Goede vrienden

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over vrienden die elkaar helpen en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje.
Print les + opdrachten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up tweetallen.
De groep staat verspreid in het lokaal.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond.
Instructie: jullie zijn goede vrienden, hoe ziet dat er uit op deze verschillende plekken?

Spelopdrachten: in een bootje, in een speeltuin, in een zwembad, op het schoolplein.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: vrienden helpen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie:
Je krijgt een spelopdracht, als het fluitje gaat speelt één van jullie een zelfbedacht probleem: de ander helpt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan, zeg dat jij een probleem gaat spelen en dat het kind jou mag helpen. Speel dat jullie samen de hond uitlaten, speel daarna dat de hond ontsnapt en stimuleer het kind dat hij je helpt.

Jullie zijn aan het voetballen. Als het fluitje gaat verzint A een probleem en moet B helpen.
Jullie zijn het fietsen. Als het fluitje gaat verzint B een probleem en moet A helpen.
Jullie zijn tikkertje aan het spelen. Als het fluitje gaat verzint A een probleem en moet B helpen.
Jullie zijn op een bootje. Als het fluitje gaat verzint B een probleem en moet A helpen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken waarin vrienden elkaar helpen. Jullie opdracht bestaat uit twee tekeningetjes. De eerste is dat alles goed gaat, stap twee is dat één of twee in paniek zijn, stap 3 is dat de vrienden moeten helpen. Die stap 3 verzinnen jullie zelf.

Geef het voorbeeld (bijlage 1) zodat het concreet is.

Maak maximaal vier werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent. [easy_contact_forms fid=17

Wist je dat onder het in het rechter menu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Ik laat m’n mens uit! (omdraaidrama)

Werkvorm(en): jabbertalk / acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een omdraaiverhaal over mens en dier en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten maar alleen in dierentaal dus niet met woorden maar met bijpassende dierengeluiden.

Jullie zijn twee vogels, bespreek in vogeltaal wat jullie willen eten en ga daarnaar op zoek.
Jullie zijn twee honden die zin hebben om te spelen. Spreek met elkaar af in hondentaal en ga spelen.
Jullie zijn twee katten, jullie zijn een speeltje kwijt. Bespreek in kattentaal waar jullie die het laatst hebben gezien en ga op zoek.

De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

Warming up viertallen.
De groep zit in viertallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie tweetal A is en wie tweetal B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere viertallen. Het ene tweetal is steeds een dier, het andere tweetal is steeds mens.

1: Tweetal a zijn cavia’s, tweetal b zijn mensen. Mensen, jullie doen de cavia’s in hun hok en aaien ze, geven ze te eten enzovoorts.
2: Nu wordt het echt leuk want nu draaien we om maar blijven we dezelfde rollen. De Cavia’s hebben mensen als huisdier, stoppen ze in hun hok, geven ze te eten enzovoorts.
3: Tweetal a zijn mensen, tweetal b zijn parkietjes. Mensen, jullie maken het hok schoon, laten de parkietjes kunstjes doen, geven ze te eten enzovoorts.
4: Nu wordt het echt leuk want nu draaien we om maar blijven we dezelfde rollen. De parkietjes hebben mensen als huisdier, maken het hok schoon, laten de mensen kunstjes doen, geven ze te eten enzovoorts.

De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een mens/dier situatie om te draaien. Jullie situatie staat op de opdracht. Let op: de dieren moeten in dierentaal praten, de mensen mogen wel iets zeggen maar het gaat om de dieren.

Opdrachten: in het circus, in een dierenwinkel, in het park, paardrijden, in de dierentuin.

Rolverdeling:
Maak maximaal vijf werkgroepen en loop langs. Wijs ze aan en verdeel ze in mens en dier (aanwijzen en ‘mens, dier, mens, dier…’). Geef ze daarna pas de opdrachtkaart.

Geef ze een ongeveer 8 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

 

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Griezelverhaal verzinnen.

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over het vangen van een monster en presenteren dat aan elkaar. De kinderen denken mee over een griezel meespeelverhaal.
Benodigdheden: hoofddeksel (bijvoorbeeld een zwart petje) voor het ‘monster’ en het helpt wanneer jij een hoofddeksel draagt wanneer je meespeelt en die afzet wanneer je coacht.
Print lesopzet

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je schrikt van een spinnetje en die daarna pakt en buiten neerzet.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: je bent op schoolreisje in een speeltuin, je zit in een bus, je eet je lunchpakketje.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: griezels raden.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: Veel mensen zijn bang voor iets, maar iedereen weer voor wat anders. A staat straks op en speelt iets waar veel mensen bang voor zijn, B raadt wat het is en daarna wisselen jullie zo lang om tot ik zeg dat je mag stoppen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies een kind en zet die op de grond, speel daarna bijvoorbeeld een heks. Laat het kind raden en wissel dan om, raad wat het kind uitbeeldt.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in een rij in de z.g. schoolbus. Werk je in een gymzaal leg dan drie of vier matten achter elkaar.
Instructie: We gaan samen een griezelverhaal maken.

Stap 1: de start.

Vertel dat groep 3 op schoolreisje gaat, dat ze vrolijk in de bus zitten. Beeld dat met elkaar uit, zing eventueel een liedje en alles moet vooral gezellig zijn.

Stap 2: bus kapot.
Vertel dat de bus kapot is en vraag wat er aan de hand kan zijn, speel zelf mee en probeer het probleem op te lossen. Vertel ook dat er af en toe een schaduw langs de bus wegschiet en dat de kinderen niks door hebben maar de leerkracht wel.

Stap 3: kies een monster.
Kies met de kinderen een monster/griezel, wat kennen ze uit verhalen of van tv? Een spook? Een vampier? Kies daarvoor één kind uit en zet dat kind een hoofddeksel op (bijvoorbeeld een zwart petje).

Vertel dat ineens het monster tevoorschijn komt en dat iedereen gauw de bus in vlucht (beeld dit uit).

Het monster wordt gevangen of gelokt en blijkt heel aardig, hij mag mee op schoolreisje.

Stap 4: in teams monster vangen.
Verdeel de groepen en vertel ze dat ze
Een monster moeten kiezen (monster in de brede betekenis van het woord het mag van alles zijn wat zij als griezelig bestempelen).
Een manier moeten kiezen om het monster te vangen of te lokken.
Een slimme manier, zonder bijvoorbeeld te slaan of het monster dood te maken.

Kies van ieder team welke kinderen meester en monster mogen zijn, kies uit de kinderen die zich daarvoor aanmelden.

De uitvoeringen.

Het groepje zet de stoelen in bus opstelling. Je begeleidt ze als verteller steeds bij de stappen.

Stap 1: de meester rijdt in de bus, de kinderen maken het geluid van de motor.
Stap 2: na de derde bocht maakt de motor van de bus een raar geluid (laat de spelers dat ook doen).
Stap 3: de meester stapt uit, maar oh jee: een monster!
Stap 4: gelukkig wordt het monster overwonnen en gaat het mee de bus in, mee op schoolreisje!
Stap 5: Einde en applaus!

! het monster hoofddeksel wordt door de teams gebruikt voor de herkenbaarheid van de griezel.

Let op: of de kinderen wel of geen geluid maken is niet erg belangrijk in deze les, laat ze vooral genieten en zich aan gemaakte afspraken houden.

Stap 5: mee in de bus.
Als afsluiting gaat iedereen weer in de ‘grote bus’ en de monsters zitten achterin. Laat één kind de bus repareren. Rij met de kinderen terug naar school.
Vertel dat de ouders die staan te wachten erg trots zijn op hun ‘monstervangers’ en dat ze de beroemdste groep 3 zijn van heel Nederland.

Extra informatie:
Wist je dat onder het klassenmenu en rechts in beeld een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Panda’s zijn leuk!

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een grappige panda scene en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: twee panda hoofddeksels (zie hieronder).

hoofddeksel knippen »

Informatie: in april 2017 kwamen de panda’s Wu Wen en Xing Ya naar Nederland, onder veel media belangstelling. Veel kinderen bleken in de ban van de Panda te zijn, vandaar dat iedere groep een panda dramales heeft.
Print panda hoofddeksel
Print les + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je ligt te luieren in de zon, je eet je lievelingseten, je speelt met je favoriete speelgoed, je zwaait naar je fans.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

A is de panda, B de verzorger: de verzorger gaat de panda een kunstje leren.
B is de panda, A de verzorger: de verzorger gaat de panda eten geven.
A is de panda, B de verzorger: de verzorger gaat met de panda spelen.
B is de panda, A de verzorger: de verzorger gaat het verblijf van de panda schoonmaken en wil dat hij daarbij helpt.

De kinderen gaan staan en beelden de opdrachten uit. Ze wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een scene te maken in drie stappen.
[vraag een kind op de spelvloer en zet het een pandahoed op, de panda zit op de grond]
Stap 1 is dat de mensen in het verhaal de panda’s leuk vinden maar de panda’s doen niks bijzonders.
Stap 2 is dat de mensen weglopen. Als ze dat doen halen de panda’s iets raars uit [bespreek met het pandakind wat het zou kunnen doen: dansje, kunstje, kattekwaad, gekke gezichten trekken, wat dan ook].
Stap 3 is dat de mensen snel omdraaien maar dat de panda’s doen alsof er niks aan de hand is: ze zitten rustig te eten [beeld dit uit en vraag applaus voor het pandakind].

Je groepje krijgt een plek waar het verhaal zich afspeelt, ik bepaal wie de panda’s spelen in jullie verhaal.

Bespreek kort de afbeelding op de opdrachtkaart. Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit, geef daarbij aan welke twee kinderen de panda’s spelen. Geef ze ongeveer 7 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Oma weet raad

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen samen een presentatie over een slimme oma en opa en presenteren dat met en aan elkaar.
Benodigdheden: twee hoofddeksels voor opa en oma.
Print les

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.

Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Je bent op het strand, maar je krijgt een probleem: verzin zelf een probleem dat je daar kan hebben en beeld dat uit.
Je bent op een boerderij, maar je krijgt een probleem: verzin zelf een probleem dat je daar kan hebben en beeld dat uit.
Je bent op een boot, maar je krijgt een probleem: verzin zelf een probleem dat je daar kan hebben en beeld dat uit.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. Ze gaan over slimme oma’s en opa’s die overal wel een handige oplossing voor weten.

Spelopdrachten:
• Jullie lopen als opa’s/oma’s over straat / het begint te regenen. Jullie willen niet nat worden maar hebben ook geen paraplu: hoe lossen jullie het op?
• Jullie staan als opa of oma bij de kassa / maar hebben net te weinig geld mee: hoe lossen jullie het op?
• Jullie zijn als oma of opa je hondje aan het uitlaten / ineens ontsnapt hij maar jullie zijn te oud om te rennen: hoe lossen jullie het op?
• Jullie zitten als oma of opa thuis op de bank / maar hee het druppelt want het dak lekt: hoe lossen jullie het op?

Geef de tweetallen steeds tijd om de opdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een plek uit te beelden en daar een probleem bij te verzinnen.

Opdrachten: het strand, de boerderij, op een boot, bij de dierentuin, in de trein.

Maak vijf werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit. Geef ze dik 5 minuten de tijd om te repeteren, daarna gaan ze weer zitten in publieksopstelling.

Uitvoering.
We spelen een verhaal: opa Jip en oma Jet gaan een dagje uit. Ze komen op de plek aan die jullie hebben geoefend en gaan het probleem dat jullie krijgen proberen op te lossen. Kies een jongen en meisje uit die opa en oma willen spelen, geef hun de hoofddeksels en start de presentatie.

Per groepje ziet er zo uit:
Stap 1: de werkgroep speelt de locatie.
Stap 2: het probleem ontstaat, opa en oma komen op.
Stap 3: overleg wat de beste oplossing kan zijn.
Stap 4: opa en oma adviseren de werkgroep, samen komen ze er uit.
Stap 5: applaus!

Begeleid, bespreek, coach, overleg, stimuleer ze bij het volbrengen van deze taak. Praat de stukjes aan elkaar als één verhaal, één dagje uit waar opa en oma allerlei problemen oplossen Aan het einde van de dag vallen ze tevreden in slaap.

Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Kerst

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal over aspecten van kerst en presenteren dat aan elkaar.
Optie a: je gebruikt de opdrachten voor de kern zoals ze staan beschreven,
Optie b: je maakt een woordspin over kerst en gebruikt de termen die jij geschikt acht voor de opdrachten in de kern.
Benodigdheden: pittenzakken.
Opmerking: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.

Print les

Kijk voor de andere kerst dramales hier

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te pakken en die te veranderen in een kaars die je aansteekt. Vertel ook dat er vandaag bij objectenspel niet gesproken wordt en koppel eventueel terug naar de pictogrammen die je voor deze les hebt uitgekozen.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

Spelopdrachten: vork waar je netjes mee et, in een boekje waar je kerstliedjes uit zingt, in een wintermuts, in lucifers waar je vuur mee maakt in een open haard, in een kop warme chocolademelk als je het zelf heel koud hebt.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: De één verandert de pittenzak in een kerstcadeautje, de ander raadt. Daarna wisselen jullie zo lang om tot ik zeg dat je mag stoppen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind naar voren en speel alsof je een cadeautje onder de kerstboom vandaan haalt, je pittenzak is bijvoorbeeld een autootje. Het kind mag raden, daarna wisselen jullie (pakt het kind een denkbeeldig cadeautje uit) en mag jij raden.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, laat ze de pittenzakken inleveren. De 5 voorwerpen liggen in het zicht.

Instructie: Bij kerst denken we vaak aan fijne dingen zoals samen zijn en gezellige dingen doen. Maar er zijn genoeg mensen die dat soort dingen niet kunnen doen. Vandaag maken jullie een verhaal in twee stappen, in de eerste stap laat je zien hoe het is wanneer mensen niet gelukkig zijn met kerst en het fijne van kerst moeten missen. In de tweede stap verandert het verhaal en komt dat fijne van kerst wel in het verhaal. Verander je pittenzakken daarvoor van betekenis.

Opdrachten: cadeautjes, samen de kerstboom opzetten, gezelligheid, denken aan de ander, eten.

Stuur erop aan dat ze eerst bespreken waar stap 2 door komt: waardoor verbetert de situatie? Maak werkgroepen en deel de opdrachten mondeling uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren. Na de presentaties krijgen de werkgroepen applaus en wordt er kort nabesproken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Meer dan 100

Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel van een en presenteren die aan elkaar.
Voorbereiding: voorafgaande aan de les heb je een kort voorgesprek over feesten/bijeenkomsten waar volgens de kinderen meer dan 100 mensen samenkomen. Je noteert er vijf en gebruikt die als kernopdracht.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.
Let op: kinderen kunnen zeggen dat ze deze les al hebben gedaan omdat ze het filmpje over de Tour de France herkennen. In verschillende lessen wordt dit beeldmateriaal gebruikt dus dit hoeft niet per se waar te zijn.

Print lesopzet + opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat een hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de website die bij deze methode hoort is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.

Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).

Warming up klassikaal.
Dolby surround. De groep zit in een kring op stoelen. Ze zitten met de handen voor de ogen, een kwart van de groep staat verspreid door het lokaal en maakt geluiden over een locatie met meer dan 100 mensen. Die geluiden bereiden ze niet voor, het is geen uitgewerkte presentatie. Op jouw teken stoppen ze daar mee, het publiek applaudisseert en raadt om welke plek het gaat. Instrueer de uitvoerende groep kinderen kort op de gang.

Opdrachten: in een zwembad (spetterende kinderen, zwemjuf, pratende mensen, lachen), bij de intocht van Sinterklaas (stoomboot, zingende kinderen), circus (muziek, klappen, spreekstalmeester) en bij de Markt (marktkooplui, kinderen die iets willen van hun ouders, afrekenen).

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen op de grond in het lokaal, ze bepalen wie a is en wie b.

Doe het volgende voor: kies een kind en laat het de ogen sluiten. Jij maakt geluiden die bij het opstijgen van een vliegtuig horen: fasten your seatbelts, ping, vliegtuigmotor, stewardess die vraagt of mensen wat willen drinken.

Dan mag het kind de ogen opdoen en raden over welke locatie jouw mini-hoorspel ging.

Dit is wat ze gaan doen in tweetallen, het kind dat raadt sluit de ogen en de ander maakt geluiden die bij een plek horen. Is dat laatste te lastig maken ze losse geluiden.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken over een plek of feest waar meer dan 100 mensen samenkomen. Ik maak teams en vertel waar je hoorspel over zal gaan.

Opdrachten: gebruik de plekken die uit het voorgesprek zijn gekomen. Lukt dat niet dan kan je bijvoorbeeld de bijlage gebruiken.

Maak maximaal vijf werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

Extra informatie:
Op de pagina waar deze les op staat beschreven staat informatie over hoe je presentaties nabespreekt bij drama.
Ook staan er adviezen over welke pictogrammen je kan uitprinten om de speltechniek te bespreken met je leerlingen.

Wist je dat onder het klassenmenu een link staat naar het leerkrachtscherm? Hier vind je allerlei ondersteunde informatie.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Zelf je acteer les maken 3-5

Hier het formulier waarmee je zelf een acteer les kan maken voor groep 3-5.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
    :

    Warming up tweetallen: beschrijf minimaal 3 A/B-situaties die tweetallen kunnen uitbeelden met praten, en die aansluiten bij het thema van je les.

    Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

    Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
    Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.

    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen een verhaal mee gaan voorbereiden.
    Tip: kijk in een bestaande acteer les van Dramaland als voorbeeld, dan heb je een idee hoe het werkt.

    Druk je op de submit-knop (boven het woord ‘Instructie’) dan krijg je je les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je hem geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Zelf je tableau les maken gr 3-5

    Hier het formulier waarmee je zelf een tableau les kan maken.
    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen tableaus mee gaan voorbereiden.
    Tip: kijk ook in een bestaande tableau les van Dramaland als voorbeeld.

    Druk je op de onderste knop dan krijg je je tableau les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

      Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
      Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

      Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden. Als je op je fluitje blaast 'bevriezen' de kinderen zoals ze op dat moment zijn.
      :

      Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat als standbeeld in tableau staan als iemand die op een bepaalde manier reist. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

      Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen.‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een tableau (levende foto) te maken over (...) en wat jij dan belangrijk vindt.

      Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
      Bijvoorbeeld: gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘zwemmen’ enzovoorts.

      Pantomimeles zelf maken

      Hier het formulier waarmee je zelf een pantomimeles kan maken.
      Verzin voorafgaand:
      -Een thema voor je les.
      -Vijf varianten van dat thema voor de werkgroep opdrachten waar de kinderen presentaties mee gaan voorbereiden.

      Voorbeeld van een ingevuld formulier »

      voorbeeld-pantomime-les-maken-1

      Tip: kijk ook in een bestaande pantomimeles van Dramaland als voorbeeld.

      Druk je op de onderste knop dan krijg je je pantomimeles direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

      Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

      Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

      Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

      Pantomimeles groep 3-5

        Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
        Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

        Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
        :

        Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

        Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

        Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
        Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
        Op de opdrachtkaart staat alleen het onderwerp, met name voor groep 3 en 4 is dat prima. Er staat ook bij 'laat iets gebeuren' om er wat verhaal in te krijgen.


        Pantomimeles groep 6-8

          Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
          Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

          Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
          :

          Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

          Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

          Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
          Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
          Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: oplossing, 4: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.