Biografie met acteerspel

    Naam hoofdpersoon (bijv Rembrandt)

    Benodigdheden (Hoofddeksel voor je hoofdpersoon, spullen):

    Het tijdvak waarin je hoofdpersoon heeft geleefd:

    Vier werkwoorden uit het tijdvak:

    Een beroep uit het tijdvak (niet dat van de hoofdpersoon)

    Een los werkwoord uit het tijdvak:

    Familielid A van de hoofdpersoon:

    Familielid A van de hoofdpersoon:

    Beschrijf 5 fragmenten uit het leven van je hoofdpersoon zo dat je kinderen begrijpen wat je bedoelt.

    Fragment 1 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv uit de jeugd)

    Fragment 2 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv hoe diegene is begonnen met waar hij bekend om is geworden)

    Fragment 3 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv volwassen worden, gezin enz)

    Fragment 4 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv iets heftigs, een gebeurtenis)

    Fragment 5 uit het leven van de hoofdpersoon (bijv de laatste fase van zijn/haar leven)

    DramaLand Inloggen

    de Koningin draait de rollen om! (omdraaidrama)

    Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speel je een rol.

    Tips voor teacher in role »

    Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
    A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
    B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
    C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

    Benodigdheden: een kroon voor jou, een mat als boot.
    Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

    Print de lesopzet juffenversie.
    Print de lesopzet meesterversie.

    Warming up:
    De kinderen staan verspreid door het lokaal.
    Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen en daar komen de volgende dingen in voor: boeren, vissers en bakkers.

    Spelvraag 1: Wat doen boeren? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: tractor rijden, zaaien, kippen voeren, koeien melken.

    Spelvraag 2: Wat doen vissers? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: boot besturen, vissen, netten naaien, boot schrobben.

    Spelvraag 3: Wat doen bakkers? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
    Suggesties: kneden, roeren, bakken, proeven.

    De start: De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond.
    Vertel dat koningin Lisa zich verveelt. Vertel ook dat ze uit het raam kijkt en de vissers ziet.
    Doe de kroon op en spreek de kinderen aan alsof ze op de boot bezig zijn. Laat de kinderen je dingen leren. Neem afscheid en ga weer naar je kasteel.

    Vertel dat zij de volgende dag weer niks te doen heeft.
    Zet je kroon op en speel dat je zuchtend naar buiten kijkt, en de boeren bezig ziet. Ga naar ze toe gaat en zeg dat je ook iets boerigs wil doen. Laat de kinderen je dingen leren, neem afscheid en ga weer naar je kasteel.

    Speel dat je een topidee hebt: de volgende dag ga je het volk een dagje koningin maken, en wil jij een dagje volk zijn. Speel dat je op het balkon de mededeling gaat doen, vertel het volk dat zij een dagje koningin zijn en dat jij lekker volkdingen wil gaan doen.

    De Boeren:
    Vraag aan de boeren wat ze het leukste vinden om te doen nu ze koningen en koninginnen zijn. Kies daar één idee van uit en laat dat klassikaal uitbeelden. Laat ze dan op handen en voeten als koeien lopen en zet je kroon op. Ga als koningin ertussen en verzorg ze.
    Doe de kroon af en vertel dat de koningin het hek niet goed dicht heeft gedaan en dat de koeien zo de stad in lopen.

    De Bakkers.
    Vraag aan de bakkers wat ze het leukste vinden om te doen nu ze koningen en koninginnen zijn. Kies daar één idee van uit en beeld dat uit. Vertel dat de bakkers nu geen brood meer willen bakken omdat ze de koningin zijn.

    Vertellen.
    Laat de kinderen op de bank zitten. Vertel dat de bakkers geen brood hebben gemaakt en dat de kinderen in de stad vinden dat ze prinsen en prinsessen zijn. Dat ze daarom alleen snoep en koek willen eten. Vertel wat de ouders en leraren daarvan vinden.

    Laat de kinderen naast elkaar scheppen.

    De Vissers.
    De vissers zijn bezig om de dijk kapot te maken, ze willen de stad vol laten lopen met water zodat de vis door de stad kan zwemmen en dan kan iedereen z’n eigen vis vangen. Dan kunnen zij rustig koningin zijn. Ze scheppen en scheppen.

    Laat iedereen weer op handen en voeten als koeien door de stad lopen.
    Zet je kroon op en ga op een mat zitten vissen

    De koningin zit ondertussen op een vissersboot. Doe de kroon af en vertel dat de dijken doorbreken en dat de koningin in zijn boot de stad in drijft.

    Vertel dat de koeien zwemmen, de kinderen gillen om snoep, de ouders en leraren boos zijn, en de boeren en bakkers ruzie maken om wie in het kasteel mag wonen. Dan is de koningin er klaar mee.

    Laat de kinderen bepalen hoe het moet aflopen en beeld dat uit.

    Of:

    Vertel als koningin dat zij weer de koningin zal zijn maar dat ze iedere week met het volk mee zal werken zodat ze zich niet zo verveelt.

    Einde.