Griezelen

Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel van een griezelverhaal en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.  
Als je het leuk vindt om vooraf een you tube filmpje over hoorspel te laten zien kijk dan op de hoorspelpagina van deze methode.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Er zijn meer lessen met een griezelthema voor groep 7: kijk ook naar ‘Griezelschattig’ (acteerspel) en ‘Griezelfoto’s met een verhaal’ (tableaus).

Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de linkenpagina is een link opgenomen waarmee je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe dat dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.

Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).

Warming up klassikaal.
Dolby surround. De groep zit in een kring op stoelen. Terwijl de groep met de handen voor de ogen zit, gaat een kwart van hen verspreid door het lokaal geluiden maken met een bepaald thema. Die geluiden bereiden ze niet voor, het is een oefening en geen uitgewerkte presentatie. Op jouw teken stoppen ze daar mee, het publiek geeft applaus en mag daarna raden om welk thema het gaat.
Je kunt de uitvoerende groep kinderen kort de gang instrueren, staat de situatie dat niet toe dan staan de opdrachten bij de downloads boven in uw beeld. Geef het ze dan klassikaal, ze mogen er één minuut naar kijken (deze opdracht dient spontaan te blijven).

Opdrachten:
Jullie zijn in een voetbalstadion. Jullie zijn bij een circusvoorstelling. Jullie zijn in een kermis. Jullie lopen door een  dierentuin.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie:
A sluit de ogen, B maakt een griezelig geluid. Pas als B klaar is met het geluid opent A de ogen en raadt het geluid.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken van een griezelverhaal. Op het werkblad dat je krijgt staat de opzet van een verhaal, je bepaalt het verdere verloop ervan in overleg met je groep. Ga het niet uitbeelden, het publiek ziet jullie niet, je kunt veelal op de grond blijven zitten.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Deel de opdrachtkaarten uit.

Zie ginds: Sinterklaas!

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een Sinterklaasliedje en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’, paardenoren, 6 Pietenpetten en een mijter.
Van deze les is ook een versie beschikbaar met verteller, klik hier om deze te bekijken. Je kunt de aflevering van Drama TV van die les ook voor deze les gebruiken.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Er is nog een Sinterklaasles (acteerspel) voor groep 7: klik hier om die te bekijken

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als Sinterklaas.

Warming up klassikaal 1
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten:

  • Zwarte Piet loopt over de daken met een zak cadeautjes, de wind waait hard maar hij krijgt het toch voor elkaar om pakjes door de schoorsteen te gooien.
  • Paardenpiet borstelt Amerigo en verwisselt een hoefijzer.
  • Kunstjespiet jongleert met chocoladeletters en krijgt ze per ongeluk op zijn hoofd.
  • De wegwijs Piet loopt verdwaald door de straten: hij is in paniek.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up klassikaal 2: Aanvultableau
Instructie: Ik noem een titel van een levend schilderij dat we met z’n allen gaan maken. Als je als eerste ‘standbeeld’ in het schilderij wil gaan staan steek je je vinger op en mag je naar voren. Als je het aan kan vullen steek je ook je vinger, en mag je bij standbeeld 1 gaan staan. We gaan zo door totdat we één voor één een mooi gezamenlijk schilderij hebben gemaakt.

Titels:

  • De intocht van Sinterklaas.
  • Het Pietenhuis.
  • In Spanje.
  • Op de daken.
  • De Sint op bezoek in de klas.

Probeer een paar titels uit, waak ervoor dat niet steeds dezelfde kinderen naar voren komen. Gemiddeld staan er zo’n tien kinderen in een ‘schilderij’.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om een Sinterklaasliedje in tableau (als standbeeld dus) weer te geven.

Ga als voorbeeld als een paard op vier benen staan (‘Zachtjes gaan de paardenvoetjes’).

Opdrachten: Zie ginds komt de stoomboot, Zwarte Piet ging uit fietsen, Sinterklaasje kom maar binnen, Zachtjes gaan de paardenvoetjes, Hoor wie klopt daar, kinderen? Zwarte Piet ging uit fietsen. Reserve: Zwarte Pieten Gymles.

! de liedteksten staan op de opdrachtkaart.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers klaar gaan staan. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken. Het uitvoerende groepje mag gebruik maken van de hoofddeksels (Pietenpetten en mijter).

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Welk liedje werd hier uitgebeeld?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk beeld uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Vakantie in het water

Werkvorm(en): tableaus. 
Activiteit: de kinderen maken met tableaus een verhaal van een rampzalige vakantie en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: het is leuk om bij deze les zomerse hoofddeksels te gebruiken, maar niet noodzakelijk.
Er is ook een versie van deze les met verteller, klik hier om te deze te bekijken.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die voetbalt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje. Je krijgt hele normale dingen te spelen die je op vakantie zou kunnen doen.  Alleen zorg je ervoor dat het helemaal verkeerd loopt, je maakt van iets heel simpels een kleine ramp. Als ik zeg ‘eet een boterham’, zorg jij ervoor dat je dat eerst  heel normaal doet, maar je dan bijvoorbeeld vreselijk verslikt.

Spelopdrachten: slapen, tent opzetten, zwemmen, wandelen, onder een boom zitten.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A maakt twee vakantiefoto’s van B. A bepaalt de eerste, B de tweede. De eerste is een gewone, B een foto waarbij het fout gaat.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Jij zegt tegen een kind dat je een vakantiefoto wil maken in het zwembad. Met een denkbeeldig fototoestel maak je foto één, het kind neemt een pose aan alsof het zwemt. In foto twee verzint het kind wat er mis zou kunnen gaan en gaat in een pose staan waarin dat idee naar voren komt.
De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om drie tableaus, z.g. vakantiefoto’s van een gezin te maken. Hun vakantie gaat echter helemaal verkeerd. Verzin zelf waar de reis naar toe gaat.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Optioneel: je kunt ervoor kiezen om, wanneer de tableaus zijn gemaakt en gepresenteerd, het verhaal te laten spelen. De kinderen studeren dan het spel in dat zich tussen de vakantiefoto’s afspeelt.

Bijlage 1:

Een vervelende vakantie.

Een tableau is een ‘uitgebeelde foto’.
Verdeel jezelf in zo gelijk mogelijk in ‘vakantiegangers’ (een gezin) en bijvoorbeeld mensen die te hulp schieten. Bepaal zelf wat de vakantieplek is waar het zich afspeelt, en wat jullie daar doen.

Tableau 1: alles gaat goed.
Tableau 2:  het gaat helemaal fout.
Tableau 3:  hoe loopt het af?

Extra tableau (als je er aan toe komt):  de terugreis.

Let op:  sta helemaal stil en zorg er voor dat er geen geweld in voor komt.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat ging er verkeerd?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Film

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van een filmgenre en presenteren die aan elkaar. 
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel mee te ‘bevriezen’.  
Deze les bestaat ook als tableaules met vertellen, klik hier om die in te zien.
Print lesopzet en opdrachtkaarten

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die aan zwaard vechten doet.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je loopt en kijkt als een piraat ie een schat zoekt, begin te graven, je haalt er een kist uit, bepaal zelf wat er in de kist zit.

Bevries ze steeds door op je fluitje te blazen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: Er zijn talloze speelfilmfiguren, van helden tot slechterikken. Jullie gaan straks om beurten in een standbeeld als een soort speelfilmfiguur, de ander raadt om wat voor soort filmfiguur het gaat.

Doe dit een keer voor, ga bijvoorbeeld als een superheld staan en vraag aan de klas wat ze denken dat het is. Ze wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling

Instructie: Voor en achterop DVD-hoesjes staan vaak foto’s waaraan je kan zien wat er in de film gebeurt. Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om twee* tableaus te maken van een soort film, een z.g. ‘filmgenre’.

Opdrachten: Piratenfilm, monsterfilm, ridderfilm, politiefilm, superheldfilm, Western.

Bespreek kort de aandachtspunten van de pictogramkaart of herhaal ze van de Drama-tv uitzending. Maak niet meer dan 5 (!) werkgroepen en deel de afbeeldingen uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

* Als ze geoefend zijn in het maken van tableaus laat dan drie tableaus voorbereiden.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Om welke filmgenre gaat het hier?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Huh?

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie sprookjes die ze mogen veranderen waardoor een nieuwe versie ontstaat. Ze presenteren dat aan elkaar. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je tv aan het kijken bent terwijl je je tanden poetst. Deze les gaat over allerlei zaken die doorgaans niet bij elkaar passen.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder geluid te maken en zonder contact te maken met een klasgenoot. Ik zap jullie naar verschillende locaties en verschillende emoties.

Spelopdrachten:
Jullie zijn gelukkig op het strand .
Jullie zijn droevig op het strand .
Jullie zijn droevig op de kermis.
Jullie zijn blij op de kermis.
Jullie zijn blij op het topje van een berg.
Jullie zijn bang op het topje van een berg.
Jullie zijn  bang in het spookhuis.
Jullie zijn stoer in het spookhuis.
Jullie zijn stoer op de Noordpool.
Jullie zijn melig op de Noordpool.
Jullie zijn melig in de disco.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Ik stuur jullie in tweetallen naar de meest vreemde plaatsen waar jullie vandaan moeten zien te komen. Jullie mogen er uiteraard niet bij praten of schreeuwen, behalve dan in pantomimetaal. Ga maar staan.

Opdrachten:  jullie zijn…
Bovenop een rijdende trein. Onder het ijs. In een kapotte boot. In een piramide vol slangen en spinnen(webben). In een lift die is blijven steken.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken. Hierin staat een sprookje centraal, maar… je verzint twee dingen die totaal niet in het origineel passen. Dat kunnen voorwerpen zijn, maar bijvoorbeeld ook mensen of verhaalwendingen.

Bijvoorbeeld:

Voorwerpen: Roodkapje is verdwaald, ze pakt haar Tom-Tom om bij haar oma te kunnen komen.
Mensen: Een dokter komt kijken hoe het met Sneeuwwitje is.
Verhaalwendingen: Het kleinste geitje eet de wolf op.

Opdrachten: Hans & Grietje, Roodkapje, Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, de Wolf en de Zeven Geitjes, de Wolf en de Drie Biggetjes.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Sprookje, maar dan anders: Doornroosje.
Jullie veranderen twee dingen aan het origineel. Dat kunnen voorwerpen zijn, maar bijvoorbeeld ook mensen of verhaalwendingen. Bijvoorbeeld:

Voorwerpen: Roodkapje is verdwaald, ze pakt haar Tom-Tom om bij haar oma te kunnen komen.
Mensen: Een dokter komt kijken hoe het met Sneeuwwitje is.
Verhaalwendingen: Het kleinste geitje eet de wolf op.

Deze voorbeelden mag je natuurlijk niet meer gebruiken.

  • Pantomime: niet spreken, geen echte voorwerpen gebruiken.
  • Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie zit dat erger is dan het originele sprookje
  • Welke voorwerpen moet je mimen?

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welk sprookje is dit?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Bijzonder op reis

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen maken een presentatie van een bijzondere reiswijze en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: stoeltjes (optioneel).
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan mimen. Illustreer de  werkvorm door bijvoorbeeld denkbeeldig een glas met water te vullen en leeg te drinken. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
Pomp een bootje op, stap in en ga peddelen.
Zet een helm op, laat je in een raket omhoog schieten. Zet een vlag op de maan.
Je snijdt de touwen los en gaat de lucht in, in een luchtballon.
Je stapt in een onderzeeër, hoe ziet dat eruit?

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één mimet dat hij op reis is en pech krijgt, de ander kijkt wat het is en schiet te hulp. Je spreekt niet van te voren wat je gaat doen. Bedenkt verschillende manieren om je te verplaatsen: per fiets, per paard, per schaats….

Je wisselt steeds van reiziger en helper.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga bijvoorbeeld op een denkbeeldige fiets zitten en speel dat je een lekke band krijgt. Het kind zou je kunnen helpen door de band op te pompen. De kinderen verzinnen verder zelf de wijze waarop ze reizen en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om op een bijzondere manier op reis te gaan. In pantomime, dus zonder geluid te maken en zonder spullen. Je mag eventueel wel gebruik maken van stoelen.

Opdrachten: in de zak van Sinterklaas, vliegende schotel, op een ijsschots, in de buik van een walvis, met een katapult (zoals ze in de Middeleeuwen bij oorlogen gebruikten), in de arrenslee van de Kerstman.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.

Bijlage 1:

Bijzonder vreemde vervoermiddelen.

Jullie maken een pantomimepresentatie waarin jullie op reis gaan met een bijzonder vreemd vervoermiddel.

  • Wat heb je aan?
  • Wat heb je mee?
  • Hoe is het op die plek (koud, warm, hoe ruikt het daar?).

Maak grote bewegingen en maak met je gezicht duidelijk wat je beleeft. Zorg dat er geen geweld in voor komt.

Jullie bijzonder vreemd vervoermiddel: op het dak van een rijdende trein (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt dit klassikaal bespreken).

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Om welk vreemde vervoermiddel gaat het hier?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.