Het vliegtuig is weg!

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: pet voor de piloot, jasje voor steward, A3tje als landkaart (je kan er een kaart op tekenen met een rode streep richting Afrika).
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print een spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: deze les komt het beste tot zijn recht in een speellokaal met matten en banken. Afhankelijk van wat de kinderen kiezen kun je die tussendoor verplaatsen.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvragen:
Hoe pak je je koffers in?
Wat pak je in? Wat kun je er mee?
Hoe zit je in een vliegtuig? (stijgen, landen…).
Hoe loop je in een warm land, hoe in een koud land?

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen en geef ze de hoofddeksels.

• Vertel dat Pien Piloot en Steward Stefan samen op weg gaan naar het vliegtuig dat ze gaan besturen.
• Vertel ook dat de reizigers al wachten (laat de kinderen op de bank zwaaien).
• Vertel dat wanneer Pien Piloot en Steward Stefan op de plek van het vliegtuig aankomen het hele vliegtuig is verdwenen!
• Ze gaan naar de reizigers en vertellen wat er aan de hand is, ze schrikken.
• De reizigers zeggen: maar we willen naar Afrika! En Pien Piloot en Steward Stefan zeggen: Dat komt helemaal goed!

Reiswijze 1:
Vertel dat Pien Piloot en Steward Stefan samen op de kaart kijken, dan kijken ze naar de Reizigers en zeggen:
We moeten een heel stuk over land, die kant op!

Spelvraag: hoe reizen mensen een lang stuk over land?
Kies één van de antwoorden en plaats de matten en/of banken zo dat alle kinderen er in passen.

Speel het reizen: laat ze het geluid en de bewegingen maken. Is het hobbelig, gaan we bochten om, gaat het snel of juist langzaam?

Vertel dat ze moeten remmen: er staan bergen in de weg!

De reizigers zeggen: maar we willen naar Afrika!
Pien Piloot en Steward Stefan zeggen: Dat komt helemaal goed!

Reiswijze 2:
Vertel dat Pien Piloot en Steward Stefan samen op de kaart kijken, dan kijken ze naar de Reizigers en zeggen:
We moeten over die bergen!

Spelvraag: hoe reizen mensen over bergen?
Kies één van de antwoorden en plaats de matten en/of banken zo dat alle kinderen er in passen.

Speel het reizen: laat ze het geluid en de bewegingen maken. Is het hobbelig, gaan we bochten om, gaat het snel of juist langzaam?

Vertel dat er een probleem is en ze niet verder kunnen.
Vraag wat het probleem zou kunnen zijn, en wat de oplossing zou kunnen zijn.
Speel dat uit. *

Vertel daarna dat ze moeten remmen: we zijn bij de zee!

De reizigers zeggen: maar we willen naar Afrika!
Pien Piloot en Steward Stefan zeggen: Dat komt helemaal goed!

Reiswijze 3:
Vertel dat Pien Piloot en Steward Stefan samen op de kaart kijken, dan kijken ze naar de Reizigers en zeggen:
We moeten hier over de zee!

Spelvraag: hoe reizen mensen door of over het water?
Kies één van de antwoorden en plaats de matten en/of banken zo dat alle kinderen er in passen.

Speel het reizen: laat ze het geluid en de bewegingen maken. Is het hobbelig, gaan we bochten om, gaat het snel of juist langzaam?

Vertel dat er een probleem is en ze niet verder kunnen.
Vraag wat het probleem zou kunnen zijn, en wat de oplossing zou kunnen zijn.
Speel dat uit. *

Vertel daarna dat ze langzamer moeten reizen, ze kunnen Afrika al bijna zien!

Ontknoping: Vertel met dialogen.
Vertel dat ze in het oerwoud belanden. Iedereen is moe en heeft honger en dorst.

De reizigers zeggen: we hebben honger en dorst!
Pien Piloot en Steward Stefan zeggen: Dat komt helemaal goed!

Spelvraag: Wat kun je in het oerwoud vinden om te eten en drinken?
Laat het verzamelen van eten en drinken uitbeelden en vertel dat ze het heerlijk hebben in het oerwoud.
Vertel ook dat het donker wordt en iedereen een slaapplek maakt van wat ze daar vinden en gaat liggen. Doe eventueel het licht uit.

Kies een aapje. Laat dat kind iedereen wakker maken.
Vertel dat ze het aapje volgen, en dat ze aankomen bij… het vliegtuig!

Vraag: hoe kan het vliegtuig nou al in Afrika zijn?
Bepaal met de kleuters een logische verklaring.

Vertel dat iedereen snel in het vliegtuig stapt (laat ze dit uitbeelden) en dat Pien Piloot en Steward Stefan hen het laatste stukje naar hun hotel brengt.

Daar is het feest!
Zet ter afsluiting een muziekje op (bij voorkeur Afrikaans) en laat de kleuters vrij bewegen.

En Pien Piloot en Steward Stefan zijn blij dat het zo goed is gegaan.

Einde.

* Let op, volg kinderen in hun fantasie. Als dieren komen helpen dan speelt een deel dieren, als mensen die daar wonen kunnen helpen dan laat je ze dat uitspelen. Niet vergeten: laat hen denkbeeldig omkleden, en vraag eventueel wat ze bij zich hebben.

de Reus en de Dwerg (thema: vriendschap)

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: hoofddeksel Rita de reus en hoofddeksel Fred de dwerg, een handdoek, twee gymmatten.
Print de lesopzet.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: laat Rita en Fred op gymmatten spelen en zeg dat de rest daar niet op mag zodat het veilig blijft.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Denkbeeldig omkleden en een aantal spelvragen laten beantwoorden en uitspelen.
Rollen: dwergen, koeien, beren, circusartiesten…
Spelvragen: hoe bewegen reuzen, waar slapen dwergen, wat eten ze…?

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen en geef ze de hoofddeksels. Rita de reus en Fred de dwerg.
! Let op: onderstaande kun je ook klassikaal in tweetallen laten uitspelen dan kies je daarna pas een tweetal uit om Rita en Fred te spelen.

• Vertel dat Fred de Dwerg en Rita de Reus vrienden zijn.
• Vertel hoe ze verstoppertje spelen en Fred wint, vertel hoe ze tikkertje spelen en Rita wint.
• Vertel dat als Rita bij Fred komt eten Fred de hele dag in de keuken staat omdat Rita met reuzenhappen eet.
• Op een dag besluiten ze dat ze willen logeren, laat uitspelen dat dat bij hem niet gaat (te klein voor haar) maar bij haar ook niet (te groot voor hem).

Rolgroep 1: de Beren.
Kleed de kinderen denkbeeldig om tot Beren en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Waar slapen beren?
Hoe eten beren?
Hoe bewegen beren?
Hoe spelen beren?

Vertel: het tweetal komt bij de beren en vraagt of ze bij hun in de grot mogen slapen. Dat mag. Het slapen gaat eerst heel goed (laat ze op twee matten liggen): totdat Rita gaat zitten en hard haar hoofd stoot tegen de bovenkant van de grot. Er vallen stenen bijna op Fred. Misschien kunnen ze beter een ander plekje zoeken om te logeren.

‘Kom’ zei Rita ‘we gaan naar buiten’. In de verte zien ze een wei met koeien. ‘We vragen wel of we daar mogen slapen’ zegt Fred ‘de wei heeft geen plafond’.

Rolgroep 2: de Koeien.
Kleed de kinderen denkbeeldig om tot koeien en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Waar slapen koeien?
Hoe eten koeien?
Hoe bewegen koeien?
Hoe spelen koeien?

Vertel: tweetal komt bij de koeien en vraagt of ze bij hun in het weiland mogen slapen. Dat mag. Het slapen gaat eerst heel goed (laat ze op twee matten liggen). Rita stoot haar hoofd niet en Fred raakt niet de weg kwijt Maar dan worden ze wakker door… (laat het de kleuters verzinnen en uitspelen).

‘Zo kunnen we toch niet slapen?’ zei Fred. ‘Kom’ zei Rita ‘we gaan verder’. In de verte zien ze een circustent. ‘Kom, we vragen of we daar mogen slapen’ zegt Fred.

Rolgroep 3: de Circusartiesten.
Kleed de kinderen denkbeeldig om tot circusartiesten en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welke circusartiesten zijn er? Wat doen ze? (speel klassikaal twee a drie types nadat ze zich denkbeeldig hebben omgekleed).

Vertel: tweetal komt bij het circus en vraagt of ze bij hun in de tent mogen slapen. Dat mag. Het slapen gaat eerst heel goed (laat ze op twee matten liggen). Maar dan worden ze wakker door geklap van publiek. En optredens (laat de helft van de klas optreden voor de andere helft en wissel daarna).

‘Zo kunnen we toch niet slapen?’ zei Fred. ‘Kom’ zei Rita ‘we gaan naar buiten’.

Ontknoping: Vertel met dialogen.
‘Maar wacht eens even’ zei Rita: heb jij een tent? ‘Ja’ zei Fred, ‘dwergen kamperen graag’. ‘Kom op dan’ zei Rita.
Ze haalden alle twee hun tent (geef Rita een mat en Fred een handdoek), Rita zet haar tent op en Fred ook. In de tent van Rita.
Zo hadden ze alle twee hun eigen slaapplekje met dak, niet te groot voor Fred en niet te klein voor Rita. En ze kletsten tot diep in de nacht. En sliepen… nog lang en gelukkig.
Maar diep in de nacht kwamen de beren, de koeien en de circusartiesten kijken of het was gelukt. En toen ze zagen wat er was gebeurd vierden ze het stilste feestje ooit om de twee niet wakker te maken.

Einde.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Bikkel en Storm

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: twee hoofddeksels, één voor Bikkel en één voor Storm.

Print de lesopzet

Tip: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: Bikkel en Storm hoeven niet per se jongetjes te zijn, het kunnen ook een jongen en een meisje zijn of twee meisjes.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvraag: hoe/wat speel je op het gras?
Suggesties: spelen met de bal, vliegeren, opblaasbadje…

Spelvraag: hoe/wat speel je op het schoolplein?
Suggesties: fietsen, tikkertje, springtouwen…

Spelvraag: hoe/wat speel je binnen?
Suggesties: verstoppertje, tekenen, knutselen…

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen als Bikkel en Storm en geef ze de hoofddeksels.

• Vertel dat Bikkel en Storm twee hele drukke onhandige kindjes zijn. Zo druk en onhandig dat niemand eigenlijk hun vriendje wil zijn. Vertel ook dat de ouders van Bikkel en Storm gaan kamperen zodat ze andere kinderen kunnen ontmoeten en vriendjes kunnen maken.

Locatie 1: de camping

Vertel dat er kinderen op een grasveld aan het spelen zijn, het zijn vrienden en ze spelen heel lief.

Spelvraag: hoe/wat speel je op de camping?

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in heft en naar hun eigen tent gaat (laat ze op de bank zitten).

Vertel dat Bikkel en Storm geen idee hebben wat ze verkeerd hebben gedaan, vertel dat ze verdrietig zijn dat ze nog steeds geen vriendjes hebben.

Vertel dat ook de vakantie voorbij is en Bikkel en Storm weer naar school moeten (zet ze even apart, de groep komt weer in het lokaal).

Locatie 2: op school

Spelvraag: hoe/wat speel je op school? (kies in de klas of schoolplein)

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in heeft en naar hun eigen plekje in het klaslokaal gaat (laat ze op de bank zitten).

Vertel dat Bikkel en Storm geen idee hebben wat ze nou weer verkeerd hebben gedaan, vertel dat ze verdrietig zijn dat ze nog steeds geen vriendjes hebben.

Vertel dat ze zijn uitgenodigd op een verjaardagsfeestje.

Locatie 3: op een verjaardag

Spelvraag: hoe/wat speel je op een verjaardag?

Laat dat even uitspelen en laat ze dan zitten op de grond waar ze zijn met de neus jouw kant op. Vertel dat Bikkel en Storm eraan komen, bespreek de meest onhandige manier voor hun om mee te doen.
Zeg vooraf dat er geen ruzie mag ontstaan, laat Bikkel en Storm onhandig contact maken met de groep en vertel dat de groep er geen zin in had en naar hun eigen huis gaan (laat ze op de bank zitten).

Ontknoping: Vertel met dialogen.
Bikkel en Storm keken om zich heen. Waren ze nou alweer met z’n tweeën? Wou niemand dan hun vriend zijn? Ze keken elkaar aan en er rolden dikke tranen over hun wangen.

Totdat er iemand langskwam: het was een campingkind die iets wou uitleggen (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met de camping te maken heeft. Laat het campingkind met Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).
Maar er kwam nog iemand langs: iemand van school! (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met school te maken heeft. Laat het schoolkind met het campingkind en Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).
Toen dat heel goed ging kwam ook nog een verjaardagskind op bezoek. (kies een kind dat gewenst gedrag kan uitleggen dat met de verjaardag te maken heeft. Laat het verjaardagskind met de andere twee en Bikkel en Storm oefenen en vertel dat het heel goed gaat).

Zet ter afsluiting een muziekje op en vertel dat alle kinderen nu wouden spelen. Laat ze even vrij spelen en bewegen.

Vertel dat alle kinderen moe zijn en op de grond gaan zitten, vertel dat Bikkel en Storm nog lang en gelukkig leven en veel vriendjes hebben.

Einde.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Grietje en Hans (omdraaidrama)

Werkvorm: werken met prenten.
Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld. Zet stoelen of banken in een u-vorm.

Advies werken met prenten »

Wanneer jij een prent laat zien zitten de kinderen waar ze zijn, verspreid in het lokaal. Dit voorkomt overbodig lopen naar stoelen of banken.


Benodigdheden: pet voor vader, heksenhoed.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: Deze les gaat over het sprookje Hans en Grietje, maar vandaag draaien we dingen uit het sprookje om.

Spelvragen: (laat een paar ideeën klassikaal uitbeelden)
Als de heks in het verhaal lief is, wat voor lieve dingen kan ze dan doen?
Als Hans en Grietje in het verhaal niet lief zijn, wat voor vervelende dingen kunnen ze dan doen?

Alle kinderen zitten aan de kant, kies één kind uit en laat hem de vader spelen.

Prent 1:
Vertellen: Er was eens een vader, hij had veel kinderen. De meisjes noemde hij Grietje en de jongens Hans. Maar het waren geen lieve kinderen, vader moest de hele dag werken in huis.

Laat een van de kinderen aan de kant vader een huishoudelijke opdracht geven, op een onvriendelijke manier. Laat vader dat uitbeelden.

Vertellen: De Grietjes en Hansen deden alleen maar leuke dingen.

Spelvraag: Welke leuke dingen deden de vervelende zoal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

De kinderen zitten waar ze zijn, het kind dat vader speelt mag z’n hoed tijdelijk inleveren zodat hij kan meedoen met de rest.

Vertellen: vertel dat de Grietjes en Hansen hun vader willen achterlaten in het bos. Ze nemen hem mee naar het bos en zeggen dat hij daar op hen moet wachten, dan rennen ze het bos in.

Prent 2:
Vertellen: Maar verdwalen! Steeds willen dieren uit het bos hen helpen, maar ze sturen ze steeds weg.
Spelvraag: Welke lieve dieren zijn er in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen, en laat ze verdrietig kijken als twee Grietjes en Hansen BOEH! roepen).

Vertellen: vertel dat de Grietjes en Hansen een prachtig snoephuisje zien, maar…

Geef één kind de heksenhoed

Prent 3:
Vertellen en laten uitbeelden: Dat ze die helemaal opeten omdat ze met zo veel zijn! Het hele dak van koek ging eraan en de muren van chocola verdween in de monden van de vervelende kinderen.
Alle kinderen zitten aan de kant, het heksenkind komt naar voren en beeldt uit wat jij vertelt.

Vertellen: De heks vond het verschrikkelijk, haar mooie huisje was stuk. Maar de Grietjes en Hansen hadden geen spijt. Ze lieten haar werken (een kind van de kant geeft een opdracht) en de arme heks moest alleen maar eten toveren (een kind van de kant geeft een opdracht).

Ondertussen deden zij alleen maar leuke dingen in het bos.

Spelvraag: welke leuke dingen doen de Grietjes en Hansen in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

De heks levert haar heksenhoed weer in, de kinderen gaan zitten waar ze zijn.

Vertellen: vertel dat de kinderen het liefst de heks zouden willen opeten. Maar ze vonden haar wat te dun om op te eten.

Prent 4:
Vertellen: En daarom bakten ze taarten voor haar! Ze hadden daar wel veel spullen voor nodig, maar hoe komen ze daar aan?

Spelvraag: Welke spullen heb je nodig om taarten en koekjes te bakken en hoe komen ze daar aan?
Suggesties: melk (melken), eieren (eieren rapen), meel (uit de molen), suiker (van de suikerbiet).

Spelvraag: Hoe bak je taarten en koekjes?

Alle kinderen zitten aan de kant, het kind dat de heks speelt doet haar heksenhoed weer op.

Vertellen en tegelijkertijd uitbeelden: vertel dat de heks de oven moet aansteken om meer taarten te bakken. De heks sleept met het hout en verzint een plannetje. Ze maakt een vuurtje (laat de heks blazen en vuur maken) en roept dan: Oh nee! Hans is er in gevallen! (laat het kind dat roepen).

Vertel dat alle Grietjes en Hansen gaan staan (laat ze op de bank staan) en in de oven springen om hun broertje te redden (laat ze van de bank af springen en daarna gaan zitten).

Vertellen: vertel dat de heks de oven dicht doet en ze nooit meer last had van de gemene Grietjes en Hansen. En dat net op dat moment heel veel lieve bosdieren in het verhaal komen.

Spelvraag: welke lieve bosdieren zijn er? (kies er één uit en laat die kort klassikaal uitbeelden, laat de kinderen dan op de grond zitten waar ze zijn). En wie hebben ze meegebracht?

Geef het kind dat vader speelt de vader-pet.

Prent 5:
Vertellen: Inderdaad, die arme vader was nog steeds verdwaald! De heks vertelde het hele verhaal en vader was super blij met dat verhaal én met de heks…

Afsluiting:
Vertellen: ze hadden een klein feestje met de dieren (laat iedereen vrolijk dansen) met muziek en taart en koekjes.

En Vader en de Heks leefden…. Inderdaad.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

De Griezeldierentuin

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: twee hoofddeksels, eindmuziekje (facultatief).

Opstelling klas »

Banken in het midden van het lokaal.

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: geef geen inhoudelijke suggesties, wakker geen griezelbegrippen aan waar je kinderen niet al mee bekend zijn.

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Warming up-fase:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvraag 1: Welke dierentuindieren ken je?
Maak een keuze, ga denkbeeldig omkleden en beeld het kort klassikaal uit.
Tip: kies niet alleen roofdieren.
Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen.

Spelvraag 2: Waar zijn mensen bang voor? Welke griezels ken je?
Maak een keuze, ga denkbeeldig omkleden en beeld het kort klassikaal uit.
Tip: geef geen suggesties, wakker geen griezelbegrippen aan waar je kinderen niet mee bekend zijn.
Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen.

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen en geef ze de hoofddeksels. Bob de dierentuin directeur en Rosa de verzorgster.

• Vertel dat Bob de directeur van de dierentuin verdrietig is, er komen weinig mensen naar zijn dierentuin en de hokken raken daardoor leeg. Vertel dat Rosa de dierenoppasser weinig te doen heeft.

Ga staan met je tenen richting de bank en kijk hoe Rosa een leeg hok aan het vegen is. De mensen die een kaartje hebben gekocht hadden op leeuwen gehoopt maar die zijn naar een andere dierentuin verhuist. Verdrietig gaan de gasten weer op de bank zitten.

• Vertel ook dat Bob de dierentuin misschien moet sluiten, dat zou erg zijn. Laat Bob triest kijken en zuchten.

Laat Bob zijn hoofddeksel inleveren zodat hij met de groep mee kan doen, de rol van Bob komt aan het einde van het verhaal weer terug.

Rolgroep 1: Griezelgroep 1.

• Vertel dat Rosa door het bos van de dierentuin loopt, ineens hoort ze wat achter de bosjes. Zet Rosa even aan de kant.

Spelvraag: Rosa ziet monsters/griezels, welke ziet ze?

Laat de kinderen zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Spelvraag: Rosa gaat de monsters/griezels vangen, hoe doet ze dat?

Beeld dat met de groep uit, laat Rosa de Griezelgroep vangen en vertel dat ze die groep opsluit in het hok van de leeuwen.

Rolgroep 2: Griezelgroep 2.

• Vertel dat Rosa door een groot oud gebouw van de dierentuin loopt, ineens hoort ze wat op zolder. Ze loopt er naartoe. Zet Rosa even aan de kant.

Spelvraag: Rosa ziet monsters/griezels, welke ziet ze?

Laat de kinderen zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Spelvraag: Rosa gaat de monsters/griezels vangen, hoe doet ze dat?

Beeld dat met de groep uit, laat Rosa de Griezelgroep vangen en vertel dat ze die groep opsluit in het hok van de apen.

Rolgroep 3: Griezelgroep 3.

• Vertel dat Rosa langs de vijver loopt, ineens ziet ze wat in het water. Zet Rosa even aan de kant.

Spelvraag: Rosa ziet monsters/griezels, welke ziet ze?

Laat de kinderen zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Spelvraag: Rosa gaat de monsters/griezels vangen, hoe doet ze dat?

Beeld dat met de groep uit, laat Rosa de Griezelgroep vangen en vertel dat ze die groep opsluit in het lege krokodillenverblijf.
Geef Bob zijn hoofddeksel weer terug, de kinderen blijven aan één kant van het lokaal als griezelgroep 3.

Ontknoping: Vertel met dialogen.
• Vertel dat Bob uit zijn kantoor komt en Rosa hem laat zien wat ze gevangen heeft. Laat griezelgroep 3 nog lekker eng doen maar ze komen niet bij het hek (de banken).
• Vertel ook dat Bob trots is, en dat Rosa hem ook griezelgroep 2 laat zien.

De kinderen spelen griezelgroep 2.
Bob is helemaal verbaast, Rosa laat hem ook griezelgroep 1 zien.
De kinderen spelen griezelgroep 1.

Bob heeft een idee! Hij maakt van zijn dierentuin een Griezeltuin! Zet de helft van de groep als bezoeker bij Bob en Rosa, de andere helft blijft in het hok als griezel.

Vertel dat het superdruk werd in de Griezeltuin en dat iedereen nog lang en gelukkig leeft.

[Zet ter afsluiting een muziekje op en laat de kleuters vrij bewegen in een griezeldans].

Einde.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vertelpantomime: ‘Wu Wen en Xing Ya eten bamboe’

Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips:
A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: hoofddeksels (zie afb), voedsel uit karton geknipt (zie les), eventueel knuffeldieren.
Print de les
Print panda hoofddeksel

hoofddeksel knippen »

Praktisch: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: de strekking van dit verhaal is waar, miljoenen jaren geleden aten panda’s vlees. De rolgroepen bestaan uit dieren die in China leven.

De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Hoe doet een kikker?
Hoe vliegt een grote vogel? En een kleine?
Hoe doen apen? .

Iedereen gaat zitten op de banken.
De start. Kies een tweetal uit, de één speelt Wu Wen, de ander Xing Ya. Geef ze de hoofddeksels.
Vertel over het probleem en vertel met dialogen (spreektekst), het tweetal beeldt het gelijktijdig aan je vertelling uit. Maak van het volgende een verhaaltje en gebruik eventueel knuffeldieren om duidelijk te maken dat ze eerst diertjes aten.

Wu Wen en Xing Ya eten altijd kleine diertjes. Op een dag zijn die diertjes op.

herhaling: Wu Wen en Xing Ya klimmen over rotsen, springen over de bosjes en lopen door de rivier.
(de panda’s gaan zitten)

Rolgroep 1: de vlagdolfijnen.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

De vlagdolfijnen in hun eigen omgeving (zoeken eten, zijn aan het werk, doen dingen die bij hun rol horen).

Vertel hoe Wu Wen en/of Xing Ya contact maken met de vlagdolfijnen. Vertel dat de vlagdolfijnen graag willen helpen en hoe ze dat proberen.

De hulppoging: de vlagdolfijnen, zoeken allerlei eten uit de rivier: schelpen, krabbetjes, visjes, plantjes. De twee panda’s vinden het heel lief en proberen het te eten, maar het smaakt ze niet.

Vertel dat het jammer genoeg is mislukt en dat de vlagdolfijnen afscheid nemen van Wu Wen en/of Xing Ya. Vertel ook dat de vlagdolfijnen op de banken gaan zitten.

herhaling: Wu Wen en Xing Ya klimmen over rotsen, springen over de bosjes en lopen door de rivier.

(de panda’s gaan zitten)

Rolgroep 2: de stompneusapen.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

De stompneusapen in hun eigen omgeving (zoeken eten, zijn aan het werk, doen dingen die bij hun rol horen).

Vertel hoe Wu Wen en Xing Ya contact maken met de stompneusapen. Vertel dat de stompneusapen graag willen helpen en hoe ze dat proberen.

De hulppoging:
De stompneusapen, zoeken allerlei eten uit jungle: insecten, bananen en noten. De twee panda’s vinden het heel lief en proberen het te eten, maar het smaakt ze niet.

Vertel dat het jammer genoeg is mislukt en dat de stompneusapen afscheid nemen van Wu Wen en/of Xing Ya. Vertel ook dat de stompneusapen op de banken gaan zitten.

herhaling: Wu Wen en Xing Ya klimmen over rotsen, springen over de bosjes en lopen door de rivier.
(de panda’s gaan zitten)

Rolgroep 3: de kikkers.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

De kikkers in hun eigen omgeving (zoeken eten, zijn aan het werk, doen dingen die bij hun rol horen).
Vertel hoe Wu Wen en Xing Ya contact maken met de kikkers. Vertel dat de kikkers graag willen helpen en hoe ze dat proberen.

De hulppoging:
De kikkers, zoeken allerlei eten uit jungle: vliegen, mieren, vlinders. De twee panda’s vinden het heel lief en proberen het te eten, maar het smaakt ze niet.

Vertel dat het jammer genoeg is mislukt en dat de kikkers afscheid nemen van Wu Wen en/of Xing Ya. Vertel ook dat de kikkers op de banken gaan zitten.

De oplossing komt van buitenaf.
Vertel dat Wu Wen en Xing Ya weer alleen zijn, in volledige paniek: ze zien het niet meer goed komen. Maar dan gebeurt er iets bijzonders:
Wu Wen en Xing Ya zitten verdrietig in het oerwoud, hun buiken knorren heel hard. Uit verveling breekt Wu Wen en bamboestok af en kauwt erop. Hee, dat is best heel lekker! Hij geeft Xing Ya er ook een en die vindt het ook lekker! ‘Vanaf vandaag’ zegt Xing Ya ‘eten we alleen nog maar dit!’.
Vertel dat Wu Wen en Xing Ya juichen van blijdschap.

Eindfeest.
De vlagdolfijnen, stompneusapen en de kikkers komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. Zet hier eventueel een (Chinees) muziekje bij op. Laat iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, vertel dat Wu Wen en Xing Ya terugkijken op een geslaagd avontuur. Laat het tweetal de hoofddeksels weer inleveren.

Einde.

Zelf je prentenboek dramales maken

Hier het formulier waarmee je zelf een prentenboekles kan maken.
Bepaal voorafgaand aan het invullen vier belangrijke momenten uit je prentenboek:
1: de startsituatie (waarin de personages en de startsituatie wordt weergegeven)
2: het probleem (het moment waarop duidelijk wordt wat er gaat gebeuren)
3: de oplossing/ontknoping
4:de afloop.

Druk je op de onderste knop dan krijg je de les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht e.e.a. willen aanpassen. Belangrijk: bij een prentenboekles speel je niet zozeer het prentboek na maar onderzoek je de belangrijkste elementen van het boek d.m.v. spel.

Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.


Let op, druk NIET op PREV maar op de licht grijze knop boven ‘Let op’, dat is de verzendknop.

Vertelpantomime: ‘Maar nou de ringen nog! ‘ (thema bruiloft)

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal (zie plattegrond).
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: sluier (bijvoorbeeld van haarband en crêpepapier), hoed, ringen .
Praktisch: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt en eventueel een vrolijk eindmuziekje.

Plattengrond »

Maak met krijt of tape een eiland waarachter de rolgroepen moeten blijven. In die veilige zone staan twee krukken voor Bart en Lisa, zo voorkom je dat ze onder de voet worden gelopen door enthousiaste klasgenoten die hen komen helpen.

Print de lesopzet
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Voorbeelden van spelvragen:
Wie komen er allemaal op een bruiloft? (suggesties: bejaarden, kinderen, de band )
Wat eet je op een bruiloft? (suggesties: deftige taart, ijs, broodjes)
Wat doe je op een bruiloft? (suggesties: dansen, juichen, poseren voor de fotograaf )
Wat geef je elkaar als je gaat trouwen? (suggesties: handjes, kusjes, cadeautjes, ringen)

Laat klassikaal wat antwoorden uitbeelden.

Iedereen gaat zitten op de banken.

De start.
Kies een tweetal uit als bruidspaar. Geef ze de hoofddeksels.
Tip: laat je kinderen zelf bepalen hoe de hoofdpersonen heten, in de lesopzet noemen we ze Bas en Lisa.
Vertel over het probleem en vertel met dialogen (spreektekst), het tweetal beeldt het gelijktijdig aan je vertelling uit:

Vertel dat ze zich netjes aan het omkleden zijn, het bruidspaar heeft zin om te trouwen.
Vertel dat ze nog even de ringen willen zien, maar dat die kwijt zijn: ze zoeken overal en raken in paniek.

Rolgroep 1: Grootouders.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: wat doen grootouders graag?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertel dat Bart en Lisa bij de grootouders aanbellen en kies één grootouder uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.

De grootouders schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan.

Spelvraag: wat doen de grootouders om te helpen? (suggesties: ze bukken moeizaam om onder de bank te kijken, ze moeten eerst hun bril vinden om te kunnen zoeken, ze kijken in de tuin).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder. Het bruidspaar neemt afscheid en gaat aan de zijkant zitten.

Rolgroep 2: de ouders.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters: wat trekken ouders aan als ze er netjes uit willen zien?

Spelvraag: wat zijn de ouders aan het doen?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertel dat Bart en Lisa bij de ouders aanbellen en kies één ouder uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.

De ouders schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan.

Spelvraag: wat doen de ouders om te helpen? (suggesties: springen in de auto en rijden rondjes daar waar ze het laatst zijn geweest met de ring, ze proberen nieuwe ringen te maken maar dat mislukt, ze laten de hondjes zoeken).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder. Het bruidspaar neemt afscheid en gaat aan de zijkant zitten.

Rolgroep 3: de koks.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: wat zijn de koks aan het doen?
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertel dat Bart en Lisa bij de koks aanbellen en kies één kok uit om open te doen. Lok het tweetal uit om zelf het probleem te vertellen.

De koks schrikken: geen ringen, dan kan de bruiloft niet doorgaan en wordt hun eten niet opgegeten.

Spelvraag: wat doen de koks om te helpen? (suggesties: ze kijken in de slagroom en snoepen ondertussen, ze kijken in de oven en branden hun vingers, ze voelen in de suikers maar hun vingers gaan plakken).
Als het na een tijdje nog niet is gelukt gaan ze verder., de koks gaan aan de zijkant zitten.

Daar staan Bart en Lisa, ze hadden zich zo verheugd op de bruiloft. Ze kijken heel verdrietig, Bart doet zijn handen in zijn zakken en… wacht even… haha… hij had ze in zijn zak gestopt! Ze juichen van blijdschap.

Eindfeest.
De grootouders, ouders en koks komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. Zet hier eventueel een muziekje bij op. Laat daarna iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, vertel dat Bart en Lisa terugkijken op een geslaagd avontuur. En natuurlijk dat ze nog lang en gelukkig leven. Laat het tweetal de hoofddeksels weer inleveren.

Einde.

de Saaie Koning(in)

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: een omslagdoek of hoofddoek voor de rol van heks.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Opmerking: als jij de koning bent speelt één van de kleuters je koningin, speel je de koning dan is één van de kleuters je koning.
Bij teacher in role ben je zowel verteller als speler van één of meerdere rollen die zich van elkaar onderscheiden met een eenvoudig hoofddeksel.

Tips:
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving voor zowel jou als de kinderen.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal, beelden klassikaal een aantal aspecten van de les uit. Vertel dat je een verhaal gaat vertellen en stel spelvragen:

Hoe bespeel je een instrument?
Hoe maakt een clown een grap?
Welke soorten dansen bestaan er?

De start: scene 1 (het probleem).
Iedereen zit op de grond. Vertel dat de koning erg lief was maar heel saai. Het volk hield wel van de koning maar viel altijd in slaap tijdens zijn toespraken.

Speel de koning (zet je kroon op) en hou een saaie toespraak over grote mensen dingen. Coach de kinderen om langzaam in slaap te vallen, bij het coachen doe je de kroon af.

De kinderen gaan op hun zitplaats zitten. Kies één kind uit die de koningin speelt, geef het kind een kroon. Vraag het kind je op pad te sturen om minder saaie dingen te leren.

Rolgroep 1: ‘de circusartiesten’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een circustent ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de circusartiesten, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij de circusartiesten: acrobatiek, grappen van clowns, olifanten, sterke mannen en vrouwen die iets optillen.

Doe de kroon op en vraag de artiesten om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.

Rolgroep 2: ‘het Orkest’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een orkest ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over het orkest, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij een orest past: snaarinstrumenten, slaginstrumenten, blaasinstrumenten…

Doe de kroon op en vraag het orkest om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.

Rolgroep 3: ‘de Dansers’.
Vertel dat de koning te paard in de verte een dansschool ziet.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de dansers, wat ze zoal aan het doen zijn. De kinderen beelden een aantal dansen uit: klassiek, disco, hiphop, rock…

Doe de kroon op en vraag de dansers om je wat dingen te leren, bedank ze daarna.
De kinderen gaan zitten.
De koning gaat terug naar de koningin en laat op een hele saaie manier zien wat hij heeft geleerd. De koningin is niet tevreden en stuurt hem weer op pad.

De oplossing.
Kies vier kinderen uit die dicht bij elkaar door het lokaal heen vliegen. Vertel dat toen de koning eenmaal buiten was er een actkoppige draak over de stad vloog. En dat iedereen bang en bibberend blijft zitten waar hij zit. Vertel ook dat de koning niet bang was en zijn volk wou beschermen.
Zet je kroon op, roep de draak richting een hoek van het lokaal en doe de kroon af. Vertel dat de koning de draak naar de gevangenis heeft gelokt en de deur heeft gesloten.
De ‘draakkinderen’ gaan weer bij de rest zitten.

Eindfeest.
Vertel en coach: de circusartiesten, het orkest en de dansers komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje. De koning heeft het volk gered van de draak en het maakt niks uit als je een beetje saai bent.

Zet eventueel een muziekje op en laat de kinderen even vrij bewegen. Laat iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, en vertel dat de koning en de koningin terugkijken op een spannend avontuur met een goed einde.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Ga maar vliegen ’.

Maar zo:
Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Doe je vliegbril op, pak de bezem uit de kast, stijg maar op, zwaai naar de dieren in het bos, kijk uit een vogel… ’ enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Teveel werk voor Sinterklaas

(Groep 1, naar een idee van Iris Poland)
Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: een omslagdoek of hoofddoek voor de rol van heks.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Er is nog een Sinterklaas les voor deze groep: klik hier

Opmerking: deze les sluit aan bij de gedachte dat een zwarte Piet geen vaste verschijningsvorm heeft.
Bij teacher in role ben je zowel verteller als speler van één of meerdere rollen die zich van elkaar onderscheiden met een eenvoudig hoofddeksel.

Tips:
A: kies voor de rol een herkenbare houding.
B: zorg dat je een hoofddeksel draagt, dit stimuleert de inleving voor zowel jou als de kinderen.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: Mijter, Pietenmuts.
Praktisch: vertel zonder papier in je handen, maak een spiekbrief en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal, beelden klassikaal een aantal aspecten van de les uit. Vertel dat je een verhaal gaat vertellen waar o.a. de volgende dingen voorkomen: lopen als een robot, lopen als een clown, een groot cadeau tillen, cadeaupapier knippen.

Iedereen gaat op de grond zitten.

De start: scene 1 (het probleem).
Gebruik de twee hoofddeksels om te schakelen tussen Sinterklaas en Opapiet, de vertellerrol draagt geen hoofddeksel. Laat duidelijk zien wat er aan de hand is met Sinterklaas en maak ook contact met de kinderen vanuit de rollen.
Spelvraag: Wat doen zwarte Pieten op de stoomboot?
Suggesties: cadeaus inpakken, cadeaus testen, schoonmaken, sturen, pepernoten bakken.

Vertel dat Opapiet lekker staat te douchen maar de douchedeur niet goed dicht had gedaan: er loopt water door de gang van de boot.
Spelen: de kinderen springen als Pietjes in roeibootjes en rooien naar hun zitplaats. Ze denken dat de boot zinkt.

Speel of vertel dat Sint en Opapiet er helemaal alleen voor staan: een miljoen cadeautjes inpakken en verspreiden.

Vertel dat Sinterklaas op zoek gaat naar hulp en uitkomt bij de robots.

Rolgroep 1: ‘de robots’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de robots, wat ze zoal aan het doen zijn.

Speel hoe Sinterklaas contact maakt met de robots en leg het probleem kort uit. De robots gaan aan de slag met de cadeaus: bewegen staccato door de ruimte, maken bliepgeluiden, knippen met een schaar, rollen en vouwen inpakpapier, lopen met cadeautjes.

Iedereen gaat zitten op de banken. Opapiet kijkt naar de ingepakte cadeautjes: ze zijn erg slordig ingepakt, met cadeautjes werken is misschien toch mensenwerk?

Vertel dat de robots enorm moeten nadenken en dat de leider (kies daarvoor een kleuter en speel het uit) met een advies komt: Ga naar de clowns.

Scene 2:
Speel dat Sinterklaas het advies van de robots uitprobeert. Speel de paniek uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet en de vertellerrol.
Vertel dat Sinterklaas op pad gaat naar de clowns.

Rolgroep 2: ‘de clowns’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de clowns, wat ze zoal aan het doen zijn.
De kinderen beelden een aantal handelingen uit die passen bij de clowns.
Sinterklaas vraagt om hulp, de clown helpen graag: ze jongleren met de cadeautjes, vallen van het dak, kriebelen elkaar en moeten lachen, zitten vast in het plakband, gaan met de cadeautjes spelen. Moe gaan ze op hun plek zitten.

Vertel dat de leider van de clowns (kies daarvoor een kleuter en speel het uit) met een advies komt: Laat het de kinderen lekker zelf doen.

Scene 3:
Speel dat Sinterklaas terug gaat naar Opapiet en dat ze samen naar de kinderen gaan. Speel dat vervolgens uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet en de vertellerrol.

Rolgroep 3: ‘de kinderen’.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Vertel over de kinderen, wat ze zoal aan het doen zijn.
De kinderen beelden een aantal handelingen uit die ze vinden passen bij kinderen. Dan komt Sinterklaas of Opapiet en vraagt de kinderen om hulp: ze plakken en knippen heel netjes, stapelen de cadeaus, en eten pepernoten.

Vertel dat de cadeaus wel zijn ingepakt maar de kinderen niet in het grote boek kunnen lezen waar de cadeaus naartoe moeten. Daarnaast worden ze moe en moeten ze naar bed.
De kinderen gaan op hun plek zitten.

Scene 4:
Speel dat Sinterklaas terug gaat naar Opapiet en vertelt dat het is mislukt. Ze staan op straat en zijn verdrietig. Speel dat uit door te schakelen tussen Sinterklaas, Opapiet (vergeet de hoofddeksels niet) en de vertellerrol.

De oplossing komt van buitenaf.
Maar dan gebeurt er iets bijzonders: Opapiet ziet het niet meer goed komen, dan ziet Sinterklaas de mensen op straat. Ze doen boodschappen en zijn met veel. Het zijn mensen in alle soorten en maten. ‘Iedereen kan Piet zijn’ zegt Sinterklaas. Hij vraagt aan de mensen in de straat of ze willen helpen bij het verspreiden van de cadeaus. Opapiet deelt zakken cadeaus uit per straat en school, na een uurtje waren alle cadeauzakken op weg naar het juiste kind.

Vertel dat Sinterklaas en Opapiet juichen van blijdschap.

Eindfeest.
Vertel en coach: De robots, clowns en de kinderen komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje.

Zet hier eventueel een muziekje bij op en laat de kinderen even vrij bewegen. Laat iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, en vertel dat Sinterklaas en Opapiet terugkijken op een spannend avontuur met een goed einde.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Ga maar vliegen ’.

Maar zo:
Jij:‘ Wat doet een heks zoals de hele dag?’.
Kind antwoordt: ‘Vliegen op een bezem’.
Jij: ‘Goed zo, vliegen op een bezem. Doe je vliegbril op, pak de bezem uit de kast, stijg maar op, zwaai naar de dieren in het bos, kijk uit een vogel… ’ enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.