.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie de bijlage voor een voorbeeldopdracht. In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan bijvoorbeeld bij de opdracht ‘Ridderfilm’ lastig worden. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd.

Opdrachten:  monsterfilm, western, griezelfilm, politiefilm, ridderfilm.

Maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.
Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Naar de film.

Jullie opdracht is: actiefilm (een boef bedreigd de stad of zelfs de wereld, speciaal team haalt van alles uit om de schurk en zijn bom o.i.d. te stoppen).

1: Bepaal wie van jullie het spel gaan doen en wie de stemmen.
2: De stemacteurs gaan samen zitten, de spelacteurs gaan voor jullie spelen.
3: Kies een spelacteur uit waar je de stem van gaat doen.

Spelacteurs: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen.
Stemacteurs: praat niet teveel door elkaar.
Voorkom het uitbeelden van geweld en iedere rol moet levend de eindstreep halen.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Impro talenten

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): improvisatiespel.
Activiteit: De kinderen oefenen deze werkvorm in de warming up fase en improviseren in teams voor de klas.
Opmerking: improvisatiespel kent een aantal vuistregels waarvan de belangrijkste in de uitzending van Drama-tv aan de orde komen. Omdat niet iedere leerkracht deze regels kent is er een bijlage in het printbestand die u ondersteunt bij het begeleiden van improvisatiespel.
Print de lesopzet inclusief checklist voor de begeleiding.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan improviseren. Benadruk dat je bij improvisatiespel zoveel mogelijk moet meespelen met de ander. Behandel een paar regels van improviseren uit de pictogramkaart of de eerder genoemde bijlage. Doe niet teveel regels in één keer maar verspreid het een beetje over de gehele les.

Warming up tweetallen: rolinterview.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A, je wordt straks geïnterviewd door B. B, stel vragen zoals: hoe ging dat, kunt u dat voordoen, kunt u mij dat leren enzovoorts. Vragen dus die meer uitlokken tot spel dan tot praten.

Opdrachten.
De geïnterviewde is: de kampioen taart eten, de kampioen cola drinken, een sportheld, heeft iemand gered.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan, het kind is bijvoorbeeld het sterkste kind ter wereld. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Warming up tweetallen: emoties aan de deur.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  A gaat staan en belt aan bij B, deze staat op en doet de deur open. A opent het spel, verzin wat je zou kunnen doen, zeggen, vragen enzovoorts. Bepaal ook of jullie elkaar wel of niet kennen. B, zorg dat je meespeelt en actieve voorstellen doet aan A: lok meer spel uit dan praten. Jullie krijgen wel een emotie mee om te improviseren.

Ronde 1: A is gelukkig, B is in paniek.
Ronde 2: A is vol schaamte, B is trots.
Ronde 3: A is verdrietig, B is bang.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en spelen zo lang door tot jij de volgende ronde afroept. Dan laat je ze op hun plek zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Bespreek kort de aandachtspunten van improvisatiespel. Deze kun je herhalen van de Drama-tv uitzending of  van de daarvoor bestemde pictogramkaart (zie menu).

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een improvisatieopdracht, die heeft te maken met de talentenwedstrijden zoals je die op tv ziet. Jullie gaan staan en komen  gezamenlijk auditie doen. Ik ben presentator en jurylid.

Maak niet meer dan vijf werkgroepen, groepeer ze in het publiek en zet de eerste groep op de spelvloer. Kondig als presentator het tv-programma aan en sidecoach als jurylid zo dat de spelers zo actief mogelijk improviseren. Er staan suggesties voor side-coaching beschreven, die hoef je uiteraard niet per se te gebruiken. Sluit de improvisaties af met ‘speel naar een eind’. Ter afsluiting krijgt het team applaus en wordt er kort zo nabesproken, dat de kinderen nog meer inzicht krijgen in improviseren. Wees positief en complimenteus.

Opdrachten:
Team 1: Verbouwer van het jaar: jullie team gaat een huis en tuin zo goed mogelijk verbouwen.
Suggesties voor sidecoaching: graaf een zwembad in de tuin, sloop een muur, zaag planken, doe iets met een gasbrander, laat iets verkeerd gaan.
Team 2: Idee van het jaar. Jullie zijn een team uitvinders en hebben de beste uitvindingen.
Suggesties voor sidecoaching: vertel welke uitvinding jullie hebben, laat een verdwijnmachine zien, kom op een briljant idee, bouw een apparaat, laat iets verkeerd gaan.
Team 3: Het zangkoor van het jaar.
Suggesties voor sidecoaching: zing een lied, ‘er moet meer beweging/dans in zitten’, er zit een wesp in de studio maar jullie moeten doorzingen, jullie raken je stem kwijt maar proberen door te zingen, laat iets verkeerd gaan.
Team 4: Keukenteam van het jaar. Jullie team gaat eten bereiden.
Suggesties voor sidecoaching: vertel wat jullie gaan maken, pluk/jaar je eigen ingrediënten, jullie messen zijn bot: los het op, de vlam schiet in de pan, laat iets verkeerd gaan.
Team 5: Acteergroep van het jaar. Jullie strijden als groep om deze titel.
Suggesties voor sidecoaching: speel een scene uit een ridderfilm, speel een sterfscène,   speel een scene uit een cowboy/indianenfilm, speel een reclame en bepaal zelf waarvan, laat iets verkeerd gaan.

Afsluiting: emotiefeest
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Een kind is zogenaamd jarig, en de leerkracht fungeert in dit spel als deur en deurbel. De jarige krijgt steeds twee gasten op bezoek die allebei dezelfde emotie laten zien. Het vreemde is dat die emotie besmettelijk is en dat iedereen hem na moet doen. Zo krijg je een verjaardagsfeest waarbij de kinderen heen en weer geslingerd worden tussen blijdschap, verdriet, verliefdheid, boosheid, meligheid en ga zo maar door. De leerkracht side-coacht op ‘verjaardagsprotocol’ (blijf feliciteren, ook al moet je zogenaamd huilen) en op spelschakels (neem over wat de nieuwe gasten doen, ook al snap je het niet meteen).*

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld vragen over een improvisatieregel (zie lesopzet).
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

*) bron: ‘Kijk op Spel’ (H. de Nooij, Groningen 2004)

Geschiedenis

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel over een begrip uit de geschiedenis.
Benodigdheden: in iedere werkgroep één geschiedenisboek (optioneel). opdrachtkaarten voor de werkgroepen, kijk vooraf of die aansluiten bij hun voorkennis, pas ze anders aan.
Als je het leuk vindt om vooraf een you tube filmpje over hoorspel te laten zien kijk dan op de hoorspelpagina van deze methode.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de linkenpagina is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.

Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).

Warming up klassikaal.
Dolby surround. De groep zit in een kring op stoelen. Terwijl de groep met de handen voor de ogen zit, gaat een kwart van hen verspreid door het lokaal geluiden maken met een bepaald thema uit de geschiedenis. Die geluiden bereiden ze niet voor, het is een oefening en geen uitgewerkte presentatie. Op jouw teken stoppen ze daar mee, het publiek geeft applaus en mag daarna raden om welk thema het gaat.
Je kunt de uitvoerende groep kinderen kort de gang instrueren, staat de situatie dat niet toe dan staan de opdrachten nog als strook, bovenaan deze pagina. Deel die dan aan werkgroepen uit, ze mogen er één minuut naar kijken (deze opdracht dient spontaan te blijven).

Gladiatoren: trompetten, zwaardgevecht, gejoel, tijgers.
Wilde westen: paarden, smid, koeien, pistoolschoten, indianengeluiden (getrommel, gejoel).
1953 watersnoodramp: Vee op de vlucht, roeien, redden van mensen in het water, wind, hulpgeroep.
Piraterij: hijsen van de zeilen, meeuwen, zeemansliederen, gekraak van houten schip, papegaai, ander schip in de verte, kanonnen klaar maken, schoten, zwaard vechten.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie:
A sluit de ogen, B maakt een geluid. Dit hoeft in principe niks met geschiedenis te maken te hebben. Pas als B klaar is met het geluid opent A de ogen en raadt het, dit is een belangrijke regel voor deze oefening.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. De kinderen verzinnen verder zelf hun geluiden en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Instructie: Jullie maken zo een hoorspel over een bepaalde periode uit de geschiedenis. Kijk goed op de opdrachtkaart, eventueel mag je in je geschiedenisboek kijken voor aanvullende informatie (optioneel). We presenteren het zo, dat je niet te zien bent voor het publiek.

Bespreek kort de aandachtspunten op de werkkaarten en maak groepjes.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Emotiezappen

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): combinatiespel en acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een verhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: opdrachtkaarten en iets om kaartjes uit te halen (hoed of bak o.i.d.).
Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen: niet logisch spel waarbij je dingen aan elkaar koppelt die je normaal misschien niet zo snel zou doen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:

  1. Je fietst lekker naar school, het weer is mooi en je bent gelukkig.
  2. Je band gaat lek, je voelt paniek opkomen want je komt te laat op school.
  3. Achter je hoor je een geluid in de bosjes, je voelt angst opkomen.
  4. Je draait je op, het is een klein wit konijntje, je voelt opluchting. Je doet je fiets op slot.
  5. Je wil het konijntje heel graag aaien maar het rent weg, je voelt verlangen.
  6. Ineens sta je bij je school en je bent nog op tijd, je voelt blijdschap.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je krijgt straks een spelopdracht en een emotie die je daar bij moet spelen. Ze kloppen soms niet met elkaar, toch moet je proberen om de opgegeven emotie in de situatie te spelen.

A is verdwaald en vraagt de weg aan B. A is vrolijk B is bang.
B komt te laat op school, A is de leerkracht. B is hoopvol A is verveeld.
A brengt iets terug in de winkel dat kapot is gegaan, B is de winkelier. A is ongelukkig B is boos.
B is aan het belletje trekken maar wordt betrapt door A. B is trots A voelt bewondering.

De kinderen vullen zelf hun spelsituaties in en spelen totdat je de volgende spelopdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Iemand uit jullie werkgroep is jarig en heeft de rest uitgenodigd op zijn feestje. Op de opdrachtkaart staat waar jullie naartoe gaan. Maar voordat jullie beginnen met oefenen halen jullie vier emoties bij me op. Deze vier emoties moeten er in voorkomen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opdrachten:  naar de bowlingbaan, naar de boerderij, een speurtocht, naar de bioscoop, naar het pretpark, naar een kasteel.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Emotionele verjaardag.

Bepaal wie de jarige is, er kunnen ook volwassen rollen in voorkomen zoals kaartjesverkoper, ober enzovoort.
De vier emoties die jullie hebben gepakt moeten er alle vier in voor komen.

Jullie verjaardagsactiviteit: naar de manege

Een stappenplan voor jullie verhaal:
Stap 1: jullie komen aan op de plek van het feestje.
Stap 2: ga verjaardag vieren.
Stap 3: er ontstaat een probleem.
Stap 4: dat probleem wordt opgelost.

Let op: het uitbeelden dat er vier of vijf cadeautjes worden uitgepakt kan voor het publiek langdradig zijn om naar te kijken.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Dramapuzzel

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): combinatiespel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een verhaal en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je aan het tennissen bent terwijl je telefoneert.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je bent aan het eten en telefoneren. Je bent aan het tafeltennissen en zingen. Je bent aan het douchen en koken. Je bent aan het slapen en praten. Je bent aan het voetballen en dansen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen straks rollen te spelen en dingen te doen die niet bij elkaar passen. Wat je ook doet je mag geen ruzie en geweld uitbeelden.

A is een agent, B een clown: jullie gaan voetballen.
A is de koning(in), B een monster: jullie gaan picknicken.
A is een bejaarde, B een boer: jullie gaan balletdansen.
A is een indiaan, B een leerkracht: jullie gaan rolschaatsen.

De kinderen gaan staan en spelen zo lang door tot je de volgende spelopdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, deel de afbeeldingen uit. De kinderen mogen de afbeeldingen niet aan elkaar laten zien.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te verzinnen en te spelen. De afbeeldingen die jullie hebben zijn de puzzelstukjes van dat verhaal. Het is niet zo dat je per se  je eigen afbeelding moet spelen, als alles er maar in voorkomt.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Dramapuzzel.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

  • Leg de afbeelding bij elkaar en bespreek hoe je ze gaat gebruiken voor jullie verhaal.
  • Het is niet zo dat je per se  je eigen afbeelding moet spelen, als alles er maar in voorkomt.
  • Het mag onlogisch en fantasierijk zijn.

Extra opdracht (als je er aan toe komt):  Zorg dat er iets gebeurt. Laat bijvoorbeeld een probleem ontstaan dat opgelost moet worden.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

het kinderavontuur

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met behulp van werkbladen een kinderavontuur en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: opdrachtkaarten en één pen per werkgroep.
Opmerking: om de repetitietijd beheersbaar te houden en de kinderen op weg te helpen, zijn de titels op de werkbladen gegeven en staan er vragen op om het verhaal wat op weg te helpen. Wil je dat de kinderen zelf hun titel verzinnen, print dan is er een lege versie van de opdrachtkaart beschikbaar in het printbestand.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat er wordt geacteerd in deze les drama, maar dat er eerst zonder geluid wordt gespeeld.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal. De opdracht is individueel, de kinderen maken dus geen contact met elkaar.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Sluip langs een huis en kijk stiekem door het raam. Zie iets geheimzinnigs, schrik en duik weg. Forceer met je schroevendraaier een deur en sluip naar binnen. Je hoort iets en je duikt weg. Stop iets in je zak en vlucht.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: om de beurt bellen jullie bij elkaar aan voor een mini avontuur, je moet er bij praten.

A belt bij B aan. Je wil gaan belletje trekken, B durft niet zo goed.
B belt bij A aan. Er is een brandje, en A moet helpen blussen.
A belt bij B aan. Er zit een kat in de boom die jullie moeten redden.
B belt bij A aan. De bal ligt in de tuin van een hele kwaadaardige buurman. Jullie moeten sluipen en tijgeren om hem er uit te halen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Vertel dat in spannende kinderverhalen overeenkomsten zitten: kinderen hebben altijd de hoofdrol, er is een basisprobleem, er komen slechterikken in voor en er is sprake van een positief einde (een z.g. ‘happy end’). Ze krijgen in werkgroepen een opdrachtkaart waar ze een deel zelf van moeten bepalen en invullen.

Bespreek klassikaal de voorbeeldkaart, vul het mondeling in.

Titel: De ballonboodschap. Hoofdpersonen:
Wat is een ballonboodschap? Wat staat er op? Wat moeten de kinderen ondernemen? De kinderen.
De Slechterikken: Het probleem:
De slechterikken hoeven niet altijd ‘boeven’ te zijn maar kunnen ook rollen zijn die je juist niet verwacht.
Het spannendste moment: Het einde:

Spreek luid en duidelijk. Voorkom het uitbeelden van geweld.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Zoek!

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarbij een kind verdwaalt,  en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten en afbeelding.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je loopt over straat met je mp3speler op. Het is lekker weer, je neuriet mee met de muziek. Je kijkt om je heen en schrikt: je bent verkeerd gelopen. Doe je mp3speler af, je loopt een straatje in. Aan het eind van die straat zie je een groepje gevaarlijk uitziende jongens, je draait maar weer om. Je raakt in paniek, je wil terug naar huis. Dan ineens zie je het station, je weet weer waar je bent.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A is iets kwijt, B kent A niet maar schiet te hulp. Je wisselt steeds van zoeker en helper. De helper probeert hoe dan ook het probleem op te lossen.

A is zijn fietssleutel kwijt.
B is zijn hondje kwijt.
A is de weg kwijt.
B is zijn pincode kwijt.
A is zijn mobieltje kwijt.
B is zijn contactlens (of bril) kwijt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Zoek in je tas naar een potje medicijnen, als het kind je aanspreekt zeg dan dat er haast bij is omdat je ieder moment een enorm gevaarlijke niesaanval kan krijgen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. De spelvloer is met een denkbeeldige lijn in twee delen verdeeld. Op de linker helft staan twee stoelen of krukken naast elkaar.
Inleiding: Splitscreen betekent dat je op tv tegelijkertijd twee filmpjes ziet.

Doe voor: zet een kind op de linker helft van de spelvloer. Laat het kind als inbreker door het huis lopen. Bel dan op, de inbreker schrikt en neemt op. Vraag bijvoorbeeld naar Els en zeg dat het dringend is. Bel stiekem ondertussen met 112.

Laat de afbeelding uit het printbestand zien ter verheldering.

Instructie: Aan het strand, in het bos, in het winkelcentrum, in het pretpark, op de camping: overal raken kinderen kwijt. Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om een verhaal te verzinnen over het verdwalen van een kind. Dat doen jullie in splitscreen. Dit betekent dat wanneer iets met het kind gebeurt, het aan de kant van  de ouders rustiger moet zijn en omgekeerd.

Bijlage 1:

Kwijt!
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

1: Niks aan de hand: de situatie is nog normaal. Waar begint jullie verhaal? Het kind, of de kinderen verdwalen.
2: Nog niks door: niemand heeft door wat er is gebeurd.
3: Paniek. De ouders zoeken en vragen.
4: Hulp wordt ingeroepen.
5: Het kind wordt gevonden of vindt zelf de weg terug.

Splitscreen: verdeel jezelf over de linker en de rechter kant van het speelvlak.
Als er op ene helft geacteerd wordt is het in de andere helft rustig, wordt er in de andere helft geacteerd is het op de ene helft rustig.

Extra opdracht (als je er aan toe komt):  in stap 4 gebeurt bijna iets ergs.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vrolijk kerstfeest

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een feel-good kerstverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: de resultaten van deze les kunnen zich prima lenen voor een kerstpresentatie voor publiek. Laat ze hiervoor een keer extra oefenen en eventueel iets aan aankleding doen. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Speel bijvoorbeeld dat je door de sneeuw naar je voordeur loopt en je sleutel wil pakken. Speel dat je de sleutel kwijt bent (teleurstelling, handschoenen uit, zoeken) en vindt (blij, de deur open en de warmte in).

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen een spelsituatie te spelen waar je bij moet praten.

A is verdwaald en vraagt B om hulp, B heeft geen tijd.
B is dakloos en vraagt A om wat geld, A geeft geen geld.
A wil een vrolijk gesprekje aanknopen met B, B denkt dat hij wordt beroofd.
B ziet dat A de portemonnee laat vallen en wil die teruggeven, A denkt dat B hem iets wil aansmeren / verkopen.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelverloop. Geef ze even de tijd om het uit te spelen.

Warming up drietallen.
De groep zit in drietallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A, B en C is.
Instructie: Jullie krijgen een spelsituatie te spelen waar je bij moet praten.

Jullie staan ’s nachts in de kou op een treinstation, de treinen rijden niet. C en B zijn in paniek A komt op een idee om thuis te komen.
A en C staan vast met de auto in de sneeuw, B komt ze te hulp.
B staat bij de kassa (A is kassamedewerker) en je komt erachter dat je portemonnee kwijt is en dus niet kan betalen, C schiet te hulp.

De kinderen gaan staan, verzinnen zelf het spelverloop. Geef ze even de tijd om het uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een kerstverhaal met happy end te maken.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opdrachten: vermist/verdwaald op kerstavond. Er is ingebroken in het weeshuis, en er was al weinig geld. De vader of moeder van het gezin wordt ontslagen met kerst. In het dierenasiel is geen geld meer voor dierenvoer. Eén van de zwervers is erg ziek, maar er is geen geld voor een belangrijke operatie.

de TV gids

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal n.a.v. een tv programma en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Omdat kennis van tv programma’s erg kan verschillen zijn er zeven opdrachtkaarten in plaats van vijf, zodat je een groepje kan laten wisselen mochten ze er niet uit komen. Maak nooit meer dan vijf werkgroepen.
Tip: Neem de resultaten op video op zodat je het nog eens terug kunt kijken. Het is tevens geschikt om op bijvoorbeeld een weeksluiting te presenteren. Mix het met de collega van groep 5, die geeft een les over tv reclames. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan de slag gaan met het thema tv programma’s. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  Je wint een miljoen euro. Je timmert een stoeltje. Je repareert een auto. Je bakt een ei. Je onderzoekt vingerafdrukken na een inbraak. Je maakt een wc schoon.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A is een presentator van een programma, B is iemand op z’n werk. A interviewt B terwijl die aan het werk is, B legt uit wat hij aan het doen is.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vertel dat het kind een vuilnisman is en stel als presentator vragen over stank, of er wel eens wat moois tussen zit, of hij altijd al vuilnisman had willen worden, aan welke dingen je moet denken om je werk goed te kunnen doen, enzovoorts. De kinderen gaan staan en spelen zo lang door tot je de volgende spelopdracht geeft.

A is een detective.
B is een brandweerman.
A is een dierenarts.
B is een kok.
A is een timmerman.
B is een boer.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een presentatie van een bepaald tv-programma te maken.

Opdrachten: 112-reality, extra journaal, achter de schermen bij een filmopname, sportprogramma, kookprogramma, ziekenhuisprogramma, talentenjacht.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Zappen.

Jullie maken een presentatie over het volgende tv programma: Klussen met kijkers: klussen en tuinieren.

  • Wat weet je over dit soort programma’s?
  • Wat gebeurt er zoal?
  • Kan er iets fout gaan? Wat?
  • Verdeel rollen, bijvoorbeeld:

Bespreek kort en ga het dan snel instuderen.
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Eindig de presentatie ook als een tv programma, bijvoorbeeld: ‘Volgende week bij ‘Klussen met Kijkers’: een documentaire over de schroef. Tot dan.’

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Sintgeheimen

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): acteerspel
Activiteit: De kinderen
Benodigdheden: Twee mijters, 5 pietenpetten. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling, leg uit dat ze een Sinterklaas dramales gaan volgen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Jij pakt een denkbeeldig cadeau uit. Daarna geef je de kinderen een opdrachten om bepaalde cadeaus uit te pakken: iets voor een kleuter, iets voor een jongen, iets voor een meisje, iets met muziek, een sportcadeau, een creatief cadeau. Verzin zelf desnoods ook een paar categorieën.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
A doet open voor B. B belt als Sinterklaas of Piet aan met een groot probleem, het is de taak van A om dat probleem op te lossen. Ze moeten er bij praten.

Bespreek desnoods een paar ideeën als je inschat dat kinderen niet zelfstandig tot een spelidee gaan komen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, je instrueert de volgende opdracht.

Instructie: Nu je ouder bent kan je je misschien afvragen waarom je als kind nooit bepaalde vragen hebt gesteld. Hoe kunnen… Hoe kan het dat… Hoe doen ze het dan met… Hoe krijgen ze het voor elkaar om… Vandaag gaan jullie zo’n vraag beantwoorden met een zelfverzonnen verhaal.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Page 58 of 61« 1 … 56 57 58 59 60 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress