Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Beroepen die helpen

  • 20/07/2011
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en):  acteerspel
Activiteit: De kinderen beelden beroepen uit en presenteren die in werkgroepen aan elkaar.
Opmerking: plan deze les niet aan het begin van het schooljaar, vaak komt het maken van presentaties in groep 3 na de herfstvakantie beter tot z’n recht. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Je vertelt dat het deze les zal gaan over beroepen die anderen helpen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal
Instructie:  Je krijgt zo een spelopdracht, voer die uit zonder contact te maken met klasgenoten.

Handelingen:  je repareert de straat, je repareert een auto, je bent een tandarts, je bent een dierendokter, je tilt een zware verhuisdoos op.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  Jullie krijgen straks de spelopdracht dat de één naar de ander toe moet lopen om zich te laten helpen. Daar moet je bij praten. Verzin iets waar je hulp bij nodig hebt: er is iets kapot, er moet iets in huis gebeuren (bijvoorbeeld iets schilderen), je moet iets zwaars tillen…

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga naar een kind toe en zeg bijvoorbeeld: ‘Dokter ik heb me met een hamer op m’n duim geslagen, kunt u mij helpen?’.

De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Instructie: Jullie krijgen zo in een werkgroep een ‘helpend’ beroep, je gaat dat zo instuderen dat het publiek straks snapt wat jullie opdracht is.

Verdeel de groep in vier, hooguit vijf werkgroepen en laat ze zo ver mogelijk van elkaar af zitten. Vermeld eventueel nogmaals dat ze moeten praten bij deze opdracht. Loop dan langs en geef ze mondeling de beroepen door.

Opdrachten:  dierendokter, ziekenhuispersoneel, brandweer, schoonmakers en eventueel reddingswerkers.

Licht de beroepen eventueel mondeling kort toe. Laat ze zelfstandig ruim vijf minuten oefenen waarna ze het aan elkaar mogen presenteren. Geef iedere werkgroep applaus en bespreek het kort na.

Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »

Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.

Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welk beroep ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Beroepen

  • 20/07/2011
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een beroep, in de leskern wordt een standbeeldenspel gespeeld.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’.
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als een verkeersagent: één hand omhoog, de andere  alsof u op een fluitje blaast.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: een deur schilderen (schilder), een tand trekken (tandarts), haren wassen en knippen (kapper), je gooit vuilniszakken in een vuilniswagen (vuilnisman), je blust een brand (brandweerman).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Doe vóór: beweeg alsof je een deur schildert en ga dan pas als standbeeld stil staan. Geef aan dat je nu juist niet meer mag bewegen, maar direct als standbeeld moet gaan staan.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies een kind en ga als standbeeld staan, bijvoorbeeld als gitarist. Laat het kind raden en daarna zelf een standbeeld verzinnen dat jij raadt.  De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun standbeelden (tableaus) en wisselen om tot je aangeeft dat ze weer op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit individueel verspreid in het lokaal.
Instructie: Jullie spelen zo een verhaal van de juf. Je mag daarbij geen contact maken met een klasgenoot, je moet het alleen doen.  Als je het fluitje hoort ‘bevries’ je en maak je zo een foto. Je moet de foto’s goed onthouden, na afloop ga ik ze nog een keer bekijken.

Belangrijk: geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Kies ongeveer vijf opdrachten.

Juf staat ’s ochtends op en poetst haar tanden.
Ze laat de hond uit.
Ze gaat naar school met de fiets/auto.
Er is een jarige.
Juf geeft gym/muziek/taal.
Ze moet streng zijn en moppert.
Juf heeft overblijfpauze en eet haar broodje.
Juf geeft les.
Ze gaat naar huis met de fiets/auto.
Juf zit uitgeput op de bank.

Belangrijk: na afloop laat je de tableaus nogmaals uitbeelden maar dan zonder de beweging er tussen.
Instructie: Ga eens als de eerste ‘foto’ staan: foto 1.

Loop zo de 4 a 5 foto’s nogmaals langs. Je kunt daarna de volgorde veranderen als je dat leuk lijkt.

Sprookjesspullen (objectenspel)

  • 20/07/2011
  • Holger
  • · Groep 3

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, en krijgen in werkgroepen een sprookje om naar eigen inzicht uit te beelden. Ze krijgen hiervoor ter ondersteuning een afbeelding. 
Benodigdheden: basisobjecten uit het gymlokaal zoals springtouwen, teamlinten, pittenzakken e.d.
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te pakken en te doen alsof het  een zakje snoep is.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

Spelopdrachten: de appel van Sneeuwwitje, de mand van Roodkapje, de pijl en boog van de jager, de kroon van de koning(in), de teugels van een wit paard, een taart voor Hans, de poetslap van Assepoester.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:  A speelt straks als eerste iets dat uit een sprookje komt. B kijkt er naar en speelt iets dat er bij hoort. Gebruik je pittenzak als iets anders.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Laat een kind iets uit een sprookje spelen, kijk wat er bij past en speel dat.  De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties* en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. De pittenzakken worden ingeleverd.

*) Extra (optioneel):
Instructie:  Ga met z’n tweeën naar een ander tweetal en raadt van elkaar wat jullie uitbeelden.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, ze hebben de pittenzakken ingeleverd. Laat de vijf voorwerpen zien die je hebt verzameld.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een stukje sprookje uit te beelden. Deze voorwerpen gebruik je daarvoor als iets anders. De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set is, tijdens het uitvoeren van jullie presentatie gebruik je het natuurlijk wel. 

Verdeel de groep in werkgroepen en geef iedere groep mondeling een sprookje door. Laat ze zelfstandig ruim vijf minuten oefenen waarna ze het aan elkaar mogen presenteren. Hou voor ogen dat het niet altijd even herkenbare resultaten zijn, dat er soms bijvoorbeeld twee Roodkapjes rondlopen in plaats van één. Geef iedere werkgroep applaus en bespreek het kort na.

Opdrachten: Hans & Grietje, Roodkapje, Sneeuwwitje, de Wolf en de Zeven Geitjes. Assepoester.

Het lokaal

  • 18/07/2011
  • Holger
  • · Uncategorized

Dramaonderwijs komt het beste tot zijn recht in een lokaal met bewegingsvrijheid, maar dat wil niet zeggen dat je in je klaslokaal geen drama zou kunnen geven.
In welk lokaal je ook lesgeeft, het werkt het beste wanneer banken of stoelen in een U-vorm worden geplaatst: de ideale publieksopstelling.

Geeft je drama in het klaslokaal, zet dan tafels aan de kant zodat die publieksopstelling ook mogelijk is.  Kinderen presenteren hun werk dan voor het bord.

Wanneer je naar een bewegingslokaal gaat kun jevoorafgaand aan de les de betreffende aflevering van Drama-TV tonen.  Wanneer je gebruik maakt van de pictogramkaarten, print die dan voorafgaand aan de les voor iedere werkgroep (nooit meer dan 5 werkgroepen) uit omdat je ze niet op het digibord kan tonen.

Speel je Sintgedicht

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): (vertel-) pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een Sinterklaasgedicht  en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: 5 vellen papier en 5 goed werkende pennen.  Bij voorkeur een mijter en wat Pietenpetten, eventueel aangevuld met witte paardenoren.
Opmerking: hou rekening met een extra lesduur van tien minuten omdat de kinderen in werkgroepen een gedicht moeten maken. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan mimen, illustreer de werkvorm door een denkbeeldig cadeautje uit te pakken. Vraag de kinderen wat je hebt uitgepakt.

Warming up klassikaal.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Mime zelf het woord baard (strijk door je denkbeeldige baard, knip hem bij). Vraag daarna om welk woord het gaat.

Instructie: Wie een rijmwoord kan mimen op baard (en de beurt krijgt) gaat staan en mimet zijn rijmwoord. Wie daar weer een rijmwoord op kan mimen steekt weer z’n vinger op, enzovoorts.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: ik ga een Sinterklaaslied mimen, als je weet om welk lied het gaat steek je je vinger op.*

Geef het voorbeeld met ‘Hoor wie klopt daar kinderen’: hand aan je oor, kloppen, hand aan je oor, kloppen, hand aan je oor, kloppen, raam open doen enzovoorts.

Dit doen ze daarna in tweetallen met zelf gekozen Sintliedjes: a mimet een Sintlied, B zingt het antwoord, ze mogen vooraf niks afspreken.

Ze wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een Sinterklaasgedicht te schrijven en die met je groep na te spelen: één van jullie leest het Sintgedicht regel voor regel voor terwijl de rest van de werkgroep het tegelijkertijd uitspeelt.

Kies 5 kinderen waarvan één de Sint speelt, één het paard en de rest de Pieten. Ga aan de zijkant van het spelvlak staan en lees het gedicht langzaam regel voor regel voor, stimuleer de kinderen het synchroon uit te spelen.

* het is leuk om de groep het antwoord te laten zingen, i.p.v. de vinger te laten opsteken.

Voorbeeldgedicht

Sinterklaas zat op zijn paard
En had wat kriebels aan zijn baard
De Pieten dansten vrolijk rond
En staken schuimpjes in hun mond
Sint die vond het echt niet leuk
Zijn baard, wat had hij toch een jeuk!
De Pieten schrokken, vielen neer
De baard van Sinterklaas doet zeer?
‘De jeuk, kom op toe leid mij af’
Zei Sint, en leunde op zijn staf
‘Doe een dansje of zoiets (wacht even met lezen zodat de Pieten een dansje kunnen doen)
Dat was wel leuk, maar helpt echt niets!’
‘Maar Sint’, zei toen het witte paard
‘Er zit een schuimpje in uw baard.’
Sint en Piet lagen in een deuk
Daarom die kriebels, vandaar die jeuk!
Sint stak het schuimpje in zijn mond
En bracht toen weer cadeautjes rond

Je kunt natuurlijk een willekeurig Sintgedicht als voorbeeld nemen. De spelers krijgen uiteraard applaus.

Instructie:  Het gedicht hoeft niet heel lang te zijn, er mogen geen grove dingen zoals geweld in voor komen.

Maak werkgroepen en deel pen en papier uit, laat ze hooguit tien minuten dichten en vijf minuten oefenen.

Het kind dat het gedicht voordraagt staat bij voorkeur rechts naast het spelvlak. Ga er bij staan wanneer je denkt dat het kind te snel leest. Als het kind te snel leest kan het door de spelers niet worden uitgebeeld.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Wat was een sterke rijmzin?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

De reddingsactie!

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een  reddingsactie en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die om hulp roept.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je blust een brand, je duwt een auto, je roeit, je tilt iets zwaars op, je trekt aan een touw.

Warming up klassikaal.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: ik benoem straks een plek. Als je als eerste in een tableau wil komen staan steek je je vinger op en ben je het eerste standbeeld. Als je het kan aanvullen waardoor het plaatje completer wordt steek je je vinger op en kom je als tweede standbeeld erbij staan. Zo vullen we het aan tot het plaatje compleet is.

Opdrachten: het strand, een cruiseschip, het ziekenhuis, een kermis, een circus.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Op de voorpagina van een krant staan vaak spectaculaire foto’s. Jullie gaan drie ‘tableaus’ (z.g. ‘uitgebeelde foto’s’) maken waarin we reddingswerkers aan het werk zien. De plek waar de reddingsactie plaatsvindt verschilt per werkgroep.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten.  Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.

Opdrachten: het water, onderzeese grot, bergen, brandend gebouw, lift, pretpark.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Bijlage 1:

De reddingsactie.
Op de voorpagina van een krant staan vaak spectaculaire foto’s. Jullie gaan drie ‘tableaus’ (z.g. ‘uitgebeelde foto’s’) maken waarin we reddingswerkers aan het werk zien. De plek waar de reddingsactie plaatsvindt verschilt per werkgroep.

De plek van jullie reddingsactie: een bus op z’n kant (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt dit klassikaal bespreken).

Tableau 1: mensen in nood.
Tableau 2: de reddingsactie.
Tableau 3: de afloop.

Extra (alleen als je eraan toe komt):
Tableau 3: de reddingsactie gaat bijna fout. Wat nu tableau 3 is (de afloop) wordt dan tableau 4.

Let op: sta helemaal stil en zorg er voor dat er geen geweld in voor komt. De reddingsactie slaagt, er sterft dus niemand.

Zand

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen een tableau van een situatie waarin mensen met zand bezig zijn en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die met een kruiwagen staat.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je bouwt een hut van hout, je bouwt een muur van steen, je bouwt een kasteel van zand, je bouwt een toren van Lego.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal.
Instructie: jullie zijn straks samen aan het werk, als collega’s. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: jullie zijn glaszetters die samen een ruit dragen en vervangen, jullie zijn twee automonteurs die een auto repareren, jullie zijn twee rioleringswerkers die een lange buis dragen en vervangen, jullie zijn twee piraten die een schatkist opgraven.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om één tableau te maken van een situatie waarin mensen met zand bezig zijn.

Opdrachten: de zandbak, een glasblazerij, het strand, een bouwput, strooien bij gladheid. Op de opdrachtkaarten staan ook korte toelichtingen bij de opdrachten.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten  en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Bijlage 1:

Zand.

Mensen gebruiken zand op verschillende manieren. Jullie maken één tableau (een z.g. ‘gespeelde foto’) van: bluswerkzaamheden. Bij bijvoorbeeld olie of benzinebranden gebruikt men zand om te blussen (dit voorbeeld staat niet bij de opdrachten, je kunt deze dus klassikaal bespreken).

  • Zorg dat je helemaal stil staat.

Extra (alleen als je eraan toe komt):  je maakt een tweede tableau van dezelfde situatie, alleen gaat er dan iets verkeerd met jullie of met het zand.
Als jullie de extra opdracht hebben gedaan zeg dat dan van te voren.

Vakantie

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: De kinderen verzinnen in werkgroepen twee tableaus en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: 6 krukken of stoelen.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die in een zwembad duikt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: Dingen die je in de vakantie doet met een bal, dingen die je in de vakantie doet in het water, dingen die je in de vakantie doet op het water, dingen die je in de vakantie doet aan het water.

Laat ze iedere opdracht even uitspelen voordat je op het fluitje blaast.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Om de beurt is de één een toerist, de ander woont in het land dat ik je opgeef. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent. Vergeet niet steeds te wisselen van ‘inwoner’ en de  toeristenrol. Je mag er bij praten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld een toerist die in Spanje aan het strand zit, het kind speelt de ober. Vanaf de kant mag een kind op het fluitje blazen of in de handen klappen zodat jullie kunnen bevriezen.

Spelopdrachten: de toerist is in….
De Sahara van Egypte, in de grotten van Limburg, in de bergen van Zwitserland, in Texas USA (waar de cowboys wonen), op safari in Afrika.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om twee tableaus (z.g. uitgebeelde foto’s) te maken van een gezin op vakantie.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Loop dan langs en geef ze de opdrachtkaarten.
Tijdens het uitvoeren mogen kinderen gebruik maken van krukken of stoelen.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Bijlage 1:

Vakantie!
Julie maken twee tableaus (standbeelden met je werkgroep) over vakantie. Bepaal waar de reis naartoe gaat en wie jullie uitbeelden (een gezin bijvoorbeeld).

Tableau 1: de Reis.
Hoe gaan jullie op vakantie? (met de auto bijvoorbeeld).

Tableau 2: Wat gaan jullie doen?
Wat doen jullie daar? (wandelen bijvoorbeeld).

Let op:  sta helemaal stil en zorg er voor dat er geen geweld in voor komt.

Sportprobleem

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een probleem tijdens een sportwedstrijd en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je op een bowlingbaan bezig bent. Pak een denkbeeldige bowlingbal, rol de zware bal richting kegels, wacht gespannen en laat zien hoe succesvol je worp was. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: speel een sport met een kleine bal.  Speel een sport in het water. Speel een sport die je alleen binnen beoefend. Speel een sport waarbij je moet springen. Speel een sport waarbij je overwegend op één plek blijft (toelichting: dart, gewichtheffen, schaken, tafeltennis).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: A is straks aan het sporten, B kijkt toe. Dan krijgt a een probleem, het is aan b om dat probleem op te lossen. A vertelt vooraf niks aan b.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Schop bijvoorbeeld tegen een denkbeeldige bal en doe alsof hij daardoor lek raakt. Pak het teleurgesteld op. B zou het kunnen oplossen door je bal op te pompen.
De kinderen gaan staan en verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Inleiding: Bij de Olympische spelen werd ooit een wedstrijd uitgesteld omdat er een lynx op de skibaan liep. Zo kunnen er onverwachte dingen gebeuren bij sportwedstrijden.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken van een probleem tijdens een sportwedstrijd.

Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Er staat bij het verzinnen van een probleem dat er iets anders verzonnen moet worden dan vallen. Dit om de creativiteit wat te verhogen, kinderen van deze leeftijd kunnen best verder denken dan blessures.

Bijlage 1.

Sport in de problemen.

1: de sporters komen op
2: het sporten begint
3: er ontstaat een probleem (kies iets anders dan vallen)
4: dat probleem wordt opgelost
5: het sporten begint opnieuw

Kies zelf de sport waar jullie over gaan spelen.
Speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, zorg dat er geen geweld in voorkomt.

Open en dicht

  • 13/07/2011
  • Holger
  • · Groep 6

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over verschillende soorten deuren en ruimtes en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je met een denkbeeldige sleutel je eigen voordeur opent. Hang je jas op en loop door (een deel van) je eigen woning. Vergeet daarbij niet om deuren open en dicht te doen. Vraag na afloop waar je keuken is, waar je tv staat enzovoorts. Kinderen die hebben opgelet kunnen de plek aanwijzen waar jij het hebt gespeeld. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Optioneel: je kunt een kind dit laten herhalen. Laat hem twee vriendjes uitkiezen die met hem meespelen alsof ze te gast zijn.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: de deur van een enge kelder, de deur van het karretje van een achtbaan, de deur van een onderzeeboot, de deur van een hondenhok, de deur van een koelcel, de deur van een raket.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Hoe ziet jouw kamer er uit ? A laat b zijn kamer zien. Waar staat je speelgoed, bed, geluidsinstallatie enzovoorts. Leid je gast rond, speel met dingen, doe dingen voor enzovoorts. Na afloop mag je b een paar vragen stellen om te kijken of hij goed heeft opgelet (bijvoorbeeld: ‘waar staat mijn aquarium?’).

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. De kinderen gaan zo lang door totdat je aangeeft dat ze mogen wisselen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken . In iedere presentatie staat een bepaalde deur centraal.

Opdrachten: draaideur van een zwembad, de schuifdeur van een supermarkt, zware deur van een spookkasteel, schuifdeur van een lift, garagedeur.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Deelde opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt dit klassikaal bespreken).

Onzichtbare deuren.
Er zijn veel soorten deuren, jullie maken een pantomimepresentatie waarin een deur voorkomt. Zorg dat de deur op zijn plek blijft, dat je er later bijvoorbeeld niet per ongeluk doorheen loopt.

Pantomime: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen. Je mag niet praten en geen echte voorwerpen gebruiken.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Jullie maken een pantomimepresentatie met de volgende deur: de deur van een onderzeeboot.

Extra opdracht (als je er aan toe komt): Laat een probleem ontstaan en los dat probleem op.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Page 51 of 61« 1 … 49 50 51 52 53 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress