Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Poppenkraam.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): acteerspel en pantomime.
Activiteit: De kinderen beelden verschillende soorten poppen uit.
Benodigdheden: een pet of hoed.  
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les poppen gaan uitbeelden. Inventariseer kort soorten poppen en benadruk dat poppen ook voor jongens zijn. De meeste jongens hebben ook poppetjes en poppen, voor het gemak scharen we knuffeldieren ook onder poppen. Breng eventueel de film ‘Toy Story’ naar voren, waarin speelgoed tot leven komt.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Lopen als: Een grote dikke knuffelbeer, een robot, Jan Klaassen, Barbie,  een clownpop, een dinosaurus, een danseres, een knuffelhondje, een cowboypop…

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond.
Kies een kind uit dat als voorbeeld dient. Vertel dat poppenmakers een pop in elkaar zetten. Neem het kind bij de arm en zet het in een bepaalde positie. Zeg dat de arm zo moet blijven staan. Maak je eigen pop door het kind in een bepaalde houding te zetten, bijvoorbeeld een in een danshouding of stoere spierballenhouding. Steeds als je een lichaamsdeel in een bepaalde positie zet moet het zo blijven staan.

De kinderen gaan dit ook doen en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. Zeg dat ze voorzichtig met elkaar moeten omgaan.

Kern.
De groep staat verspreid in het lokaal. Laat ze bewegen als hun lievelingspop, ze moeten bevriezen als jij in je handen klapt.
Vertel na twee keer dat in de Efteling stemmetjes uit de (sprookjes)poppen komen,  en dat ze een uitspraak of geluid moeten verzinnen dat bij de pop staan die ze nu uitbeelden. Loop daarna langs en druk op een denkbeeldig knopje op hun schouder, luister naar het geluid dat uit de ‘poppen’ komt. Dat kan van alles zijn, een dierenpop kan een dierengeluid maken, een clown kan lachen, enzovoorts.

De Poppenkraam.
De helft van de groep gaat aan de kant zitten, de andere helft gaat verspreid op de spelvloer staan. Zet een pet of hoed op en vertel dat je de poppenverkoper bent, en dit je poppenkraam. Stof de poppen een beetje af, loop naar een kind aan de kant, open een denkbeeldige deur en verwelkom je eerste klant.
Laat het kind een paar poppen aanzetten (denkbeeldige knop op de schouder) en ook weer uitzetten natuurlijk.
Dan vertel je dat de eerste klant een pop mag uitkiezen om mee te nemen naar huis (plekje aan de kant), de pop kan meelopen.
Als dat is gebeurt mogen alle kinderen een pop aanzetten mee naar de kant nemen.
Daarna wissel je en spelen de ‘klanten’ van de eerste ronde de poppen van de tweede.

Begeleid alles als poppenverkoper, als je de pet afzet ben je vanzelfsprekend jezelf.

Afsluiting: marionetten.
Doe voor met een kind: Een denkbeeldig touwtje aan een hand, als jij er aan trekt gaat de hand bewegen. Volgens dit principe laat je de andere hand ook bewegen, doe je onzichtbare touwtjes aan de knieën en laat je zo ‘de marionet’ door de ruimte bewegen. Kinderen oefenen dit in tweetallen. Als het goed gaat dan laat je de marionettenspelers hun poppen elkaar de hand schudden. Laat ze een keer wisselen zodat ze beide rollen hebben gespeeld.

Pech onderweg.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pechverhaal met behulp van een opdrachtkaart en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren: doen-alsof-spel met praten.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je zit op een paard, je zit in een raket, je staat op een step, je zit in een trein, je zit in een roeiboot, je zit op de bok van een koets.

Verzin eventueel wat vervoermiddelen erbij en geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: help!
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  A is straks op reis maar kan niet verder, je vraagt B om hulp. Je bepaalt zelf de manier waarop je op reis bent.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe alsof je gaat rolschaatsen, je rolschaats gaat kapot. Vraag aan het kind of hij gereedschap heeft en kan helpen. Bespreek daarna kort op welke manieren je kan reizen (fiets, lopend, per step, auto….).  De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in vier werkgroepen de opdracht om een pechsituatie te spelen. Jullie zijn onderweg maar er gaat iets verkeerd. Gelukkig komt er hulp en kunnen jullie toch verder reizen.

Opdrachten:  boot, auto, fiets, per koets, per trein.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier werkgroepen. Deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Pech onderweg:

Jullie reizen met het vliegtuig.

1: jullie stappen in.
2: jullie reizen.
3: jullie hebben pech.
4: er komt hulp.
5: jullie reizen verder.

Let op: je moet praten, en er mag geen geweld in jullie verhaal voorkomen.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe reizen ze in deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Help de Sint

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen de oplossing van een probleem en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: Pietenpetten en een mijter.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  Je pakt een Barbie in, je pakt een fiets in, je klimt via een schoorsteen naar beneden, je maakt de boot schoon, je borstelt Americo (het paard van Sinterklas), je strooit pepernoten.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Als er een probleem is dan komt Piet naar de Hoofdpiet om hulp. Iets kan kwijt zijn, of kapot bijvoorbeeld. A is straks als eerste Hoofdpiet, B verzint een probleem dat A moet oplossen. B bespreekt het vooraf niet met A. Je moet erbij praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Klop bij het kind aan en spreek het aan als Hoofdpiet. Zeg dat er een deuk in de staf van Sinterklaas zit, en dat je het niet terug kan buigen. Laat het kind als Hoofdpiet het probleem oplossen. Het is leuk als jullie Pietenpetten dragen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een afbeelding met daar op een probleem van de Pieten en Sinterklaas. Bespreek het probleem, verdeel de rollen en speel zowel de plaatjes als de oplossing die jullie hebben verzonnen.

Er zijn zes plaatjes, bespreek er één van: welke oplossing zouden ze verzinnen? Benadruk dat de kinderen ook het probleem spelen zoals dat op de afbeeldingen staat.
Maak werkgroepen en deel de afbeeldingen uit.

Toelichting:
afbeelding 1: in Spanje staan Sint en zijn Pieten op het punt te vertrekken, bij de stoomboot aangekomen zit er een gat in.
afbeelding 2: in Spanje staan Sint en zijn Pieten op het punt te vertrekken, bij de haven aangekomen is de boot verdwenen.
afbeelding 3: twee Pieten zijn op weg om hun pepernotenzakken te vullen, in de bakkerij blijkt dat de bakpiet alles heeft opgegeten.
afbeelding 4: twee Pieten gaan Sinterklaas ophalen voor de intocht, bij de kamer van Sinterklaas aangekomen blijkt hij te zijn verdwenen.
afbeelding 5: twee Pieten willen cadeautjes uit een vrachtauto halen om weg te geven. Bij de vrachtwagen aangekomen blijkt deze leeg te zijn: de cadeaus zijn weg,
afbeelding 6: op de stoomboot verheugt iedereen zich op de intocht, maar waar zijn de kinderen?

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welk probleem ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Beroepen die helpen.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen beelden beroepen uit en presenteren die in werkgroepen aan elkaar. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Deze les zal gaan over beroepen die anderen helpen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: je krijgt zo een spelopdracht, voer die uit zonder contact te maken met klasgenoten.

Handelingen:  je maakt de straat, je repareert iets, je bent een tandarts, je bent een dierendokter, je tilt een zware verhuisdoos.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je spreekt van tevoren niets af. De één laat straks een probleem zien aan de ander, die kijkt er naar en lost het probleem op. Je mag er bij praten. Je laat iets kapot gaan, je bezeert jezelf of iets dergelijks. 

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Fiets bijvoorbeeld op een denkbeeldige fiets en krijg een klapband. Loop dan naar het kind het doe een denkbeeldige deur open zodat het duidelijk wordt dat je naar de fietsenmaker gaat. Vergeet niet erbij te praten, dat hoort bij deze werkvorm.

De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in een werkgroep een ‘helpend’ beroep, je gaat dat zo instuderen dat het publiek straks snapt wat jullie opdracht is. Je laat zien hoe bijvoorbeeld de huisarts aan het werk is en wat hij zoal meemaakt.

Verdeel de groep in vier, hooguit vijf werkgroepen en laat ze zo ver mogelijk van elkaar af zitten. Vermeld eventueel nogmaals dat ze mogen praten bij deze opdracht. Loop dan langs en geef ze mondeling de beroepen door.

Opdrachten:  dierendokter, ziekenhuispersoneel, brandweer, schoonmakers, dierenambulance. Reserve: reddingswerkers, ongediertebestrijders.

Licht de beroepen eventueel mondeling kort toe.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

Kerst

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met behulp van een werkblad een kerstverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: schoolbord of a3 papier met stift. Optioneel: het is aan te raden een verzameling hoofddeksels te regelen voor deze les, dat verhoogt het kerstgevoel.
Opmerking: het heeft de voorkeur om de begrippenlijst uit de kern van de les uit de kinderen te laten komen, leent de groep zich hier niet voor dan kun je voorafgaand aan de les altijd zelf een woordenlijst maken.
Print de lesopzet inclusief 5 werkbladen.

Drama TV: de aflevering staat in het klassenmenu.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: tuig de kerstboom op, ruim een kapot gevallen kerstbal op, speel met een cadeau dat je voor kerst hebt gekregen, maak een sneeuwpop, duw de auto uit de sneeuw.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B. Benadruk dat ze moeten praten.

Opdrachten:
A komt een kerstboom uitzoeken bij B (de kerstboomverkoper).
B komt lekker eten bij A.
A geeft B een cadeau, deze pakt het uit en bepaalt zelf wat er in zit. Speel er even mee.
B nodigt A uit om naar de schaatsbaan te gaan, samen schaatsen jullie voorzichtig een rondje.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vraag de kinderen welke begrippen ze rond kersttijd belangrijk vinden. Vertel dat het niet automatisch gaat om cadeaus krijgen, maar meer om begrippen als ‘gezelligheid’ bijvoorbeeld.
Je zal uitkomen op woorden als: vrede, vriendschap, vrijgevigheid, vergeving, sportiviteit… Noteer deze op het bord of A3 papier.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om één van deze woorden te kiezen. Jullie verzinnen een kerstverhaal dat zich afspeelt op school waarbij het woord (bijvoorbeeld ‘gezelligheid’) er eerst niet is. Maar dan gebeurt er iets waardoor dat woord wel in het verhaal komt.

Bespreek kort de aandachtspunten op het werkblad. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de werkbladen uit.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welk kerstwoord ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vakantiecriminelen

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus over criminelen en presenteren die aan elkaar.   
Benodigdheden: fluitje (optioneel). 
Van deze les is ook een versie beschikbaar met verteller, klik hier om die te bekijken
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als een standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die volleybalt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot, je mag door het lokaal lopen. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje. Onthoud goed waar en hoe je staat als het fluitje is gegaan, na afloop wil ik de tableaus nog een keer zien.

Trek een denkbeeldige grens in het lokaal waar de zee begint en het strand ophoudt.

Spelopdrachten:
1:  het is mooi weer op het strand
2: er komt een klein wolkje voor de zon, wat verandert er op het strand?
3: het gaat een klein beetje regenen, heel licht.
4: het gaat stortregenen.

Laat ze steeds even  spelen en blaas dan op je fluitje zodat de kinderen ‘bevriezen’, laat ze even staan en blaas dan nog een keer op je fluitje om de kinderen weer in beweging te krijgen.

Laat de groep daarna tableau 1 tot en met 4 nogmaals doen, ze lopen van houding naar houding.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A sluit de ogen, B zet iets in tableau dat je in de vakantie hebt gedaan. Wissel zo lang totdat ik zeg dat jullie mogen gaan zitten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Laat het kind de ogen sluiten en ga zelf in tableau staan, bijvoorbeeld alsof je een boek leest. Het kind raadt wat jij uitbeeldt. Wissel dan.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Over de hele wereld zijn criminelen te vinden die wachten tot de toeristen hun kant op komen. Gelukkig hangen overal beveiligingscamera’s, in dit geval om foto’s te maken.
Met je groepje maak je tableaus (z.g. ‘foto’s’ uit een beveiligingscamera), je krijgt daarvoor een opdrachtkaart. De foto’s gaan over een misdrijf op vakantie.

Onderwerpen:  zakkenrollers, diefstal uit vakantiewoning, diefstal op een parkeerterrein, diefstal op het strand, opgelicht door de vakantiedokter, opgelicht door de garagehouder.

Reserve: de politie is crimineel.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Bijlage 1:

Jullie onderwerp is: de dokter is de crimineel.

Een tableau is een ‘uitgebeelde foto’.
Verdeel jezelf in zo gelijk mogelijk in ‘vakantiegangers’ en ‘criminelen’.

Tableau 1: een foto van de situatie zonder criminelen of met de criminelen als ze nog niks verkeerds doen.
Tableau 2:  de criminelen slaan hun slag.
Tableau 3:  de vakantiegangers komen erachter.

Extra tableau (als je er aan toe komt):  de afloop, oftewel hoe gaat het verder met de vakantiegangers.

Let op:  sta helemaal stil en zorg er voor dat er geen geweld in voor komt.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Het is een nachtmerrie!

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus over een nachtmerrie van een bepaalde rol en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje (optioneel). 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die schrikt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je loopt ’s avonds laat over straat (fluit om het spel te ‘bevriezen’), je hebt het idee dat je wordt achtervolgt (fluit), je wordt bang en klopt op de deur van een huis (fluit), er wordt opengedaan en opgelucht vlucht je naar binnen (fluit), je kijkt wie er opendeed en het is een vreselijk monster (fluit), je wil weer naar buiten maar de deur zit klem (fluit), de deur schiet open en je staat weer buiten (fluit), iemand tikt je op je schouder en je schrikt en draait je om (fluit), het is een goede vriend die je naar huis toe brengt (fluit).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up viertallen.
De groep zit in viertallen in het lokaal, ze verdelen zich onder in twee tweetallen.
Instructie: Tweetal A zit straks in het eerste tableau te vissen. Tweetal B kijkt ernaar en maken het volgende plaatje in dit z.g. ‘levende stripverhaal’. Tweetal A maakt weer een plaatje dat volgt op het plaatje van tweetal B, enzovoorts.

Laat dit een keer voordoen door twee tweetallen, bijvoorbeeld met de situatie: twee kinderen gaan voetballen. Hierna gaan de viertallen staan en doen de situatie met de twee vissers. Ze vullen daarna verder zelf hun spelsituaties in en gaan zo lang  door totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten (‘Maak deze af en ga dan zitten’).

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vier kinderen staan op de spelvloer, zij gaan met jou het voorbeeld spelen: je zegt snel wie in welke houding moet gaan staan, dan klap je in je handen om ze te ‘bevriezen’ en vertel je een stukje van het verhaal. Je doet dat in 5 tableaus: de nachtmerrie van een zwerver.

1  (drie zwalkende zwervers + zwerver A pakt wat van de grond): op een dag liep ik met mijn zwervervrienden over straat en vond ik een lot op de grond.
2  (alle zwervers gaan met elkaar op de vuist): het begon meteen, iedereen kreeg ruzie over wie het lot mocht vasthouden en inleveren.
3 (zwerver A kijkt verdrietig, één zwerver ligt op de grond, de andere twee dansen): het ergste was: ik won veel geld. Mijn vrienden wouden niets anders meer doen dan feesten, een goed gesprek was er niet meer bij. En ik kon niet eens meer onder de sterrenhemel slapen.
4 (Zwerver A rent, anderen houden en vast en achtervolgen hem): het was vreselijk: vrienden die ik jaren lang niet had gezien zochten me op om geld te lenen en iedereen wou ineens mijn zogenaamde vriend zijn. En de belastingdienst, die wou pas geld zien! Overal waar ik kwam werd ik achtervolgd.

5 (Zwerver A rekt zich uit, zijn vrienden slapen nog): gelukkig werd ik wakker naast mijn vrienden. In het park door het geluid van de vogeltjes. Het was allemaal maar een kwade droom.

Applaus voor de spelers!

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om in 4-6 tableaus de nachtmerrie te verbeelden van een bepaalde rol. Dat doe je op dezelfde manier als het voorbeeld. Eén van jullie vertelt als de betreffende rol en klapt steeds in de handen om het volgende tableau ‘aan te zetten’.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak daarna werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, staat de verteller aan de rechterkant van het spelvlak.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Nachtmerrie!
Nachtmerries gaan vaak over iets dat je kwijt raakt, iets dat je ineens niet meer kan, dat je mensen om je heen anders op je reageren dan normaal, dat soort zaken. Nachtmerries beginnen vaak als normale situaties: ‘Ik liep over straat, en toen ineens…’. In het laatste tableau wordt de hoofdpersoon wakker en merkt dat het maar een nachtmerrie was.

Jullie maken 4-6 tableaus over een nachtmerrie van een bepaalde rol. Eén van jullie gaat als die rol over de nachtmerrie vertellen. Steeds als de verteller in de handen klapt gaan de ‘tableauspelers’ in het volgende tableau staan.

Jullie maken een nachtmerrie van de volgende rol: Een circusclown.

Tableaus: sta helemaal stil. Let op je lichaamshouding en gezichtsuitdrukking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Mijn held!

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een held en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: in de kernopdrachten zijn de helden vooraf gegeven, je kan er voor kiezen om dit door de kinderen zelf te laten bepalen. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je bij een pinautomaat geld wil opnemen. Je bent echter je pincode vergeten. Bepaal zelf of je je pas laat innemen door het pinautomaat of dat je de derde keer toch de juiste code intoetst.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  je staat voor je huis maar bent je sleutel kwijt, je probeert in te breken. Je laat een hond uit, maar die is nogal wild. Je bent verdwaald in een enge buurt. Je moet een koffer tillen maar hij is te zwaar. Je doet je broodtrommel open, er zit in spin in.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: A heeft hulp nodig, B komt helpen. Verzint een situatie waarbij iets kapot gaat, hij bang is, iets nodig heeft of echt gered moet worden, maar zegt vooraf niets tegen B. B kijkt er naar en biedt tegenspel wanneer de situatie daarom vraagt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Loop bijvoorbeeld over straat, je blijft met je voet ergens in steken. Het kind kan tegenspel bieden door je los te maken. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. Vermeld nogmaals dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken waarin een held centraal staat. Een heldendaad hoeft niet heel groot te zijn (het plegen van een telefoontje kan een heldendaad zijn) maar het kan natuurlijk wel. De helden in deze opdracht vliegen niet met een cape door de lucht en er wordt niet enorm gevochten.

Opdrachten: een strandwacht, een oud omaatje, een kind, een hond, een leerkracht (juf of meester). Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Mijn held!

Helden vliegen in het echte leven niet door de lucht, zijn niet altijd mannen of mensen en kiezen er ook niet altijd voor om een held te zijn.

1: een normale situatie waarin niks aan de hand is. De rol die straks de held zal zijn is al wel in beeld.
2: er ontstaat gevaar waarbij een heldendaad gewenst is.
3: de held redt de mensen of de persoon in gevaar.
4: de held wordt bedankt.

Jullie held: een hond.

  • Pantomime: niet spreken, geen echte voorwerpen gebruiken.
  • Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie voorkomt.
  • Wat heb je in je hand? Hoe mime je dat?

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Muziek!

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal rond een beroep dat door veel mensen niet als erg fris wordt gezien en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een stok (zie ‘tip’).
Opmerking: Omdat de kennis van muziekstijlen nogal kan verschillen, zijn er zes i.p.v. vijf kernopdrachten zodat je eventueel nog kan wisselen wanneer een werkgroep er niet uit komt.
Tip: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer de werkvorm door bijvoorbeeld een tennisracket te pakken en die te veranderen in een gitaar.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds in iets anders.

Spelopdrachten: Je staat bij een popconcert en je maakt foto en filmopnames. Je zit tv te kijken en te zappen, ik wil aan je gezicht kunnen zien wat voor programma’s er passeren. Je luistert naar je mp3 speler, ik wil aan je gezicht kunnen zien wat voor soort muziek je beluistert. Je blijft naar je mp3 speler luisteren maar je zet een andere muziekstijl op, ik wil weer aan je gezicht kunnen zien wat voor soort muziek je beluistert.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: B verandert de pittenzak in een muziekinstrument, A raadt om welk instrument het gaat. Daarna wisselen jullie.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Daarna gaan de kinderen staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, de vijf voorwerpen liggen in het zicht en worden kort bekeken.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om met deze vijf voorwerpen een muziekstijl uit te beelden. Dit doe je zonder daarbij geluid te maken, anders wordt het raden wel heel makkelijk. De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set is, tijdens het uitvoeren van jullie presentatie gebruik je het natuurlijk wel.

Opdrachten: country & western, hardrock, hiphop, kinderpop, klassieke muziek en musical.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten  en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Muziekspullen.

Jullie maken een presentatie over een bepaalde muziekstijl. Jullie veranderen daarbij alle voorwerpen in iets anders, en mogen geen geluid maken.
Denk bij de rollen niet alleen aan de muzikanten maar bijvoorbeeld ook aan het publiek (wat voor soort fans heeft deze muziekstijl) en dansers.

Jullie muziekstijl: Popmuziek

Extra opdracht (als je er aan toe komt):  tijdens het concert gaat iets verkeerd. Gelukkig duurt het niet lang en wordt het probleem ook weer opgelost.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Op schoolreis!

  • 29/06/2011
  • Holger
  • · Groep 8

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een heftig schoolreisje en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelinstructie geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Instructie voorbeeldopdracht voor het kind : je gaat aan de waterkant zitten om te gaan vissen. Je pakt je spullen uit en begint. Even gebeurt er niks, maar dan heb je beet. Je haalt iets onverwachts en gevaarlijks uit het water. Ik ga jouw stem doen.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze.

Instructie voor de spelacteurs: niezen, hoesten, fluiten, huilen, lachen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze. Dit zijn situaties die door de spelacteurs op eigen wijze moeten worden opgelost. Na iedere spelinstructie zou je dus kunnen zeggen: ‘Hoe los je het op?’.

Instructies voor de spelacteurs:
Je pakt ’s ochtends je tas in maar na vier spullen verwond je jezelf.
Je bent ’s ochtends in de badkamer bezig en ziet na een poosje een grote spin.
Je bent buiten aan het picknicken maar na een poosje merk je dat je in een mierenhoop bent gaan zitten.
Je bent aan het barbecueën en lekker aan het eten, dan kom je erachter dat de barbecue vlam heeft gevat.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een scène te verzinnen over een schoolreisje.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie de bijlage voor een voorbeeldopdracht.

Maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.
Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Bijlage 1:

Op schoolreis!

1: Bepaal wie van jullie het spel gaan doen en wie de stemmen.
2: De stemacteurs gaan samen zitten, de spelacteurs gaan voor jullie spelen.
3: Kies een spelacteur uit waar je de stem van gaat doen.

Bepaal waar jullie schoolreisje naartoe gaat.
De reis: hoe gaan jullie daarheen?
De aankomst: jullie komen op de plek aan, wat zegt de leerkracht?
Het probleem: er ontstaat paniek, hoe komt dat?
De oplossing: hoe loopt het af?

Spelacteurs: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen.
Stemacteurs: praat niet teveel door elkaar.
Voorkom het uitbeelden van geweld en iedere rol moet levend de eindstreep halen.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Page 57 of 61« 1 … 55 56 57 58 59 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress