Pinoccioos

Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld.

Advies werken met prenten »

Wanneer jij een prent laat zien zitten de kinderen waar ze zijn, verspreid in het lokaal. Dit voorkomt overbodig lopen naar stoelen of banken.

Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat  af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

Warming up:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: Deze les gaat over poppen.

Spelvraag 1: wat voor soort poppen bestaan er allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: teddyberen, clownspoppen, balletpoppen, stoere spierballenpoppen.

Prent 1: de Fee.
Vertellen: vertel over Gepetto, de poppenmaker in het dorp.  Dat hij zo alleen is en daarom veel poppen heeft gemaakt waarvan hij hoopt dat het ooit echte mensenkinderen worden. Vertel ook dat er een fee komt . Ze brengt ze tot leven maar maakt ze alleen tot echte kinderen als ze heel goed luisteren, gehoorzamen.

Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): in het lokaal liggen, de fee tovert, beweeg langzaam je vingers, je hoofd, sta houterig op, wees blij.

Vertellen: de poppen willen iets doen dat echte kinderen ook leuk vinden om te doen.

Spelvraag 2: wat vinden echte kinderen leuk om te doen? (laat één antwoord klassikaal uitspelen).
Suggesties:  dansen, lekker snoepen, sporten, spelen met speelgoed.

Prent 2: poppen op school.
Vertellen: vertel dat Gepetto zijn poppen wel naar school stuurt, ze moeten leren goed te luisteren en er is vast veel te beleven op school.

Spelvraag 3: wat doen de poppen allemaal op school? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties:  gymmen, rekenen, ze leren letters, schoolzwemmen.

Vertellen: vertel dat de poppen helemaal niet zo goed luisteren, Gepetto had gezegd dat ze meteen thuis moeten komen na school, maar ze zitten in het park. Daar worden ze meegenomen door Stromboli, die heeft namelijk een poppentheater. Vertel dat ze in het poppentheater een show geven.

Prent 3: de poppenshow.
Spelvraag 4: wat kunnen de poppen allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties:  rare gezichten trekken, zingen, instrumenten bespelen, dansen.

Vertellen: vertel dat het zo’n succes is dat Stromboli ze niet meer kwijt wil en ze opsluit. Hadden ze nou maar naar Gepetto geluisterd, nu worden ze nooit echte kinderen!

Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): zitten op de grond in een kooi. Dan horen jullie gerommel, het is Gepetto! Hij maakt de kooi open, juich heel zachtjes. Sluip de kooi uit, veilig naar de banken.

Vertellen: vertel dat Gepetto boos is: jullie kunnen geen echte kinderen worden als jullie niet goed naar me luisteren! De poppen vinden het heel erg maar zijn het de volgende dag alweer vergeten. In het park na schooltijd vraagt een koetsier of ze meegaan naar kermiseiland, het is maar een klein stukje met de boot. Nou, dat willen de poppen wel!

Uitbeelden op de banken wat jij vertelt (vertelpantomime): in de boot. De poppen roeien mee, wauw wat een golven! Maar dan ineens schrikken ze: een zwarte vlek in het water! Snel, doe je handen en voeten binnen boord (voeten van de vloer).

Vertellen: de koetsier lacht: ons watermonster doet niks hoor, als je maar in de boot blijft. Kijk, daar is het eiland!

Prent 4: kermiseiland.
Vertellen: kermiseiland is fantastisch! Een pretpark waar je kan doen en eten wat je maar wil. En er zijn ook andere kinderen, en ezels!

Spelvraag 5: wat kan je allemaal doen in zo’n groot pretpark? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties:  spelen in een speeltuin, zitten in de achtbaan, ballengooien, suikerspinnen eten.

Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): de poppen gaan steeds meer op ezels lijken, dat is raar! Ze gaan op vier ezelbenen lopen en maken ezelgeluiden. Zouden die ezels vroeger misschien kinderen geweest zijn?

Vertellen: iedereen gaat zitten. Vertel dat de poppen horen dat Gepetto hun achterna is gereisd en in het water is gesprongen om ze te redden voordat ze in ezels veranderen. Maar er zwemt een monster in het water!! Vertel dat de poppen direct in het water springen en zien dat Gepetto bijna wordt opgegeten! Er is nog maar één rotsspleet waar hij door kan ontsnappen!

Prent 5: Gepetto redden.
Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): ze zwemmen en zwemmen, ze duwen tegen het monster, ze kriebelen het  monster onder zijn buik. Ze zwemmen naar Gepetto en gaan tussen hem en het monster in zwemmen zodat Gepetto kan ontsnappen.

Vertellen (de kinderen liggen in het lokaal). Vertel dat de poppen zijn aangespoeld op het strand en niet meer bewegen. Gepetto is heel verdrietig, al zijn popjes verdronken en nu is hij weer alleen. Vertel ook dat de fee verschijnt en zegt dat de poppen heel slecht hebben geluisterd, maar wel Gepetto hebben gered en toen niet alleen maar aan zichzelf dachten. De fee vindt dat zo goed dat ze de poppen toch in kinderen verandert.

Prent 6: de Fee helpt.
Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): blijf liggen, beweeg je vingers, open je ogen, kijk verbaasd naar je handen, die zijn niet van hout meer! Kijk naar elkaar, jullie zijn echte mensenkinderen geworden! Juichen en dansen!

Vertellen: iedereen gaat op de banken zitten. Vertel dat Gepetto nu een huis vol kinderen heeft en iedereen nog lang en gelukkig leeft.

Einde.

 

de Gouden bal

Werkvormen: teacher in role en vertelpantomime.
Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies een herkenbare houding. Dit helpt jezelf en de kinderen bij het onderscheid maken tussen jou en de rol die je speelt.
B: zorg voor een hoofddeksel, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met jou vertelling meespelen.  

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone  voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt. 

Benodigdheden: drie kartonnen kronen, één voor jou en twee voor kinderen. Een gele zachte bal die als gouden bal dienst doet.

hoofddeksel knippen »

banken neerzetten »

Zet met banken een deel van het lokaal af  als vijver.

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
Spelvraag: wie kom je tegen in en om een kasteel ?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: prinsen en prinsessen, paardenverzorgers, koks, muzikanten.

De start:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond. Vertel dat de koning een tweeling heeft, een jongen en een meisje. Vertel ook dat die alles al hebben en jarig zijn. Kies een jongen en een meisje uit die als prins en prinses de les gaan volgen.

Koning (kroon op): hou de bal op je rug. Stap op het tweetal af en feliciteer ze plechtig, haal de bal achter je rug vandaan en ze geef die als cadeau.  Raak in paniek als ze er mee spelen, want daar is hij niet voor bedoeld: daar is hij te duur voor, hij is immers van goud. Neem dan afscheid. (kroon af).

1: Niet in de keuken.
Vertellen (het tweetal beeldt uit wat jij vertelt): de twee kijken elkaar aan en vinden het maar raar. Ze gaan een plekje zoeken om stiekem met hun nieuwe bal te spelen. Ze komen bij de keuken.
Denkbeeldig omkleden: doe allemaal je koksmuts op, je dikke buik aan, een schort om enz.
Spelvraag: wat doen de koks in de keuken?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: ze maken een taart, ze snijden groenten, ze persen sinaasappels.
Vertellen (iedereen beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat de prins en prinses stiekem in de keuken spelen met de bal. Dan zien  de koks dat, ze buigen en zingen een verjaardagslied. De prins en prinses wuiven en gaan er vandoor. Hier kunnen ze niet stiekem spelen met de bal. De koks gaan zitten.

2: Niet in de tuin.
Vertellen (het tweetal beeldt uit wat jij vertelt): Ze gaan een plekje zoeken om stiekem met hun nieuwe bal te spelen. Ze komen bij de tuin.
Denkbeeldig omkleden: doe allemaal je tuinmannenhoed op, je overall aan, handschoenen aan enz.
Spelvraag: wat doen de tuinmannen in de tuin?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: maaien het gras, knippen de heg,  harken, water geven met een gieter.
Vertellen (iedereen beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat de prins en prinses stiekem in een hoekje gaan spelen met de bal. Dan zien  de tuinmannen dat, ze buigen en zingen een verjaardagslied. De prins en prinses wuiven en gaan er vandoor. De tuinmannen gaan zitten.

3: Oeps!
Vertellen (het tweetal beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat het tweetal door de tuin sluipt en ziet dat het bij de vijver lekker rustig is. Laat ze daar even spelen en vertel dat de bal per ongeluk in de vijver valt en zinkt. Pak de bal en leg hem uit het zicht.
Koning (kroon op): Vertel de kinderen dat je het zo fijn vindt dat ze de bal niet bij zich hebben en altijd zo goed naar je luisteren. Neem dan afscheid. (kroon af).

Als ze het vertellen… »

Het komt bijna nooit voor maar er kan een kleuter tussen zitten die alles opbiecht. Doe dan je kroon af en vertel dat het maar een verhaal is. En dat in het verhaal de prins en prinses zo schrikken dat ze jokken. Stel het betreffende kind gerust, het is toneelspel en dus niet echt.

4: Help!
Vertellen (het tweetal beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat het tweetal in paniek is en om hulp roept. Vertel dat bepaalde mensen dat hebben gehoord.
Spelvraag: welke mensen kunnen goed onder water zwemmen?
Suggesties: duikers, ridders, zwemjuffen.
Kies één suggestie uit, laat ze zich denkbeeldig omkleden.
Vertellen (iedereen beeldt uit wat jij vertelt): ze zwemmen en zwemmen, maar het is zo donker in de vijver dat na een uur iedereen weer boven komt. Mislukt. Ze nemen afscheid.

5: Help, help!
Vertellen (het tweetal beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat het tweetal nog steeds in paniek is en om hulp roept. Vertel dat bepaalde dieren dat hebben gehoord.
Spelvraag: welke dieren kunnen goed onder water zwemmen?
Suggesties: kikkers, dolfijnen, vogelbekdieren.  Kies één suggestie uit, laat ze zich denkbeeldig omkleden.
Vertellen (iedereen beeldt uit wat jij vertelt): ze zwemmen en zwemmen, maar het is zo donker in de vijver dat na een uur iedereen weer boven komt. [Geef één zwemdier de bal. ] Gelukkig de laatste heeft de bal, iedereen juicht. En dat de koning had staan kijken. Iedereen gaat zitten behalve het tweetal.

6: De ontknoping.
Koning (kroon op): vertel dat je hebt gezien hoe de bal werd opgedoken. Vertel ook dat je het stom vindt dat je zo’n cadeau hebt gegeven, het is immers logisch dat ze liever willen spelen met hun cadeau dan er alleen naar kijken. (kroon af).
Vertellen (iedereen beeldt uit wat jij vertelt): vertel dat de koning de speelgoedfabriek voor alle vrienden en vriendinnen cadeaus heeft laten brengen. Dat iedereen pakt waar hij het liefste mee speelt en dat iedereen plezier heeft.

Afloop.
Vrij spelmoment waarin de kinderen met denkbeeldig speelgoed spelen.

Einde

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Welke dieren kunnen goed onder water zwemmen?’.
Kind antwoordt: ‘Een dolfijn’.
Jij: ‘Goed zo, een dolfijn. Ga maar zwemmen ’.

Maar zo:
Jij:‘Welke dieren kunnen goed onder water zwemmen?’.
Kind antwoordt: ‘Een dolfijn’.
Jij: ‘Goed zo, een dolfijn. Doe je flippers aan, maak een dolfijnengeluid, ga in het water, spring er maar vrolijk uit, nu tegelijkertijd ’…Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief: deze pictogrammen staan in je spiekbrief.

Goudlokje

Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld. In deze les speel je zelf ook wat kleine rolletjes.
Benodigdheden: drie gymmatten, een grote, een middelgrote en een kleine emmer.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat  af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

Warming up:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.

Spelvraag 1: welke dingen doe je zoal in een bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Spelvraag 2: welke dieren wonen er in een bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

Prent 1: Goudlokje is thuis
De kinderen zitten op de grond.

Vertellen: vertel over een stout en ondeugend meisje dat overal kattenkwaad uithaalde. Ze had veel broertjes en zusjes thuis. Vertel dat moeder boodschappen gaat doen. Zeg zelf als moeder ‘Ik ga even brood halen, tot zo’.

Spelvraag 3: Wat kan dat stoute meisje voor kattenkwaad uithalen?

Kies een kind als stout meisje (Goudlokje) uit. Speel één suggestie uit en kom als moeder weer binnen en reageer er op.

Prent 2: Goudlokje op school
De kinderen zitten op de grond alsof ze aan tafels op school zitten.
Vertellen: Het stoute meisje moet natuurlijk ook naar school, maar daar is het niet veel anders. Vertel dat de juf even moet kopiëren, en dat ze daarvoor de klas even uit moet. Zeg zelf als juf ‘Ik ga even kopiëren, tot zo’.

Spelvraag 4: Wat kan het stoute meisje voor kattenkwaad uithalen?

Kies een kind als stout meisje (Goudlokje) uit. Speel één suggestie uit, kom als juf weer binnen en reageer er op.

Prent 3: Goudlokje in het bos
De kinderen zitten op de grond.  Vertel dat de klas een dagje naar het bos gaat, op schoolreisje.

Spelvraag 5: welke dingen doe je eigenlijk in een bos als je daar met je klas bent?
Laat een paar suggesties uitbeelden, neem daarbij zelf de rol als juf op je.

De groep zit op de banken. Vertel dat de juf even wat te drinken gaat halen. Goudlokje ziet kans weg te lopen…

Prent 4: familie Beer
Vertel dat verderop in het bos het huisje van familie Beer staat.

Spelvraag 6: Als je als volwassene in een bos woont, wat doe je dan zoal de hele dag?
Spelvraag 7: Als je als kind in een bos woont, wat is dan leuk om te doen?

Vertel: familie Beer is druk bezig, moeder heeft bijvoorbeeld een grote pan pap gemaakt. Ze roept iedereen bij elkaar.

Instructie: ga maar op de grond zitten en neem een bord op schoot.

Vertelpantomime tussendoor »

Dat wat jij vertelt spelen de kinderen synchroon aan je vertelling uit. Stimuleer het door gebaren groot mee te doen. Kijk ook in het werkvormen-ABC van het lerarenscherm.

Iedereen krijgt pap met honing, ze nemen een hap…. Auw! De pap is veel te heet! Ze spugen de hete pap snel uit. ‘Dan gaan we even wandelen, totdat de pap is afgekoeld’ zegt vader, en dat doen ze.

Leg drie matten neer met van groot naar klein een emmer (voor vader) een kleinere emmer (van moeder) en de kleinste emmer (voor het kind). Kies een kind dat Goudlokje speelt. Zet een krijtstreep voor de matten waarachter de beren (de andere kinderen) moeten blijven (zie hieronder).

Dat wat jij vertelt beeldt Goudlokje uit.
Vertel: vertel dat Goudlokje stiekem is weggelopen en een huisje ziet. Ze heeft een beetje honger en ruikt heerlijke zoete pap. Ze doet het huisje open en ziet drie stoelen. Ze gaat op de middelste zitten en krak! De stoel van mamabeer is gebroken! Snel gaat ze op de stoel van papabeer zitten en neemt een hap van de pap. Auw! Die is veel te heet! ‘misschien kan ik hier even een dutje doen’ denkt Goudlokje en gaat naar boven.

Haal de emmers weg.

Prent 5: Goudlokje krakt door het bed.

Goudlokje gaat in het kleinste bedje liggen en krak! Oh nee het bedje van babybeer is gebroken… Snel gaat ze in het middelste bed liggen en valt in een diepe slaap.

Het kind dat Goudlokje speelt gaat weer hij de rest zitten, en jij zet de emmers op de matten terug.

Alle kinderen gaan zich denkbeeldig omkleden: zet je berenhoofd op en  doe je berenpoten aan.

Familie Beer heeft een heerlijke wandeling gemaakt, ze doen de deur van hun huisje open. Moeder ziet haar kapotte stoel en zegt ‘hee, iemand heeft op mijn stoeltje gezeten!’ (alle kinderen zeggen deze zin). Vader kijkt in zijn bord en zegt hee, iemand heeft van mijn bordje gegeten! (alle kinderen zeggen deze zin).

Prent 6: familie Beer vindt Goudlokje
Haal de emmers weg. De kinderen gaan op de grond zitten. Goudlokje gaat op de middelste mat liggen.

Vertel: de beren gaan naar boven en staan achter de krijtstreep. Babybeer ziet zijn kapotte bedje en zegt: hee, iemand heeft in mijn bedje geslapen (alle kinderen zeggen deze zin).  Dan zien ze Goudlokje liggen.

Het officiële einde is dat Goudlokje wakker wordt en wegrent, maar dat is misschien wat saai.
Spelvraag 8: hoe moet dit eindigen?

Bespreek kort hoe je dit verhaal het beste kan eindigen en speel dat uit.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘ Als je als volwassene in een bos woont, wat doe je dan zoal de hele dag?’. Kind antwoordt: ‘Houthakken’. Jij: ‘Goed zo, houthakken. Ga maar hout hakken’.

Maar zo: Jij:‘ Als je als volwassene in een bos woont, wat doe je dan zoal de hele dag?’. Kind antwoordt: ‘Houthakken’. Jij: ‘Goed zo, houthakken. Laat je spierballen zien, pak je bijl, doe je deur open, zoek een mooie boom uit, nee die is te klein…’Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

 

Bremer stadsmuzikanten

Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal waarbij er naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld. Facultatief: in dit verhaal komen boeren voor en een boef. Je kunt dat vertellend doen, maar je kan ook zelf met een petje als boer en boef tegen de kinderen praten. Je combineert dan werken vanuit prenten met de werkvorm teacher in role.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Inleiding:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Spelvraag: welke boerderijdieren zijn er?
Suggesties: koeien, schapen, kippen, varkens.

Prent 1: boer Appelman is boos
Vertellen: vertel dat boer Appelman boos is omdat er overal muizen rondlopen en de kat te lui is om er achteraan te jagen.

Spelvraag: Wat doet een kat? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen – de kinderen blijven katten)
Suggesties: Zich wassen, spinnen, spelen met een bolletje wol.

Vertel: vertel dat de kat houdt niet van jagen houdt, hij houdt van zingen.
Instructie: we gaan het lievelingsliedje van de kat zingen, ‘Poesje mauw’ maar dan in poezentaal (mauw-mauw- mauw, mauw mauw mauw).

Vertel: vertel dat de boer tegen de kat zegt dat hij hem morgen gaat inwisselen voor een betere kat, een die wel muizen vangt.

Vertelpantomime »

Dat wat jij vertelt spelen de kinderen synchroon aan je vertelling uit. Stimuleer het door gebaren groot mee te doen. Kijk ook in het werkvormen-ABC van het lerarenscherm.

De kat krabt zich achter zijn oren, beweegt met zijn staart en vertrekt. Hij gaat liever naar Bremen om muzikant te worden dan ingewisseld te worden voor een andere kat. Hij loopt door het bos, springt over takken en ziet in de verte een andere boerderij.

Prent 2: de boer kan niet slapen
Vertellen: vertel dat boer Benno maar niet kan slapen omdat zijn haan steeds maar kraait, midden in de nacht!

Spelvraag: Wat doet een haan eigenlijk nog meer dan kraaien? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen – de kinderen blijven hanen)
Suggesties: eten pikken met zijn snavel, stoer lopen, fladderen.

Vertellen: vertel dat boer Benno er zo van baalt dat hij steeds wakker wordt gemaakt, dat hij de haan de volgende ochtend naar de slager zal brengen. De kat had alles gehoord en vraagt of de haan misschien mee wil naar Bremen.  Samen zingen ze ‘Poesje mauw’.

Instructie: zing het in hanentaal ( kukelekuuu, kukelekuuu).

Vertel: Vertel dat de kat en de haan op weg gaan, in de verte zien ze een derde boerderij. Vertel dat boer Christiaan op zijn hond aan het mopperen was.

Spelvraag:  wat doet een hond allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen – de kinderen blijven honden)
Suggesties: graven, blaffen, kwispelen.

Prent 3: boer Christiaan is boos
Laat de prent zien. Vertel dat een boef een kip had gestolen, en de hond had niet eens geblaft! Wat heb je nou aan een hond als die niet eens de boerderij kan bewaken? Vertel dat de boer de hond gaat inruilen voor een gemenere.

Vertellen: De kat en de  haan horen alles en vragen of de hond misschien mee wil naar Bremen om muzikant te worden. Dan moet hij wel kunnen zingen natuurlijk.

Samen zingen ze ‘Poesje mauw’ maar dan in hondentaal (Waf-waf-waf!)

Op naar Bremen! In de verte zien ze een vierde boerderij. In die boerderij staat boer Dirk verdrietig bij zijn ezel.

Spelvraag: wat doet een ezel allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen – de kinderen blijven ezels)
Suggesties: grazen, balken, steigeren.

Prent 4: te oud
Vertellen: boer Dirk staat verdrietig bij zij ezel, die is te oud om nog zo hard te werken. Vertel dat de boer het niet leuk vindt maar dat hij een jongere ezel nodig heeft om op het land te werken. Daarom zal de ezel morgen worden ingeruild.

De kat en de  haan en de hond horen alles en vragen of de ezel misschien mee wil naar Bremen om muzikant te worden. Dan moeten ze eerst oefenen natuurlijk.

De kinderen zingen ‘poesje mauw’ in ezeltaal.

Instructie: Kies welk dier je leuk vindt om te spelen.

Vertelpantomime: de dierenvrienden lopen door het bos, maar ondertussen is het wel al nacht geworden. En ze hebben erge honger.
De kat eet een paddenstoel, maar dat vindt ze niet lekker. De hond eet een stuk boomschors maar dat vindt hij niet lekker. De haan eet een eikeltje maar bah, dat vindt hij echt vies! En als laatste eet de ezel blaadjes van een struik maar die waren bitter. In de verte zien ze een klein huisje, er brandt licht.

De kinderen gaan zitten.

Vertellen: vertel dat in het huisje de ergste boef van het hele land woont. En dat zijn hele huis vol zit met heerlijk eten en rijkdommen. De hond herkent de boef van een foto uit de krant. Ze kunnen daar niet zomaar aankloppen, er hangt een geweer aan de muur! Ze besluiten een groot monster te vormen.

Instructie. De kinderen die ezel willen zijn gaan vooraan staan , de kinderen die hond willen zijn gaan daar achter, de katten weer daar achter en de hanen op twee benen achteraan.

Prent 5:  het grote monster
Vertelpantomime. De ezel bonkt met zijn hoofd tegen de deur, de boef doet open en ziet in het donker een groot wezen staan met vleugels, poten, tanden, een staart! De boef wordt bang, vooral omdat het wezen heel veel lawaai kan maken.

De boef rent weg en durft niet meer te stoppen met rennen. De dieren gaan naar binnen en gaan heerlijk eten. Vlak voordat ze in slaap vallen, zingen ze nog een keer hun lievelingsliedje.

Einde

Koe zonder boeh

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Kijk in het leerkrachtscherm voor verdere uitleg. 

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone  voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt. 

Benodigdheden: pet voor jou (dierendokter), hoofddeksel koe (zie hier onder).

hoofddeksel knippen »

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
Spelvraag 1: Welke boerderijdieren bestaan er allemaal?  (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties:  kippen, varkens, paarden, koeien.

De kinderen zitten aan de kant. Kies een kind uit die als koe Berta de les zal gaan doen en geef het hoofddeksel.

De start: oe, waar is m’n boeh?
Uitbeelden terwijl jij vertelt. Vertel dat Berta heerlijk heeft geslapen en ’s ochtends wakker wordt van het geluid van de vogels. Vertel dat ze zich uitrekt en ook geluid wil maken, maar ze zich niet kan herinneren welk geluid ze ook alweer maakt! Ze denkt na, loopt een rondje maar komt er niet op.

Rolgroep 1: de eenden.
Iedereen behalve Berta gaat zich denkbeeldig omkleden: doe je snavel op, je verknal aan, fladder eens met je vleugels.

Spelvraag 2: wat doen eenden  eigenlijk de hele dag ?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: kwetteren, broeden, vliegen, met hun hoofd onder water eten zoeken…

Vertel dat Berta aan de eenden vraagt wat voor geluid ze maken, ze is haar eigen geluid kwijt en misschien heeft ze hetzelfde geluid als de eenden. De eenden kwetteren en kijken Berta aan. Berta probeert het maar het staat raar, een koe die zo kwaakt. Ze zwaait, de eenden zwaaien terug (en gaan terug naar hun plaats). (zet je pet op) In de verte loopt de dierendokter. Misschien moet ze aan haar vragen wat er mis is? Maar de dokter heeft het vast druk. Ze probeert geluid te maken maar er komt niks.

Rolgroep 2: de varkens.
Iedereen behalve Berta gaat zich denkbeeldig omkleden: doe je krulstaart op, je platte neus aan, je varkensbeentjes aan.

Spelvraag 3: wat doen varkens  eigenlijk de hele dag ?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: knorren, wroeten, rollen in de modder, eten…

Vertel dat Berta aan de varkens vraagt wat voor geluid ze maken, ze is haar eigen geluid kwijt en misschien heeft ze hetzelfde geluid als de varkens. De varkens knorren en kijken Berta aan. Berta probeert het maar het staat raar, een koe die zo knort. Ze zwaait, de varkens  zwaaien terug (en gaan terug naar hun plaats).

Vertel dat Berta nog eens wat gras eet en gaat liggen. Ze doet haar mond eens open maar er komt niks.

Rolgroep 1: de paarden.
Iedereen behalve Berta gaat zich denkbeeldig omkleden: doe je hoeven aan, doe je paardenstaart in, doe je paardengebit in.

Spelvraag 4: wat doen paarden  eigenlijk de hele dag ?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: hinniken, grazen, galopperen, springen…

Vertel dat Berta aan de paarden vraagt wat voor geluid ze maken, ze is haar eigen geluid kwijt en misschien heeft ze hetzelfde geluid als de paarden. De paarden hinniken en kijken Berta aan. Berta probeert het maar het staat raar, een koe die zo hinnikt. Ze zwaait, de paarden zwaaien terug (en gaan terug naar hun plaats). (zet je pet op) In de verte loopt de dierendokter. Misschien is ze ziek en moet ze echt naar de dokter? Ze probeert geluid te maken maar er komt niks.

Ontknoping:
Iedereen behalve Berta gaat zich denkbeeldig omkleden als koe: koeienbenen aan, koeienvlekken op, horens op. Laat ze aan de andere kant van het lokaal op de grond zitten.

Vertel dat Berta verdrietig op de grond gaat zitten en bijna moet huilen. Vertel dat ze heel In de verte een bekend geluid hoort: een heel bekend geluid. Berta staat op en gaat op het geluid af. En daar ziet ze allemaal familie! En ze loeien: boeh! En Berta loeit vrolijk mee.

Afloop.
Eventueel zingen de koeien een liedje in koeientaal (Boeh in plaats van de woorden).

Einde.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

De Rattenvanger van Hamelen

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: hoed burgemeester, hoed rattenvanger, fluit.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip:
vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal. Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen over een dorpje van heel vroeger.

Spelvraag 1:  Welke beroepen had je heel vroeger? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).  Suggesties: hoefsmid, bakker, kleermaker, schoenmaker…

De start: Welkom thuis.
De kinderen beelden uit wat jij vertelt (vertelpantomime).  Vertel dat de dorpelingen thuis komen van een lange dag, op hun bank gaan zitten en iets horen. Vertel dat ze opstaan, achter de bak kijken en dat er allemaal ratten zitten. Vertel dat de dorpelingen met hun bezems de ratten verjagen.

Deel 1: de burgemeester.
De kinderen gaan zitten. Vertel dat de burgemeester van het dorpsgeld allerlei lekkers voor zichzelf had gekocht. Het gemeentehuis was van steen dus hij had nog geen rat gezien. Kies een kind dat bij de burgemeester gaat klagen over ratten. Vertel dat er wordt aangeklopt en dat hij open doet.

Doe de burgemeestershoed op en doe open. Beloof van alles aan de klagende dorpeling en neem afscheid. Het kind mag weer gaan zitten, jij doet je hoed af.

Deel 2: nog meer last.
Vertel dat de burgemeester het al gauw weer was vergeten, en de mensen in het dorp zaten er maar mooi mee.
Spelvraag 2:  Wanneer is het echt lastig als er ratten in de weg lopen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen waarbij de ene helft mens en de andere helft rat speelt). 
Suggesties: in het verkeer, tijdens de gymles, tijdens de dansles…

Deel 3: de Rattenvanger van Hamelen.
De kinderen gaan zitten. Vertel dat de mensen boos voor het gemeentehuis gaan zitten. Doe de burgemeestershoed op en stel de dorpelingen gerust. Doe de hoed af en vertel dat er geluid van een fluit klinkt. En dat er een vreemdeling op de burgemeester toe loopt. Speel door te wisselen van hoeden dat de burgemeester met de Rattenvanger afspreekt dat die duizend goudstukken krijgt als hij de ratten verjaagd.

Deel 3: de ratten verdwijnen.
De kinderen gaan op handen en voeten zitten, ze lopen achter jou als Rattenvanger aan. Vertel dat ze betoverd zijn door het geluid van de fluit. Ga denkbeeldig over rotsen, spring over plassen, zwem over een rivier en laat de ratten op de grond zitten. Duw een rotsblok opzij en vertel dat de ratten waren opgesloten in een grot.

Deel 4: de Rattenvanger is boos.
De kinderen gaan zitten op de banken. Speel door te wisselen van hoeden dat de burgemeester tegen de Rattenvanger heeft gelogen. Hij heeft geen duizend goudstukken. Vertel dat de Rattenvanger boos vertrekt.

Deel 5: de kinderen verdwijnen.
De kinderen gaan liggen. Vertel dat de Rattenvanger die nacht terugkomt en dat hij speelt op zijn fluit. De kinderen openen hun ogen, ze lopen achter jou als Rattenvanger aan. Vertel dat ze betoverd zijn door het geluid van de fluit. Ga denkbeeldig over rotsen, spring over plassen, zwem over een rivier en laat de kinderen op de grond zitten. Duw een rotsblok opzij en vertel dat de kinderen waren opgesloten in een grot.

De ontknoping: En nu?
Laat de kinderen op de banken of stoelen  zitten. Vertel dat de ouders heel verdrietig waren toen ze merkten dat hun kinderen waren verdwenen, en dat iedereen naar de burgemeester ging. Vertel ook dat het echte einde van ‘de Rattenvanger van Hamelen’ (van de kinderen werd nooit meer iets vernomen) een beetje naar is, dat we ons eigen einde gaan verzinnen.

Spelvraag 3:  Hoe moet dit eindigen?
Suggesties: de ouders vinden de kinderen, de burgemeester krijgt straf, er worden duizend goudstukken verzameld.

Bepaal met de kinderen het einde en beeld dat uit.

Einde

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De hoefsmid’.
Jij: ‘Goed zo, de hoefsmid. Ga maar een hoefijzer maken ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De hoefsmid’.
Jij: ‘Goed zo, de hoefsmid. Laat je spierballen zien, loop naar de stal en aai de paarden, neem er een aan een touw mee en bindt hem vast in je werkplaats. Sla met je hamer op het ijzer ’… Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

 

Didactische uitleg en tips groep 1-2

Voorbereiden.
De voorbereiding van een dramales voor kleuters is voor iedere leerkracht anders. De ene leest de lesopzet één keer over en gaat aan de slag, de ander houdt lesopzet of spiekbrief binnen handbereik tijdens het lesgeven.

Tips:
Lees de lesopzet goed en gebruik met dat in je achterhoofd de spiekbrief. De spiekbrief is een verkorte bechrijving dus als je een concreet beeld nodig hebt lees de lesopzet.
Lees de lesopzet vanaf de webpagina omdat daar spoilers in staan met extra informatie over de werkvorm en bijvoorbeeld de betekenis van een spelvraag. Ook staat er soms hoe je de ruimte moet indelen, al deze informatie staat niet op de uitgeprinte versie om die zo overzichtelijk mogelijk te houden.

Werken vanuit verhalen »

Een verhaal is een avontuur om naar te luisteren, en een avontuurlijke ervaring als je er een speelt. Een dramales moet een belevenis zijn, gedurende mijn bijna twintig jaar lange ervaring met drama geven aan het jonge kind kwam ik er achter dat wanneer een dramales als verhaal werd gepresenteerd kinderen er beter in zaten dan wanneer ze droog begrippen moesten uitbeelden. Je maakt gebruik van het kleutervermogen zich makkelijk in een fantasievolle situatie te verplaatsen.
Dit vermogen (magisch realisme) is de benzine in de motor van een dramales.

Bij de kleuterlessen staan door mij bedachte verhalen, maar ook bestaande verhalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze zo zijn aangepast dat ze zich er ook lenen om door kleuters te worden uitgebeeld. Een verhaal is natuurlijk iets anders dan een les, vandaar dat je soms een andere invulling tegenkomt.

ZItten. Maar waar? »

Wanneer de kinderen even moeten zitten kan dat ook verspreid door het lokaal, ze hoeven niet per se op de banken of stoelen terug. Door overbodig lopen daalt je lestempo met vaak ruis tot gevolg.
Werken met een spiekbrief.

Klaarzetten van het lokaal »

Bij een groot lokaal heeft de voorkeur de banken in het midden te zetten en maar één deel te gebruiken. Dek afleidende zaken af of ruim ze op.

Denkbeeldig omkleden »

Denkbeeldig omkleden kan je doen bij het wisselen van rollen.  Het komt regelmatig voor dat kleuters meerdere rollen spelen.

Niet zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo, kom maar als een kabouter tevoorschijn ’.

Maar zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo. Doe je rode puntmuts op. De meisjes groeien kabouterstaartjes, de jongens kabouterbaardjes. Stap in je kabouterlaarzen en kom maar tevoorschijn ’.

Met denkbeeldig omkleden begeleid je het schakelen tussen de rollen, stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Handen vrij »

Drama geef je het prettigst als je je handen vrij hebt. Plak de spiekbrief (desnoods in A3 formaat) aan de muur zodat je zicht op de lesinhoud hebt.
Neem ook de vrijheid om de kinderen te betrekken bij de invulling van de les. Bijvoorbeeld d.m.v. de spelvragen.

Heb je vragen over vakdiactiek, neem contact met ons op zodat we je nog beter van dienst kunnen zijn. Misschien vind je jouw vraag hier als tip terug.

Welkom in Dramaland!

Je staat op het punt om met de meest gewaardeerde dramamethode van Nederland te werken.
Het vervolg is simpel:

Je hebt al een mail van ons ontvangen, maar ook hier de uitleg.

We sturen je een factuur per email.
Als je die hebt betaald krijg je de inlogcode en kun je aan de slag.
Als alles een beetje vlot verloopt ben je binnen 24 uur in Dramaland!

We wensen jou en de kinderen waar je mee werkt alvast veel plezier, we horen graag hoe het bevalt en of we ons product nog verder kunnen verbeteren. Iedere reactie is welkom!

Hartelijke groet,

Holger de Nooij.