Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Wintersportverhaal

  • 15/11/2013
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over een wintersport en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het is leuk wanneer er medailles zijn die in de presentaties kunnen worden uitgereikt, het is niet per se nodig.
Opmerking: onder aan de opdrachtkaart staat een rollenlijst met cijfers, zijn de kinderen niet in staat om zelf rollen te kiezen en te verdelen geef je ieder kind van een werkgroep een cijfer. Dat cijfer correspondeert met een rol. Tip: hang het stappenplan ook zichtbaar in je lokaal.

Uitleg rollen verdelen »

Onder aan de opdracht staat bijvoorbeeld 1: sporter, 2: scheidsrechter, enzovoorts. Nadat je de kinderen in werkgroepen hebt verdeeld in het lokaal loop je langs en geef je ieder kind een cijfer. Daarna geef je de werkgroep de opdrachtkaart. Ieder kind kan op de opdrachtkaart opzoeken welke rol hij heeft. Zijn de kinderen zelf in staat om rollen te verzinnen en te verdelen dan knip je die lijst van de opdrachtkaart af.

Print les + opdrachtkaarten

Let op: deze les bestaat ook rond de Olympische winterspelen, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
Je springt in een bobslee en gaat zitten (op de grond) en gaat de ene na de andere bocht om.
Je draait rondjes op je kunstschaatsen.
Je bent aan het skiën.
Je bent aan het schaatsen.
Je bent aan het langlaufen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. A is aan het wintersporten, maar heeft pech. B komt en helpt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld dat je schaatst en dat je schaats in het ijs blijft hangen. Stimuleer zo het kind om je te komen helpen, vergeet niet te praten (het is acteerspel). De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Als je vals speelt bij sport dan ben je ook niet sportief, toch proberen sommige mensen om op een oneerlijke manier een Olympische medaille te winnen. Jullie verzinnen een verhaal over vals spelen bij een sportwedstrijd. Je groepje krijgt een wintersport [laat het stappenplan zien en bespreek het].

Opdrachten: bobsleeën, ijshockey, skiën, schaatsen, langlaufen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Het verdelen van rollen kan in groep 3 een probleem vormen. Let daar op en ondersteun voornamelijk in het geven van alternatieven: enthousiast publiek, scheidsrechters, tv-ploeg, dokters…. Als je de rollenverdeling niet ziet zitten hou dan de rollenlijst onder aan de opdrachtkaart en geef de kinderen van de werkgroep een cijfer, dat cijfer correspondeert met een rol.

Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe werd er vals gespeeld in deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Olympisch sportverhaal

  • 15/11/2013
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over een wintersport en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het is leuk wanneer er medailles zijn die in de presentaties kunnen worden uitgereikt, het is niet per se nodig.
Opmerking: onder aan de opdrachtkaart staat een rollenlijst met cijfers, zijn de kinderen niet in staat om zelf rollen te kiezen en te verdelen geef je ieder kind van een werkgroep een cijfer. Dat cijfer correspondeert met een rol. Tip: hang het stappenplan ook zichtbaar in je lokaal.

Uitleg »

Onder aan de opdracht staat bijvoorbeeld 1: sporter, 2: scheidsrechter, enzovoorts. Nadat je de kinderen in werkgroepen hebt verdeeld in het lokaal loop je langs en geef je ieder kind een cijfer. Daarna geef je de werkgroep de opdrachtkaart. Ieder kind kan op de opdrachtkaart opzoeken welke rol hij heeft. Zijn de kinderen zelf in staat om rollen te verzinnen en te verdelen dan knip je die lijst van de opdrachtkaart af.

Print les + opdrachtkaarten

Let op: deze les bestaat ook als les zonder dat het om Olympische spelen gaat, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
Je springt in een bobslee en gaat zitten (op de grond) en gaat de ene na de andere bocht om.
Je draait rondjes op je kunstschaatsen.
Je bent aan het skiën.
Je bent aan het schaatsen.
Je bent aan het langlaufen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. A is aan het wintersporten, maar heeft pech. B komt en helpt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel  bijvoorbeeld dat je schaatst en dat je schaats in het ijs blijft hangen. Stimuleer zo het kind om je te komen helpen, vergeet niet te praten (het is acteerspel). De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Als je vals speelt bij sport dan ben je ook niet sportief, toch proberen sommige mensen om op een oneerlijke manier een Olympische medaille te winnen. Jullie verzinnen een verhaal over vals spelen bij de Olympische spelen. Je groepje krijgt een Olympische wintersport [laat het stappenplan zien en bespreek het].

Opdrachten: bobsleeën, ijshockey, skiën, schaatsen, langlaufen.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten.  Het verdelen van rollen kan in groep 3 een probleem vormen. Let daar op en ondersteun voornamelijk in het geven van alternatieven: enthousiast publiek, scheidsrechters, tv-ploeg, dokters…. Als je de rollenverdeling niet ziet zitten hou dan de rollenlijst onder aan de opdrachtkaart  en geef de kinderen van de werkgroep een cijfer, dat cijfer correspondeert met een rol.

Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking. Om welke wintersport gaat het hier?

Wonder Wintersportpret

  • 13/11/2013
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts).  Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print lesopzet en opdrachtkaarten.

Deze les bestaat als les rond de Olympische winterspelen, kijk hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je in de auto zit mee te zingen met de radio, de auto komt vast te zitten, je stapt uit [het is koud], je duwt en je kan weer verder. Praat steeds in jabbertaal tegen jezelf.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één nodigt de ander steeds uit om aan een bepaalde wintersport te doen, als ik op m’n fluitje blaas krijgen jullie materiaalpech. Hoe lossen jullie dat op? Vergeet niet om in jabbertalk met elkaar te praten.

B nodigt A uit om te schansspringen.
A nodigt B uit om te bobsleeën.
B nodigt A uit om te langlaufen.
A nodigt B uit voor curling.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe samen aan ijshockey, en dan breekt je ijshockeystick.  De kinderen gaan daarna staan, geef ze de situaties en blaas op je fluitje wanneer ze bij het uitbeelden van de sport even op gang zijn.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: In Nederland wordt het soms hartstikke koud, heel soms wel kouder van – 20. Jullie gaan samen op pad, maar het duurt niet lang of het eerste koudeprobleem dient zich aan. Verzin wat je met -20 of kouder allemaal niet meer kan doen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe al jabberend winterjas e.d. aan, doe samen de deur open en speel meteen dat de sneeuw te hoog ligt. Schuif de sneeuw aan de kant. Blijf in jabbertaal met het kind praten. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een wonderlijk voorval uit te spelen tijdens een wintersportwedstrijd. Eén van jullie geeft daarbij enthousiast commentaar in jabbertalk.

Opdrachten: IJshockey, skiën, noordse combinatie, bobsleeën, biatlon en als reserve shorttrack.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat gebeurde er voor wonderlijks?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Olympische Winterwonderpret

  • 13/11/2013
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts).  Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print lesopzet en opdrachtkaarten.

Deze les bestaat ook zonder dat het specifiek over de Olympische spelen gaat, kijk hier om die les te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan.
Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je in de auto zit mee te zingen met de radio, de auto komt vast te zitten, je stapt uit [het is koud], je duwt en je kan weer verder. Praat steeds in jabbertaal tegen jezelf.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één nodigt de ander steeds uit om aan een Olympische wintersport te doen, als ik op m’n fluitje blaas krijgen jullie materiaalpech. Hoe lossen jullie dat op? Vergeet niet om in jabbertalk met elkaar te praten.

B nodigt A uit om te schansspringen.
A nodigt B uit om te bobsleeën.
B nodigt A uit om te langlaufen.
A nodigt B uit voor curling.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe samen aan ijshockey, en dan breekt je ijshockeystick.  De kinderen gaan daarna staan, geef ze de situaties en blaas op je fluitje wanneer ze bij het uitbeelden van de sport even op gang zijn.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: In Rusland is het hartstikke koud in de winter, soms wel kouder van – 20. Jullie gaan samen op pad, maar het duurt niet lang of het eerste koudeprobleem dient zich aan. Verzin wat je met -20 of kouder allemaal niet meer kan doen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe al jabberend winterjas e.d. aan, doe samen de deur open en speel meteen dat de sneeuw te hoog ligt. Schuif de sneeuw aan de kant. Blijf in jabbertaal met het kind praten. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een wonderlijk voorval uit te spelen tijdens een Olympische wintersportwedstrijd. Eén van jullie geeft daarbij enthousiast commentaar in jabbertalk.

Opdrachten: IJshockey, skiën, noordse combinatie, bobsleeën, biatlon en als reserve shorttrack.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat gebeurde er voor wonderlijks?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Tim en Bente vluchten voor de lente

  • 13/11/2013
  • Holger
  • · Groep 1

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt

Benodigdheden: Sneeuwpophoofddeksels, een eindmuziekje.

hoofddeksel knippen »

 sneeuwpophoofdjes

Print de lesopzet 
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal. Vertel dat het verhaal zich in de winter afspeelt.

Spelvraag: Wat zijn dingen die mensen alleen in de winter doen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: sneeuwballen gooien, schaatsen, sleeën.

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen

De start.
De kinderen zitten verspreid door het lokaal. Vertel dat de mensen uit het dorp sneeuwpoppen aan het maken zijn.
Uitbeelden: warme kleren aan (muts, sjaal …). En dan sneeuwpoppen maken (sneeuwbaal rollen door de sneeuw enz).

Twee sneeuwpoppen leken zo echt, dat ze konden leven. De één heet Tim en de ander Bente. Daar gaat dit verhaal over.
! Kies twee kinderen en geef ze de hoofddeksels.

Sport 1: schaatsen.
Uitbeelden wat jij vertelt: vertel dat als er geen mensen in de buurt zijn Tim en Bente heerlijk schaatsen op de vijver in het bos. Ze genieten er enorm van. Maar al gauw komt de rest van het dorp ook schaatsen, Tim en Bente blijven stil staan. Vertel dat het ijs krakt en één kindje door het ijs zakt. Vertel dat Tim en Bente het kindje redden.

Iedereen juicht en het kindje wordt naar het dorp gebracht [iedereen op de bank]. Tim en Bente hebben het er warm van gekregen. Warm? Dan smelten we!
! Laat ze inzakken.
Vertel dat het kindje dat gered was de sneeuwpoppen komt opzoeken en snel de benen er onder boetseert van sneeuw.

Het dorp komt helpen: ze moeten naar het noorden, naar bovenop de aardbol! We maken een grote slee om in te sleeën, dat gaat sneller dan lopen.

Sport 2: bobsleeën.
Spelvraag: Hoe bouw je een grote slee? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: haken, zagen, schuren, timmeren, verven.
Uitbeelden wat jij vertelt: in de slee zitten. ! laat ze op jouw aanwijzingen tegelijkertijd naar links en rechts gaan, speel met ze:
• Bocht naar links.
• Bocht naar rechts.
• Berg af.
• Berg op.
• Snel remmen.
• Duwen en er in springen.

Wissel de aanwijzingen af. Daar is het koud genoeg, de mensen van het dorp nemen afscheid en de sneeuwpoppen staan weer alleen. Vertel dat ze spelen in de sneeuw maar dat de lente ook daar begint. Ze schreeuwen on hulp.

Sport 3: langlaufen.
Vertel dat de houthakkers in het bos aan het werk zijn: houthakkers shirt aan, spierballen op, en hakken en zagen. Vertel dat Tim en Bente het probleem uitleggen.
Uitbeelden wat jij vertelt: vertel dat ze van bomen latten maken om op te glijden. Hakken, zagen, schuren. Ze breken twee stokken af om zich mee voort te duwen [langlauf door het lokaal].
Vertel dat het steeds kouder wordt en de sneeuw steeds dikker. Totdat ze op de Noordpool zijn. Daar zien ze andere sneeuwpoppen en dieren. Spelvraag: welke dieren wonen op de Noordpool?
Suggesties: ijsberen, zeehonden, walrussen, walvissen en poolvossen.

Sport 4: kunstschaatsen.
Je mag kiezen of je een sneeuwpop speelt of een Noordpooldier. De sneeuwpoppen binden hun schaatsen weer onder en gaan prachtig ijsdansen!

[Zet ter afsluiting een muziekje op en laat de kleuters vrij bewegen].

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij: ‘Hoe bouw je een grote slee?’. Kind antwoordt: ‘Zagen’. Jij: ‘Goed zo, zagen. Ga maar zagen ’.

Maar zo: Jij:‘Hoe bouw je een grote slee?’. Kind antwoordt: ‘Zagen’. Jij: ‘Goed zo, zagen. Ga maar zagen. Pak je zaag, en je gereedschapskist, zoek een grote boom uit… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Hoe komen ze er op?

  • 07/11/2013
  • Holger
  • · Groep 7

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een ontstaansgeschiedenis van een wintersport en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Deze les bestaat ook in het kader van de Olympische winterspelen, bekijk de les hier.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je kijkt een spannende wedstrijd en je ploeg scoort een punt, je kijkt een schaatswedstrijd en je favoriete schaatser valt neer, je kijkt naar de uitreiking van een gouden medaille en je bent ontroerd, je kijkt naar een openingsspeech en je bent verveeld.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Wintersporten kunnen best gevaarlijk zijn. Jullie kiezen een wintersport om te beoefenen, eerst gaat dat goed. Dan komt A in de problemen, B helpt hem. Daarna kiezen jullie een andere sport en komt B in de problemen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga bijvoorbeeld samen langlaufen en langlauf tegen een boom met bloedneus tot gevolg. Stimuleer zo het kind om je te helpen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang van probleemspeler totdat jij aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Van veel sporten is niet bekend hoe ze zijn ontstaan maar we weten dat sommigen zijn ontstaan vanuit noodzaak: er moesten problemen worden opgelost en de wintersport was onderdeel van die oplossing. In deze opdracht verzinnen jullie zo’n ontstaansgeschiedenis van een wintersport.

Opdrachten: curling, snowboarden, biatlon, skiën, bobsleeën.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Om welke wintersport gaat het hier?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Hoe komen ze er op? Olympische winterspelen

  • 06/11/2013
  • Holger
  • · Groep 7

Titel: Hoe komen ze er op?
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een ontstaansgeschiedenis van een wintersport en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Deze les bestaat ook zonder dat het om de Olympische spelen draait, bekijk de les hier.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je kijkt een spannende wedstrijd en je ploeg scoort een punt, je kijkt een schaatswedstrijd en je favoriete schaatser valt neer, je kijkt naar de uitreiking van een gouden medaille en je bent ontroerd, je kijkt naar een openingsspeech en je bent verveeld.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Wintersporten kunnen best gevaarlijk zijn. Jullie kiezen een wintersport om te beoefenen, eerst gaat dat goed. Dan komt A in de problemen, B helpt hem. Daarna kiezen jullie een andere sport en komt B in de problemen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga bijvoorbeeld samen langlaufen en langlauf tegen een boom met bloedneus tot gevolg. Stimuleer zo het kind om je te helpen.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang van probleemspeler totdat jij aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Van veel sporten is niet bekend hoe ze zijn ontstaan maar we weten dat sommigen zijn ontstaan vanuit noodzaak: er moesten problemen worden opgelost en de wintersport was onderdeel van die oplossing. In deze opdracht verzinnen jullie zo’n ontstaansgeschiedenis van een Olympische wintersport.

Opdrachten: curling, snowboarden, biatlon, skiën, bobsleeën.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Om welke wintersport gaat het hier?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Griezelen

  • 02/11/2013
  • Holger
  • · Groep 8

Titel: Griezelen
 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over Griezelen en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: dit is dezelfde les als de nasynchronisatieles ‘Halloween’ voor groep 8, je kan die hier bekijken.  
Er zijn meer lessen met een griezelthema voor groep 8, bekijk ook: ‘Clownhorror’ (acteerspel) en ‘Griezelvakantie’ (acteerspel).

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant. Bij iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachten voor de spelacteurs:
Van een droevige bik langzaam naar hysterisch huilen.
Van een grinnik langzaam naar een kwaadaardige lach.
Je zit tv te kijken en er loopt een muis langs je voeten: je moet één keer gillen.
Je zaagt per ongeluk in je hand en moet jezelf verbinden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, bepaal wie a, b, c en d is.
Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen jullie van functie. A en C zijn als eerste spelacteurs.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A is verdwaald C is een enge zwerver die wil helpen.
B is een agent, D een winkeldief: aan het einde van de scene moet de agent huilen.
A is een kind dat weer te laat in de klas komt, C de leerkracht en die is heel gemeen.
B en D worden wakker: ze horen beneden een geluid. Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te van een bijzonder griezelverhaal. De krantenkop op de opdrachtkaart is de titel van het verhaal en helpt je op weg.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel. In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan soms lastig worden bij Griezelen. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan het geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd. Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Halloween

  • 30/10/2013
  • Holger
  • · Groep 8

 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over Halloween en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print les + opdrachtkaarten

Let op: dit is dezelfde les als de nasynchronisatieles ‘Griezelen’ voor groep 8, je kan die hier bekijken.
Er is nog een griezelles voor deze groep, klik hier voor de acteerles ‘Clownhorror’.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen en situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant. Bij iedere opdracht wisselen ze.

Opdrachten voor de spelacteurs:
Van een droevige bik langzaam naar hysterisch huilen.
Van een grinnik langzaam naar een kwaadaardige lach.
Je zit tv te kijken en er loopt een muis langs je voeten: je moet één keer gillen.
Je zaagt per ongeluk in je hand en moet jezelf verbinden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, bepaal wie a, b, c en d is.

Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen jullie van functie. A en C zijn als eerste spelacteurs.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A is verdwaald C is een enge zwerver die wil helpen.
B is een agent, D een winkeldief: aan het einde van de scene moet de agent huilen.
A is een kind dat weer te laat in de klas komt, C de leerkracht en die is heel gemeen.
B en D worden wakker: ze horen beneden een geluid.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te van een bijzonder griezelverhaal. De titel staat op de opdrachtkaart en helpt je op weg.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.  In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan soms lastig worden bij Halloween. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan het geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd.

Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Video – groep 8 – Griekse halfgoden

  • 27/10/2013
  • Holger
  • · Groep 8

Page 19 of 61« 1 … 17 18 19 20 21 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress