Category Archives Uncategorized
Was ik jarig?
Werkvorm: teacher in role.
Groep: 1-2.
Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen verteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.
Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: een pet, iets dat dienstdoet als spelcomputer.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal. Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen en daar komen sporten en spellen in voor.
Spelvraag: Welke spelletjes doe je binnen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: kaarten, bordspel, puzzels, tik tik wie ben ik?
Spelvraag: Welke binnensporten zijn er? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: gewichtheffen, tafeltennis, darten, zwemmen.
De start:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond. Vertel dat Jet jarig is. Doe de pet op en spreek de kinderen aan, vertel dat je jarig bent. Laat wat denkbeeldige cadeautjes zien, pak daarna je ‘spelcomputer’ en vertel dat dit het mooiste cadeau ooit is. Doe de pet af.
Vertel dat alle kinderen cadeautjes inpakken voor Jet. De kinderen spelen met denkbeeldig speelgoed en pakken het daarna denkbeeldig in.
Deel 1: binnenspelletje zonder Jet.
Vertel dat Jet op haar spelcomputer speelt en nauwelijks doorheeft dat er gasten zijn. Doe de pet op en spreek de kinderen mompelend aan terwijl je op de spelcomputer speelt.
Spelvraag: Wat is een leuk spelletje om binnen te spelen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: zakdoekje leggen, snoephappen.
Vraag een kind om als ouder te vragen of jij als Jet de spelcomputer weg wil doen. Zeg ‘nog even’ en doe de pet af.
Spelvraag: Wat eet je op een verjaardag? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: patat, pannenkoeken, pizza, poffertjes, ijs.
Deel 2: buitensport zonder Jet.
Vertel dat de kinderen naar buiten gaan (jas aan) en dat Jet met haar spelcomputer afzijdig gaat zitten. Doe de pet op en spreek de kinderen mompelend aan terwijl je op de spelcomputer speelt.
Spelvraag: welke sport kunnen de kinderen buiten gaan doen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: zwemmen, voetbal, tennis.
Vraag een kind om als ouder te vragen of jij als Jet de spelcomputer weg wil doen. Zeg ‘nog even’ en doe de pet af.
Spelvraag: Wat snoep je op een verjaardag? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: chips, rozijntjes, rolletje snoep.
Deel 3: Buitenspelletje zonder Jet.
Vertel dat de kinderen na het snoepen nog een spelletje gaan doen. Doe de pet op en spreek de kinderen mompelend aan terwijl je op de spelcomputer speelt.
Spelvraag: welke buitenspelletjes zijn er eigenlijk? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: tikkertje, verstoppertje.
Vraag een kind om als ouder te vragen of jij als Jet de spelcomputer weg wil doen. Zeg ‘nog even’ en doe de pet af.
Spelvraag: Wat krijg je aan het eind van een feestje? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: snoepzakje, klein speelgoedje, ballon.
De ontknoping:
Vertel dat de gasten door hun ouders worden opgehaald. Doe de pet op en laat de kinderen afscheid nemen, mompel wat terug en speel door op je spelcomputer. Doe je pet af. De kinderen gaan op de bank zitten, het kind dat de ouder van Jet speelde blijft bij jou staan.
De afloop:
Vertel dat iedereen naar huis is en de ouder zegt dat Jet naar bed moet. Doe de pet op en speel met je ‘ouder’, wees heel verdrietig dat je je verjaardag hebt gemist. Gooi je spelcomputer weg en doe je pet af. Je ‘ouder’ mag gaan zitten.
Vertel dat Jet die nacht in haar bed een fantastische droom heeft, een waarbij ze met al haar vriendjes een leuk spel speelt.
Spelvraag: Wat is het leukste spel om mee af te sluiten, wat droomt Jet?
Laat een antwoord klassikaal uitspelen, zet je pet op en doe mee.
Einde
Groep 3 Sport & Spel
Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een sport of spel en presenteren dat aan elkaar.
Print les + opdrachten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je aan het darten bent. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: zwemmen, tafeltennissen, bordspel spelen, zaklopen, twister spelen, kaarten.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: a beeldt een sport of spel uit, in plaats van het te raden doet b mee, daarna wisselen jullie. Ga zo lang door tot ik zeg dat je mag stoppen.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld alsof je aan het tennissen bent, stimuleer het kind om tegenspel te geven. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken. Die gaat over een sport of spel. Studeer het in zonder spullen, je mag geen geluid maken.
Opdrachten:
Spel: zakdoekje leggen.
Spel: Schoolplein: touwtje springen.
Spel: Bos: boompje verwisselen.
Sport: binnen: schaatssport (wedstrijd)
Sport buiten: voetbal
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Let op: als kinderen de sport of het spel niet kennen geef dan een andere opdracht (zie tekst op de afbeelding). De kinderen oefenen de opdracht en presenteren die aan elkaar. Ieder groepje krijgt applaus en een korte nabespreking.
Dramaland slider 8
Dramaland slider 5
Amalia, schiet nou op!
Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.
A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.
Voorbereiding: hang in iedere hoek een A4 met een cijfer (1, 2, 3 en 4).
Plattengrond A4tjes neerhangen »
Benodigdheden: een kroontje voor Amalia, een oranje Pet voor Willem Alexander, een kroon voor Willem Alexander en een muziekje voor de afsluiting van de les.
Maak met krijt of tape een eiland waarachter de rolgroepen moeten blijven. In die veilige zone staan twee krukken voor Willem Alexander en Amalia. Als het druk wordt voorkom je zo dat ze onder de voet worden gelopen door enthousiaste klasgenoten die hen komen helpen.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Vertellen: vertel dat dit verhaal gaat over de dag dat Willem Alexander koning wordt.
Uitbeelden wat jij vertelt: doe alsof je aan het zaklopen bent, koek hapt, spijker poept, een muziekinstrument bespeelt voor geld, oude spullen verkoopt.
De start.
Vertel dat het druk is in het paleis, want vandaag wordt Willem Alexander koning! Iedereen is druk in de weer voor deze bijzondere dag.
Spelvraag: Wat voor personeel heeft Willem Alexander en wat doen ze zoal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: koks (koken, snijden, bakken), paardenverzorgers (borstelen, voeren, stal uitmesten), schoonmakers (schrobben, poetsen, dweilen), tuinmannen (knippen, maaien, harken).
Kies een tweetal uit, de één speelt Willem Alexander, de ander Amalia . Geef ze de hoofddeksels (Willem Alexander de oranje pet). De rest gaat zitten op de banken.
Vertellen: vertel dat Willem Alexander zich netjes aan het aankleden is. Zodra hij klaar is roept hij Amalia. Maar waar is ze? Zit ze nou nog op haar kamer te spelen? Amalia, schiet nou op! Vertel dat ze in de auto naar Amsterdam gaan voor de kroning, maar dat ze al snel in de file staan omdat iedereen de kroning wil zien. Misschien kunnen ze omrijden? Ze gaan van de snelweg af en komen in een dorpje waar de vrijmarkt in volle gang is. Leuk! Roept Amalia, en ze springt uit de auto.
Vrijmarkt: vier teams in de hoeken.
Splits de groep in vier teams, ieder team gaat naar een hoek in het lokaal. Ze krijgen een opdracht: iets dat je op de vrijmarkt kan doen.
Team 1: Spulletjes verkopen en kopen.
Team 2: eten en drinken verkopen en eten en drinken.
Team 3: spelletjes spelen (zaklopen, springtouwen, koekhappen, spijker poepen, blik gooien).
Team 4: Muziek maken en naar muziek luisteren.
Laat ze even spelen en daarna in hun hoek op de grond zitten. Willem Alexander gaat bij team 1 staan, Amalia bij team 4.
Vertellen: vertel dat Willem Alexander bij de vrijmarkt staat (team 1), er worden spullen verkocht en gekocht. Laat Willem Alexander wat leuks kopen en vragen of ze Amalia hebben gezien.
Vertellen: vertel dat Amalia bij de muziek staat (team 4), er wordt mooie muziek gemaakt. Amalia geniet er van en doet wat geld in een hoed. Daarna gaat ze bij team 2 zitten.
Vertellen: vertel dat Willem Alexander bij de spelletjes staat (team 3), er worden leuke spelletjes gedaan. Willem Alexander doet met wat spelletjes mee en vraagt of ze Amalia hebben gezien.
Vertellen: vertel dat Amalia bij het eten en drinken staat (team 2), Amalia koopt wat eten en loopt langs de kraampjes.
Dan ziet Willem Alexander Amalia in de verte en loopt naar haar toe. Amalia, we moeten naar de kroning. Schiet zou op!
Iedereen gaat zitten op de banken.
Via het water:
Vertellen: vertel dat ze terug in de auto (krukken) stappen, in de verte zien ze water. Misschien kunnen ze met de boot naar Amsterdam?
De kinderen op de banken gaan in groepjes van 5 bij elkaar ‘in de boot’ zitten.
Vertellen: vertel dat er roeibootjes, zeilbootjes, motorboten en zelfs een stoomboten op het water waren. Iedereen wil naar Amsterdam voor de kroning! En iedereen is druk in de weer.
Spelvraag: Wat kun je allemaal doen op en boot? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: dansen, zingen, roeien, eten, zwaaien, sturen, vissen.
Vertellen: vertel dat Willem Alexander en Amalia op een boot springen en een stuk meevaren. Dan springen ze op een andere boot en varen weer een stuk mee. Zo komen ze wel op tijd voor de kroning! Maar dan springt Amalia in het water. Wat houdt zij van zwemmen zeg! Willem Alexander heeft niks door en springt naar de volgende boot. Kijkt om zich heen en schrikt: waar is Amalia? Hij springt in het water en ziet Amalia bij een andere boot vrolijk zwemmen. Hij zwemt naar haar toe: Amalia, we moeten naar de kroning. Schiet nou op!
Ze springen op de laatste boot, die brengt hun naar Amsterdam. Daar staat de gouden koets al klaar (laat ze op hun krukken zitten, de rest van de groep staat in het lokaal).
Ontknoping:
Vertellen: vertel dat het hele volk zwaait als de koets voorbij komt. Vertel ook dat Amalia en Willem Alexander uitstappen.
Laat ze naar je toe komen, zeg iets deftigs en verwissel de oranje pet van Willem Alexander voor een kroon. Iedereen klapt.
Afsluiting: iedereen zit verspreid op de grond.
Vertel dat Willem Alexander een groot feest geeft, en iedereen mag komen. Zet een muziekje op en laat ze even vrij bewegen.
Rond de les dan af.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo: Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’. Kind antwoordt: ‘De markt’. Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.
Maar zo: Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’. Kind antwoordt: ‘De markt’. Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.
Drama en pesten.
De zelfdodingen van tieners naar aanleiding van pesterijen maken het thema ‘pesten’ landelijk actueel. En we zijn niet het enige land, in Amerika hebben tieners ook een einde aan hun leven gemaakt door (digi) pesten, met een maatschappelijke discussie tot gevolg. En omdat pesten vaak op school voorkomt wordt er naar het onderwijs gekeken.
Het pestprotocol in de klas, bij ieder bezoek zie je er wel een hangen: ‘wij gaan sus en zo met elkaar om’, ‘we zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor…’ enzovoorts. Het is goed dat leraren met de kinderen zo’n protocol opstellen, en er over praten.
Consequent handelen wanneer de situatie daar om vraagt is niet alleen voor ouders lastig maar sommige leerkrachten hebben het daar ook moeilijk mee. Daarnaast hebben veel mensen naar een gepest kind toe ook vaak zoiets van ‘Ja, hij roept het ook wel over zichzelf af’ en is het makkelijker even de andere kant op te kijken dan om weer de confrontatie aan te gaan met dat ene kind. Kortom, er zitten veel meer kanten aan de pestproblematiek dan je in een blog kwijt kan, omdat wij allemaal eigenaar van dit probleem zijn. Feit is wel dat ik, wanneer pesten weer actueel is in de media, meer vragen krijg over of ik niet wat dramalessen kan schrijven over pesten.
Je kan dan immers de pester de gepeste laten spelen en nou, dan piept ie wel anders. Of de gepeste een krachtige rol geven, dan voelt ie zich een keer weerbaar.
Maar als ik aan een kind vraag iets te doen wat hij zeker weten niet kan, en anderen mogen daar naar kijken, ben ik dan niet zelf aan het pesten? En is de reden dat kinderen pesten niet ook dat ze zelf niet gepest willen worden? Straf je met zo’n goedbedoelde Pestles niet kinderen die het al lastig hadden?
Deze toepassing valt trouwens 100% onder dramatherapie, in Finland moet je 10 jaar studeren om dit soort dingen te mogen doen, maar ook in Nederland is het niet voor niets een volwaardige hbo opleiding. Therapie in de klas, doe maar niet.
Kan drama dan niets bijdragen aan het pestprobleem?
Jawel, maar er is geen quick fit voor dit probleem dus ook geen bevredigend antwoord op de vraag. In de metro van 14 december 2012 zegt Benthe Doornenbal (12 jaar en zelf slachtoffer van pesten): ‘Als je verlegen bent, zien mensen je makkelijk als slachtoffer’ (…) ‘Wie gepest wordt is vaak stil en verlegen’.
Ik denk dat daar een kern van waarheid in zit. De Nederlandse omgangscultuur is er een van je laten gelden, van continue communicatie, voor een belangrijk deel gebaseerd op buitenkant. Wanneer dat niet bij je hoort ben je al gauw anders, daar gaat het vaak mis.
Bij drama kiest een kind zelf zijn rol, verlegen kinderen kiezen bijna altijd bijrollen voor zichzelf. Dat zijn de rollen die zich in groepen bewegen, zonder ‘eigen moment’ (klant in een restaurant, mevrouw in de bus, één van de dwergen). Die keuzevrijheid zorgt ervoor dat deze kinderen zich bij drama redelijk kunnen ontspannen, want ze hoeven niks te zeggen als ze dat niet willen. Maar samen ideeën uitwisselen tijdens de repetitiefase is wel leuk, de kans dat je samen met je klasgenoten aan iets mag werken dat iedereen aantrekkelijk vindt om te doen komt namelijk niet alle dagen voorbij. De sfeer van lachen en uitproberen zorgt ervoor dat ook verlegen kinderen zich meer kunnen ontspannen en ongedwongen contact kunnen maken met klasgenoten.
Door het verplichte applaus na afloop van een presentatie en de nabespreking die gericht is op het onderzoeken van de werkvorm en niet zozeer het eindresultaat, krijgen alle kinderen bij drama een succeservaring. Door je aan de vakdidactische eisen te houden creëer jij een werkklimaat waarbinnen kinderen elkaar en zichzelf beter leren kennen. Daarnaast ervaren ze waartoe ze instaat zijn en dat dat goed is. Hierdoor groeit niet alleen het zelfvertrouwen een beetje, maar ook vaardigheden die belangrijk zijn bij sociaal verkeer krijgen de kans zich langzaam aan te ontplooien.
Ja maar dat duurt jaren.
Ja inderdaad, iedereen die denkt dat je een schoolcultuur of klassencultuur binnen een maand kan fiksen zit er naast. Wie denkt dat je een pestles kan geven en dat de kous daarmee af is (je hebt het er toch mooi even over gehad) is kortzichtig of gewoon lui.
De dramales is een bootje waar de kinderen graag in springen om met elkaar op avontuur te gaan. Tijdens het varen leren ze elkaar kennen op een unieke manier. De één blijkt echt fantasie te hebben, de ander houdt de opdracht goed in de gaten en zit aan het roer, die heeft humor en is daarmee de benzine in de motor en hij… schijnt gewoon te kunnen praten en lachen. Een prima reisgenoot.
Het is fijn om met elkaar wat te maken in de wetenschap dat je in goede handen bent, en daar kom jij om de hoek kijken. Weet wat je doet, zorg voor de juiste lessen en de juiste basiskennis. Een school met drama op het rooster heeft een serieuze kans sociaal te groeien.
Kinderen die anders zijn, zijn kwetsbaar. Maar bij drama is iedereen anders, je speelt allemaal iemand anders en bent in dat opzicht sowieso gelijk. Kinderen die normaal een grote mond hebben moeten dat bij drama waarmaken en je merkt vaker wel dan niet dat juist die kinderen bij drama niet enorm de nadruk op zichzelf willen leggen. Bij drama zet je immers een masker af, niet op. En dan blijkt dat iedereen eigenlijk best o.k. is. Ook dat ene kind waar je niet zo veel mee omgaat.
Drama zal altijd een kunstvak blijven, geen groepstherapie.
En kunst is per definitie goed voor de ziel, drama is in het bijzonder goed voor de ziel van je groep.
Werken met kerst (acteerspel sample groep 3-5)
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over een beroepsgroep die moet werken met kerst en presenteren dat aan elkaar. De kinderen verzinnen een verhaal in twee stappen, opdrachten worden mondeling gegeven (niet op een opdrachtkaart).
Opmerking: iedere groep 3 heeft een andere taalontwikkeling. Licht de opdrachten mondeling toe op het niveau van je groep.
Print de les uit.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Stel je voor dat je onder de kerstboom zit. Je pakt stiekem een cadeau uit, maar het is niet voor jou. Het is voor je vader: laat maar zien wat het is. Wat is een echt ‘papa-cadeau’?
Nadat ze het hebben uitgebeeld laat je het verkeerde cadeau weer denkbeeldig inpakken.
Hetzelfde met cadeaus voor moeder, oma, broertje, zusje, en eindelijk heb je jouw cadeau te pakken.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.
De kinderen gaan staan, en voeren de volgende opdrachten uit.
B je bent vergeten kerstcadeautjes te kopen, A je bent de Kerstman.
A je huisdier is ziek, B je bent dierendokter.
B je hebt een gat in je dak, A je bent bouwvakker.
A is op weg naar het kerstdiner maar je auto gaat kapot, B je bent automonteur.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Niet iedereen kan met z’n familie kerst vieren, sommige mensen moeten gewoon werken. Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te spelen waarin die mensen eerst hun beroep uitoefenen en dan pas kerst kunnen vieren op hun werk. Ik verdeel de rollen als ik de opdracht kom vertellen.
Maak werkgroepen en deel de mondeling opdrachten uit.
Maak een verhaal in twee stappen:
Stap 1: jullie werken / oefenen je beroep uit.
Stap 2: jullie vieren kerst op je werk.
Tips: zet bovenstaande stappen op je bord of een A3 aan de muur. Voor groep 3 kan je coachen wanneer ze niet vanzelf naar stap 2 kunnen spelen (speel naar stap 2).
Groep: Kinderen van de werkgroep verdelen in:
1: Brandweer brandweer/slachtoffer
2: Restaurant personeel personeel/klant
3: Ziekenhuis personeel personeel/patiënt
4: Personeel openbaar vervoer personeel/reiziger
5: Politie agent/burger
Sample: werken met kerst (acteerspel gr 6-8)
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over een beroepsgroep die moet werken met kerst en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: een kerstmuts die kinderen in de kernopdracht kunnen gebruiken.
Print les inclusief opdrachten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Stel je voor dat je onder de kerstboom zit. Je pakt stiekem een cadeau uit, maar het is niet voor jou. Het is voor je vader: laat maar zien wat het is. Wat is een echt ‘papa-cadeau’?
Nadat ze het hebben uitgebeeld laat je het verkeerde cadeau weer denkbeeldig inpakken.
Hetzelfde met cadeaus voor moeder, oma, broertje, zusje, en eindelijk heb je jouw cadeau te pakken.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen, en benoem wat je uitgebeeld ziet.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten. De ene speler heeft straks een probleem, de ander lost het op. De probleemoplosser bepaalt zelf zijn rol, het mag ook fantasievol zijn (kerstelfje bijvoorbeeld).
De kinderen gaan staan, en voeren de volgende opdrachten uit.
A , je bent de Kerstman en je zit met de arrenslee vast in de sneeuw. B lost het probleem voor je op.
B , je bent te laat bij de winkel om kersteten te kopen (nu blijft de tafel leeg met kerst). Daar sta je dan voor de dichte winkeldeur. A lost het probleem voor je op.
A , je bent een eenzame bejaarde met kerst. B lost het probleem voor je op.
B , je bent verdwaald in de sneeuw en je zou bij vrienden kerst gaan vieren. A lost het probleem voor je op.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Niet iedereen kan met z’n familie kerst vieren, sommige mensen moeten gewoon werken. Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te spelen waarin die mensen aan het werk zijn. Dan ontstaat er paniek of stress dat een wonder wordt weggenomen. Jullie sluiten af met kerst vieren op de werkplek.
Bespreek de aandachtspunten van de opdrachtkaart, maak werkgroepen en deel de opdrachten uit.



