Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Voetbalweer

  • 06/04/2014
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en): jabbertalk.
Activiteit: de kinderen verzinnen een presentatie over hinder van weer tijdens het voetballen en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts).  Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je de deur open doet en naar buiten gaat. Kijk naar de lucht, doe wat rek en strekoefeningen en pak je (denkbeeldige) bal. Net als je de bal aan het hooghouden bent gaat het regenen. Je jabbert er mopperig op los en gaat weer naar binnen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Jullie zijn om beurten sportleraar en geven de ander les.

A je bent zwemleraar, B krijgt zwemles.
B je bent schaatsleraar, A krijgt schaatsles.
A je bent tennisleraar, B krijgt tennisles.
B je bent boogschiet leraar, A krijgt schietles.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel de paardrijdleraar die het paard aait, leg uit wat je met de teugels moet doen en rij een rondje voor. Stimuleer zo het kind om mee te doen. De kinderen gaan staan en wachten tot je de eerste opdracht geeft.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Jullie krijgen opdrachten om in tweetallen kleine verhaaltjes te spelen met fantasietaal.

B nodigt A uit om te gaan voetballen. A schopt de bal in een boom, samen halen jullie hem eruit.
A nodigt B uit om te gaan voetballen. B schopt de bal lek, samen pompen jullie hem op.
B nodigt A uit om te gaan voetballen. A schopt de bal in een sloot, samen halen jullie hem eruit.
A nodigt B uit om te gaan voetballen. B schopt de bal tegen de neus van A, samen stoppen jullie het bloeden.

Tip: geef eerst de eerste helft van de instructie, pas als ze bezig zijn geef je de tweede helft van de instructie.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Neem het stappenplan op A4 formaat er bij en leg de opdracht uit.

Instructie: Jullie gaan straks een lekker potje voetballen (stap 1), maar dan gebeurt er iets bijzonders met het weer (stap 2) wat jullie daarna precies gaan doen (stap 3) mogen jullie zelf verzinnen. Je krijgt van mij te horen wat er bij jullie aan het weer moet veranderen. Jabber lekker veel en hard, kijk naar elkaar en probeer antwoord te geven en op elkaar te reageren.

Opdrachten: te heet, het gaat regenen, het gaat vriezen, het gaat sneeuwen, onweer.

Maak werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit, geef ze ook een stappenplan als geheugensteun. Na zo’n 5-10 minuten gaan de kinderen weer terug in de halve kring. Na iedere presentatie volgt applaus en een korte nabespreking.

Een onverwachte wedstrijd.

  • 03/04/2014
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde voetbalscène met een onverwachte gebeurtenis.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print lesopzet en opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen.
Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.
Spelopdracht: ‘Je bent aan het voetballen en schiet de bal per ongeluk op het dak. Je moet huilen. Daarna pak je een tak en schuift de bal ermee van het dak. Je bent blij en voetbalt verder’.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze.

Instructie voor de spelacteurs: je zingt het volkslied,  je kijkt hoe je ploeg net een doelpunt mist,  je ziet hoe je ploeg een punt scoort,  je doet je voetbalschoenen aan maar er zit een spin in.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze.

Instructie voor de spelacteurs:
Je houdt de bal hoog en krijgt hem per ongeluk op je neus.
Tijdens het voetballen neem je een slok water, er zit iets raars in waar je ziek van wordt.
Je fluit een wedstrijd, er poept een vogel op je hoofd.
Je juicht want je ploeg scoort, daarna wordt het doelpunt afgekeurd door de scheidsrechter.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Gebruik de opbouw van het verhaal op A4 formaat.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken in 4 stappen. In stap 1 zijn jullie aan het voetballen, in stap 2 gebeurt er iets onverwachts: dat kan van alles zijn, verzin iets fantasierijks. In stap 3 wordt het onverwachte van het veld gehaald, het probleem wordt opgelost. En aan het einde, in stap 4, gaan jullie door met voetballen.

Maak 5 groepen en zet ze in het lokaal, deel de opbouw van de opdracht uit. Laat ze ongeveer 8 minuten zelfstandig repeteren, zet ze daarna terug in hoefijzeropstelling. Let op: de teams moeten bij elkaar zitten.

Instructie: Zorg dat je straks stil bent als een groepje zijn werk presenteert, en hard klapt na afloop. Ieder groepje gaat straks de stemmen doen van een ander groepje, het groepje dat gaat spelen vertelt aan het groepje dat nasynchroniseert wat er in stap 2 gebeurt.

Zet groepje 1 op de spelvloer, groepje 5 gaat hun stemmen doen.

Het gaat het snelst wanneer jij de stemverdeling bepaalt, maar schat zelf in hoe je dat wil organiseren. De stemgroep moet dus het onderwerp weten om te kunnen nasynchroniseren.

Schema stemgroep-spelgroep:
Groep 5 doet de stem van groep 1.
Groep 4 doet de stem van groep 2.
Groep 2 doet de stem van groep 3.
Groep 3 doet de stem van groep 4.
Groep 1 doet de stem van groep 5.

Voetbalvormen en woorden

  • 02/04/2014
  • Holger
  • · Groep 7 · Groep 8

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een voetbalsoort en presenteren dat aan elkaar.
Voorbereiden: de voetbaltermen kaartjes losknippen en in een bak of hoed doen om ze uit te kunnen trekken.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je de voetbal op de stip legt en er tegen aan trapt. De bal komt niet ver, hij is zacht. Je pompt hem op en schiet de bal alsnog weg. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je houdt een bal hoog, je fluit voor een overtreding, je neemt een strafschop, je valt en doet alsof je pijn hebt, je zingt plechtig het volkslied.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Instructie: Er zijn veel voetbaltermen, woorden die met voetbal te maken hebben. Veel van die woorden zijn ‘samengestelde woorden’: bestaan dus uit twee afzonderlijke woorden. Jullie krijgen straks zo’n woord, bepalen wie wat gaan spelen en gaan met andere tweetallen spelen en raden totdat ik zeg dat je weer mag gaan zitten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Benadruk dat je mag pas raden nadat de tweede speler klaar is. Jij speelt ‘paniek’, het kind speelt ‘voetbal’, samen zijn jullie ‘paniekvoetbal’ (voetbal gespeeld op emoties i.p.v. tactiek).

De tweetallen gaan staan, trekken een kaartje en spelen/raden dat met andere tweetallen net zo lang tot je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over een ander soort voetbal dan we gewend zijn van tv.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opdrachten: kooivoetbal, strandvoetbal, tafelvoetbal, zaalvoetbal, en moerasvoetbal.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welke vorm van voetbal werd hier uitgebeeld?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen.
Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Slowmo voetbal mysterie

  • 30/03/2014
  • Holger
  • · Groep 8 · Uncategorized

Werkvorm(en): acteerspel, pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over voetbal met een slow morion moment en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen. Vertel dat deze les over voetbal gaat maar dat er geen voetbal in het spel kan komen omdat die niet in slow motion mee beweegt.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. De voert eerst de opdracht uit, daarna krijg je een seintje en doe je precies hetzelfde maar dan vertraagd: in slow motion.

– je volgt een voetbalwedstrijd je club scoort bijna maar mist.
– je neemt een penalty en hij zit.
– je wil ingooien maar er poept een duif op je hoofd.
– je wil een bal aannemen maar hij komt tegen je neus.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. De opdracht voer je in slow motion uit, denk daarbij aan je gezichtsuitdrukking en maak grote gebaren. Je moet er bij praten of geluid bij maken, dat klinkt dan ook vertraagd.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan: zeg dat jij de keeper bent die uit wil gooien en dat de (denkbeeldige) keihard in het gezicht van een teamgenoot (het kind) gooit.
Hierna gaan de kinderen met onderstaande spelopdrachten aan de slag.

Je laat de spelaanwijzing uitvoeren in slow motion, met daarbij de aanwijzing dat ze hun snelheid op elkaar moeten aanpassen (de één mag niet sneller dan de ander).
Let op: als het goed gaat, laat de kinderen dan ook met vertraagd geluid spelen.

A is de scheidsrechter, je geeft B een rode kaart, B begint te huilen
B is de scheidsrechter, je blijft fluiten op je fluitje A wordt er doof van
A blesseert zich, B komt een grote beenwond verzorgen maar vindt het vies om te doen
B blesseert zich en verliest het bewustzijn, A probeert hem bij te brengen: dat lukt onverwacht waardoor B erg schrikt.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Stel je voor in een wedstrijd vallen alle spelers ineens neer, of de scheidsrechter doet spontaan een dansje… Verzin straks een bijzonder voorval dat je alleen kan begrijpen als je het moment nogmaals maar dan in slow motion bekijkt. Want sommige dingen gaan te snel om in één keer te kunnen volgen. Een speler uit jullie groepje verzorgt het commentaar bij de wedstrijd.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Een onverwachte voetbalwedstrijd

  • 23/03/2014
  • Holger
  • · Groep 5 · Groep 6

Werkvorm(en): improvisatiespel.
Activiteit: De kinderen oefenen deze werkvorm in de warming up fase en improviseren in teams voor de klas.
Opmerking: improvisatiespel kent een aantal vuistregels waarvan de belangrijkste in de uitzending van Drama-tv aan de orde komen. Omdat niet iedere leerkracht deze regels kent is er een bijlage opgenomen die u ondersteunt bij het begeleiden van improvisatiespel.
Print les

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Vertel dat jullie in deze les gaan improviseren. Benadruk dat je bij improvisatiespel zoveel mogelijk moet meespelen met de ander. Behandel een paar regels van improviseren uit de pictogramkaart of de eerder genoemde bijlage. Doe niet teveel regels in één keer maar verspreid het een beetje over de gehele les.

Warming up klassikaal.
De groep zit in een kring.
Instructie: Ik geef straks een spelopdracht, als je die wil uitvoeren steek je je vinger op. Je loopt dan naar een ander en belt aan, die speler staat op en doet open. Dan start de improvisatie.

Spelopdrachten: je bal is op het dak beland en je vraagt of je hem mag pakken, bij het voetballen heb je je bezeerd en je vraagt of je naar huis mag bellen,  je haalt de ander thuis op om te gaan voetballen,  je bal is zacht en je wil hem oppompen.

Geef kinderen steeds even de tijd om te improviseren en sidecoach (zie bijlage voor de leerkracht)  desnoods. Doe dit vooral op handelingsgerichtheid (niet te passief improviseren). Bespreek het kort na op de basisregels en doe er niet meer dan drie zodat andere kinderen niet te lang hoeven te kijken en snel aan het werk kunnen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Instructie:  A gaat staan en belt aan bij B, deze staat op en doet de deur open. A opent het spel, verzin wat je zou kunnen doen met of over voetbal: voetbal spelen, voetbal kijken op tv, aanmoedigen in een stadion, enzovoorts. Zorg dat je met elkaar meespeelt en actieve voorstellen doet aan A.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bel met een denkbeeldige fles frisdrank aan bij het kind, ga samen voetbal kijken op tv  en laat wat gebeuren (de stroom valt uit, of de fles frisdrank spuit leeg bijvoorbeeld). Rond de improvisatie dan af. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
Maak 5 werkgroepen. De groep zit in hoefijzeropstelling in werkgroepen bijeen.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een improvisatieopdracht: tijdens een voetbalwedstrijd gebeurt er iets buitengewoon vreemds, iets dat in de realiteit niet kan. Verzin voor een ander team wat dat zou kunnen zijn, ik wijs aan welke speler dat in de voetbalwedstrijd van een ander team gaat inbrengen.

De teams verzinnen een fantasierijk voorval voor de voetbalwedstrijd van een ander team. Het eerste team gaat improviseren dat ze voetballen. Jij wijst een speler van een ander team aan dat hun verzonnen fantasierijke voorval in de improvisatie inbrengt. Het voetballende team improviseert.

Werkgroep 1 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 5.
Werkgroep 2 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 1.
Werkgroep 3 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 2.
Werkgroep 4 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 3.
Werkgroep 5 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 4.

Bespreek vooraf kort de aandachtspunten van improvisatiespel. Deze kun je herhalen van de Drama-tv uitzending of  van de daarvoor bestemde pictogramkaart (zie lerarenscherm).

Iets vergeten? (WK voetbal)

  • 23/03/2014
  • Holger
  • · Groep 5 · Groep 6

Groep: 5-6 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een klunzig voetbalteam en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print lesopzet + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren.
Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen.
Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.
Spelopdracht: Je bent een voetbalsupporter, je denkt dat je team een doelpunt gaat maken. Je gaat al staan, begint je juichen maar dan gaat de bal er toch naast. Je krijgt een huilbui, na tien tellen huilen gaat de bal er onverwacht toch in.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs: je speelt een voetballer.
• Iemand van het andere team schopt tegen je knie, je hebt pijn.
• Je zingt het Nederlandse volkslied maar kent de tekst eigenlijk niet.
• Je staat in de regen te voetballen en je hebt heel koud, je speelt bibberend.
• Je staat met 40 graden in de hitte te voetballen, je kan niet meer.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs:
• Je bent de bal aan het hoog houden en schiet hem na tien keer per ongeluk in het gezicht van een teamgenoot.
• Je zit in de teambus, die krijgt pech. Je sleutelt en schroeft en krijgt de bus weer aan de praat.
• In Brazilië krijg je een bord Braziliaans eten, maar na vier happen is echt veel te scherp.
• Je juicht want je team heeft gescoord, na tien tellen juichen wordt het doelpunt toch afgekeurd en moet je huilen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern. De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Stel je voor je werkt in de voetbalwereld  voor  het wereldkampioenschap. Daar wordt je best zenuwachtig en als je zenuwachtig bent… dan vergeet je  iets. Jullie gaan een voetbalverhaal verzinnen waarin je iets belangrijks bent vergeten. Waarschijnlijk niet realistisch maar des te leuker om uit te voeren. We gebruiken geen echte bal, die moeten we erbij denken.

Opdrachten: de bal, het doel, de keeper, de regels, het adres van het stadion.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen:

Optie 1: Maak 4 grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel (jij bepaalt door aan te wijzen stem-spel-stem-spel enzovoorts).
Optie  2: Maak 5 kleinere groepen. Tijdens de presentatie:

Groep 1 doet de stemmen van groep 5.
Groep 2 doet de stemmen van groep 1.
Groep 3 doet de stemmen van groep 2.
Groep 4 doet de stemmen van groep 3.
Groep 5 doet de stemmen van groep 4.

Van tevoren vertelt de spelende groep in één zin de clou van hun presentatie aan de nasynchroniserende groep. De nasynchroniserende groep bepaalt wie welke speler nasynchroniseert.

Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar aan één van de zijkanten van het publiek. Dus niet in het zicht op het spelvlak.

Paaspaniek

  • 12/03/2014
  • Holger
  • · Groep 1

Werkvorm: werken met prenten. Deze les kan ook met dierendag worden gegeven of bij het thema ‘lente’.
Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld.

Advies werken met prenten »

Wanneer jij een prent laat zien zitten de kinderen waar ze zijn, verspreid in het lokaal. Dit voorkomt overbodig lopen naar stoelen of banken.

Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: Deze les gaat over twee Paashazen: Hip en Hop .
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…

Spelvraag: Wat doen paashazen zoal de hele dag? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: hoppen, graven, wortels eten, eieren rapen, eieren schilderen, eieren verstoppen…

Vertellen: vertel dat Hip en Hop naar het kippenhok gaan om eieren te rapen. Vertel dat er veel kippen zijn omdat er veel Paaseieren nodig zijn voor het Paasfeest. Vertel dat de kippen geen eieren hebben gelegd en dat Hip en Hop in paniek raken: geen eieren betekent geen Pasen! Ze moeten snel iemand anders vinden die zijn eieren wil afstaan voor het Paasfeest.

Prent 1: de struisvogels.
Denkbeeldig omkleden: doe een lange nek en grote veren aan.
Spelen: loop met hoge knieën door het lokaal, flap met je vleugels en draai rondjes, steek je hoofd in het zand en leg een ei.
Zitten: Hip en Hop vertellen het probleem, de struisvogels willen voor een keer best hun eieren afstaan. Hip en Hop zijn super blij en pakken hun schilder spullen.
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…

Spelvraag: Wat is het probleem met deze eieren? (laat een paar antwoorden uitbeelden, en laat problemen ontstaan)
Suggesties: ze zijn te zwaar, te groot om te tillen, ze passen niet in de pan of zijn niet te pellen.

Hip en Hop bedanken de struisvogels en zoeken een ander dier dat ook eieren legt.

Prent 2: de schildpadden.
Denkbeeldig omkleden: doe een schild aan en een lange nek.
Spelen: zwem door het water, hap wat zeegras van de bodem, loop over land, graaf een gat en leg eieren.
Zitten: Hip en Hop vertellen het probleem, de schildpadden willen voor een keer best hun eieren afstaan. Hip en Hop zijn super blij en pakken hun schilder spullen.
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…

Spelvraag: Wat is het probleem met deze eieren? (laat een paar antwoorden uitbeelden, en laat problemen ontstaan)
Suggesties: ze zijn te rond en zacht en zitten helemaal onder het zand.
Hip en Hop bedanken de schildpadden en zoeken een ander dier dat ook eieren legt.

Prent 3: de lieveheersbeestjes.
Denkbeeldig omkleden: doe rode vleugeltjes aan, doe stippen op.
Spelen: vlieg, eet uit een bloem, eet een bladluis, drink water.
Zitten: Hip en Hop vertellen het probleem, de lieveheersbeestjes willen voor een keer best hun eieren afstaan. Hip en Hop zijn super blij en pakken hun schilder spullen.
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…

Spelvraag: Wat is het probleem met deze eieren? (laat een paar antwoorden uitbeelden, en laat problemen ontstaan)
Suggesties: ze zijn niet te pellen, te klein, te glad.
Hip en Hop bedanken de lieveheersbeestjes en zoeken een ander dier dat ook eieren legt.

Prent 4: de pinguïns.  
Denkbeeldig omkleden: doe vinnen aan, je snavel, je pinguïnvoeten.
Spelen: zwemmen, kunstjes in het water, glijden, waggelen.
Zitten: Hip en Hop  vertellen het probleem, de pinguïns willen voor een keer best hun eieren afstaan. Hip en Hop  zijn super blij en pakken hun schilder spullen.
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…

Spelvraag: Wat is het probleem met deze eieren? (laat een paar antwoorden uitbeelden, en laat problemen ontstaan)
Suggesties:  te weinig,  te zwaar om mee te nemen door de sneeuw, te kwetsbaar.
Hip en Hop bedanken de pinguïns en zoeken een ander dier dat ook eieren legt.

Prent 5: kikkers.
Denkbeeldig omkleden: doe je bolle ogen in, je kikkervel, je zwemvliezen.
Spelen: zwemmen, kunstjes in het water, eten, poepen.
Zitten: Hip en Hop vertellen het probleem, de vissen willen voor een keer best hun eieren afstaan. Hip en Hop zijn super blij en pakken hun schilder spullen.
Denkbeeldig omkleden: doe je oren op, je hazentanden in, je staartje aan…
Spelvraag: Wat is het probleem met deze eieren? (laat een paar antwoorden uitbeelden, en laat problemen ontstaan)
Suggesties: ze bewegen, blijven aan de kwast plakken, te klein, te glibberig.
Hip en Hop bedanken de kikkers en zoeken een ander dier dat ook eieren legt.

Afsluiting:
Instructie: De Paashazen Hip en Hop zaten uitgeput en verdrietig bij het water. Voor het eerst zou Pasen niet door gaan. Een paar hazen beginnen al wat te huilen maar horen ineens het tokken van kippen. Ze lopen naar het kippenhok en zien dat de kippen bergen eieren hebben gelegd. Eindelijk! De hazen doen een dansje van plezier!
En beginnen meteen met schilderen.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat is het probleem met deze eieren?’
Kind antwoordt: ‘Te klein’.
Jij: ‘Goed zo, te klein. Ga ze maar proberen te schilderen’.

Maar zo:
Jij:‘Wat is het probleem met deze eieren?’
Kind antwoordt: ‘Te klein’.
Jij: ‘Goed zo, te klein. Ga ze maar proberen te schilderen. Maar OH! Hij valt op de grond en rolt weg, ga erachteraan! Hee hij rolt in een holletje, dat wordt kruipen…’. Enz.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

De Tsaar geeft een feestje!

  • 22/12/2013
  • Holger
  • · Groep 2

Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal en naar aanleiding van prenten wordt er uitgebeeld.
Benodigdheden: geen, kinderen mogen zelf verzinnen wie ze in het verhaal spelen.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen. Het fijnste formaat voor zowel jou als de kinderen is A3.

Warming up:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: In deze les probeert de koning in een ander land te komen.

Spelvraag 1: Hoe kan je naar een ander land reizen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen: sturen, reizen, uit het raam kijken, uitstappen).
Suggesties:  met de trein, met de auto, met het vliegtuig, met de boot.

Prent 1:
Vertellen: vertel dat dit een oud verhaal is, toen de koning nog per koets moest en vliegtuigen nog niet waren uitgevonden. Vertel dat de Tsaar van Rusland een feest geeft en de koning ook is uitgenodigd. Vertel ook dat hij met zijn vrouw en kinderen de koets aan het inpakken is, en dat het eerste deel van de reis prima verloopt.

Uitbeelden: Lakeien verzorgen de paarden. Iedereen sjouwt met koffers. Zitten in de koets (op de grond): hobbelige weg, bocht links, bocht rechts, berg op (duwen), berg af (lekker snel).

Vertellen: vertel dat het hard ging sneeuwen.

Prent 2: skiën.
Vertellen: Terwijl de prinsjes en prinsesjes spelen in de sneeuw bindt iedereen zijn ski’s onder.
Spelvraag 2:  Wat kun je spelen in de sneeuw? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen)
Suggesties:  sneeuwballen gooien, sneeuwpop maken, ‘engeltjes’ maken, schrijven in de sneeuw.

Spelvraag 3:  Hoe ziet skiën er uit?
Uitbeelden: beeld gezamenlijk skiën uit.

Prent 3: bobsleeën.
Vertellen: vertel dat er een bevroren rivier een ijsbaan van een berg naar beneden had gevormd. Vertel dat skiën te gevaarlijk is, maar dat ze de koets kunnen ombouwen tot slee.
Uitbeelden: de wielen worden er af geschroefd, de ski’s worde er onder gemaakt, de paarden worden op de slee geladen en ze tellen af. Zitten in de slee (op de grond): hobbelige ijsbaan, bocht links, bocht rechts, berg af (woooow), stukje door de lucht enzovoorts.

Prent 4: langlaufen.
Vertellen: vertel dat de rivier over gaat in sneeuw. Vertel ook dat het een stuk kouder wordt, zouden ze al bij Rusland zijn?
Uitbeelden: uitstappen, paarden eten geven en voor de slee spannen, kinderen mutsen op, handschoenen aan. ..

Vertellen: vertel dat ze richting Moskou langlaufen, over een heuvel komen en het paleis zien liggen.
Uitbeelden: langlaufen.

Prent 5: kunst schaatsen.
Vertellen: vertel hoe blij de Tsaar is om de Nederlanders te zien. Vertel dat het een super leuk feest is.
Spelvraag 4: Wat doe je op een leuk feest? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen)
Suggesties:  dansen, eten, spelletjes, liedjes zingen….

Afsluiting:
Vertellen: vertel dat iedereen op het feest zijn schaatsen aan doet en op prachtige Russische muziek gaat ijsdansen. Vertel ook dat het nog lang gezellig blijft in Moskou en iedereen nog lang en gelukkig leeft.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘ Hoe kan je naar een ander land reizen?’.
Kind antwoordt: ‘Met de auto’.
Jij: ‘Goed zo, met de auto. Ga maar auto rijden ’.

Maar zo:
Jij:‘ Hoe kan je naar een ander land reizen?’.
Kind antwoordt: ‘Met de auto’.
Jij: ‘Goed zo, met de auto. Ga maar auto rijden . Doe je deur open en ga zitten, verheet je riem niet. Waar zijn je sleutels? Zet ‘m op. Niet te hard hè, da’s gevaarlijk… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Video – groep 7 Griezelen

  • 22/12/2013
  • Holger
  • · Groep 7 · Video

Video – groep 4 Bomen

  • 22/12/2013
  • Holger
  • · Groep 4 · Video

Page 16 of 61« 1 … 14 15 16 17 18 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress