Zelf je tableau les maken gr 6-8

Hier het formulier waarmee je zelf een tableau les kan maken voor groep 6-8. Dat betekent dat ze minimaal 3 tableaus maken in de kern van de les. Vind je dat teveel, gebruik dan het formulier voor groep 3-5 onderaan het klassenmenu van die groepen.

Verzin voorafgaand:
-Een thema voor je les.
-Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen tableaus mee gaan voorbereiden.
Tip: kijk in een bestaande tableau les van Dramaland als voorbeeld, dan heb je een idee hoe het werkt.

Druk je op de submit-knop (boven het woord ‘Instructie’) dan krijg je je tableau les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je hem geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
    :

    Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat als standbeeld in tableau staan. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

    Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over in drie tableaus (z.g. 'standbeelden')…’ en wat jij dan belangrijk vindt. Vertel dat in tableau 1 er nog niets aan de hand is, dat er in tableau 2 paniek ontstaat en dat in tableau 3 de afloop duidelijk moet worden.

    Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
    Bijvoorbeeld: gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
    Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.


    Instructie ‘werken met een stappenplan’.
    Om kinderen te ondersteunen bij het opbouwen van een verhaal met tableaus maak je een stappenplan waarin je per tableau aangeeft wat er gebeurt, maar niet hoe.
    Je schrijft in het tekstvlak: ‘tableau’ en het volgnummer, en dan wat er in dat tableau gebeurt.

    Twee voorbeelden ter inspiratie. je kan er een copy-pasten als het bij je les past.

    Voorbeeld 1: Drie tableaus.
    Tableau 1: niets aan de hand.
    Tableau 2: het gaat helemaal fout.
    Tableau 3: hoe loopt het af?

    Voorbeeld 2: Vier tableaus.
    Tableau 1: niets aan de hand.
    Tableau 2: het gaat helemaal fout.
    Tableau 3: het probleem wordt opgelost.
    Tableau 4: maak een eindbeeld.

    Het werken met zo’n stappenplan voorkomt ‘vlakke’ presentaties waarin niets verhalends gebeurt. Heb je een onervaren groep, benoem de tableaus dan concreet binnen het thema van de les en geef iets meer structuur.

    Bijvoorbeeld:
    Tableau 1: niets aan de hand op de camping.
    Tableau 2: het gaat helemaal fout (het weer, rare gasten, water of electriciteit…).
    Tableau 3: hoe loopt het af? (eindig positief).
    Let op: de ‘verzenden’-knop staat boven het woord ‘instructie’, druk niet op ‘prev’ links onder anders ben je alles kwijt.

    Pantomimeles zelf maken

    Hier het formulier waarmee je zelf een pantomimeles kan maken.
    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf varianten van dat thema voor de werkgroep opdrachten waar de kinderen presentaties mee gaan voorbereiden.

    Voorbeeld van een ingevuld formulier »

    voorbeeld-pantomime-les-maken-1

    Tip: kijk ook in een bestaande pantomimeles van Dramaland als voorbeeld.

    Druk je op de onderste knop dan krijg je je pantomimeles direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Pantomimeles groep 3-5

      Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
      Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

      Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
      :

      Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

      Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

      Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
      Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
      Op de opdrachtkaart staat alleen het onderwerp, met name voor groep 3 en 4 is dat prima. Er staat ook bij 'laat iets gebeuren' om er wat verhaal in te krijgen.


      Pantomimeles groep 6-8

        Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
        Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

        Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
        :

        Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

        Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

        Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
        Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
        Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: oplossing, 4: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.

        Griezeldobbel

        Werkvorm(en): combinatiespel
        Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een griezelverhaal en presenteren dat aan elkaar.
        Benodigdheden: 3 dobbelstenen en een pen.
        Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
        Print les + opdrachten

        Er zijn nog meer griezellesen voor groep 6: ‘Griezels, maar dan echt’ en ‘Griezelspeurtocht’.

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je een glas melk drinkt en zwaard vecht tegelijkertijd.

        Warming up klassikaal.
        De groep staat verspreid in het lokaal.
        Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je moet geluid maken.

        Spelopdrachten:
        Je loopt op de kermis door een spookhuis, je telefoneert.
        Je loopt door een donkere kelder, je bent aan het touwtjespringen.
        Je loopt door een vervallen huis, je hebt een blinddoek om.
        Je vangt een spin en zingt een liedje.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up tweetallen.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
        Instructie: Jullie gaan rare duo’s spelen die een opdracht moeten uitvoeren.

        A is een vampier, B een zombie: jullie gaan samen touwtje springen
        A is een gestoorde wetenschapper, B een monster: jullie gaan schaatsen
        A is een spook, B een held: jullie gaan koekjes bakken
        A is een heks, B een monster: jullie gaan een stukje vliegen.

        De kinderen gaan staan en spelen tot je aangeeft wat de volgende opdracht is.

        Kern.
        De groep zit in hoefijzeropstelling
        Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te verzinnen dat je zelf uit losse onderdelen bij elkaar dobbelt.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Laat om beurten van iedere werkgroep één kind naar je toe komen om de drie dobbelstenen te gooien en omcirkel de spelelementen op de opdrachtkaart. Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

        Nabespreken van een presentatie bij drama »

        Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
        1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welke spelelementen herken je?
        2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
        3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

        Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

        Wil je iets kwijt over deze les?
        Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

        Vanwaar dit feest?

        Werkvorm(en): objectenspel.
        Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal over de aanleiding van een feest  en presenteren dat aan elkaar.
        Benodigdheden: opdrachtkaarten, pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een stok (zie ‘opmerking’).
        Opmerking: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.
        Print lesopzet en opdrachtkaarten

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer dit door bijvoorbeeld een pittenzak te pakken en die te veranderen in een ballon. Vertel ook dat er vandaag bij objectenspel niet gesproken wordt en koppel eventueel terug naar de pictogrammen die je voor deze les hebt uitgekozen.

        Warming up klassikaal.
        Deel pittenzakken uit. De groep verspreidt zich door het lokaal.
        Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds van betekenis.

        Spelopdrachten: een cadeautje (pak het uit), een stuk taart, een feesthoed, een mp3 speler (ga dansen), een haarborstel (borstel je haren netjes).

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up tweetallen.
        De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond.
        Instructie: Je kan wel 100 dingen doen op een feest, van zwemmen tot koekhappen, naar de kinderboerderij of naar het pretpark. Je beeldt straks een activiteit uit die je op een feestje kan doen en verandert daarbij de pittenzak. Je medespeler raadt wat je doet en waar je de pittenzak in hebt veranderd.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind naar voren en speel alsof je in de bioscoop bent, je pittenzak is een bak popcorn. Het kind mag de plek (bioscoop) en pittenzak (popcorn) raden, daarna wisselen jullie en mag jij raden. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        De groep zit in hoefijzeropstelling, laat ze de pittenzakken inleveren. De 5 voorwerpen liggen in het zicht.

        Instructie: Je kan een feest geven omdat je goudvis jarig is, of omdat je sportclub kampioen is geworden, je opa 100 of de stad waarin je woon 800 jaar oud is. Verzin straks in je werkgroep een bijzondere aanleiding voor een feest, beeld dat uit en verander de 5 voorwerpen daarvoor van betekenis. De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set van is, tijdens het uitvoeren van jullie verhaal gebruik je ze natuurlijk wel.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Na de presentaties krijgen de werkgroepen applaus en wordt er kort nabesproken.

        Advies gebruik pictogrammen Objectenspel »

        Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina. We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.

        Welke pictogrammen passen bij deze les?
        Objectenspel: Gebruik ieder object als iets anders.
        Denk aan je mimiek
        Ga niet voor elkaar staan
        Niet met je rug naar het publiek toe staan.
        Speel met gebaren.
        Speel vanuit lichaamshouding.
        Speel in het midden van het spelvlak.

        Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.

        Nabespreken van een presentatie bij drama »

        Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:

        1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat is de aanleiding voor dit feest?
        2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
        3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).

        Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.

        Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

        Wil je iets kwijt over deze les? Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

        Een onverwachte voetbalwedstrijd

        Werkvorm(en): improvisatiespel.
        Activiteit: De kinderen oefenen deze werkvorm in de warming up fase en improviseren in teams voor de klas.
        Opmerking: improvisatiespel kent een aantal vuistregels waarvan de belangrijkste in de uitzending van Drama-tv aan de orde komen. Omdat niet iedere leerkracht deze regels kent is er een bijlage opgenomen die u ondersteunt bij het begeleiden van improvisatiespel.
        Print les

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Vertel dat jullie in deze les gaan improviseren. Benadruk dat je bij improvisatiespel zoveel mogelijk moet meespelen met de ander. Behandel een paar regels van improviseren uit de pictogramkaart of de eerder genoemde bijlage. Doe niet teveel regels in één keer maar verspreid het een beetje over de gehele les.

        Warming up klassikaal.
        De groep zit in een kring.
        Instructie: Ik geef straks een spelopdracht, als je die wil uitvoeren steek je je vinger op. Je loopt dan naar een ander en belt aan, die speler staat op en doet open. Dan start de improvisatie.

        Spelopdrachten: je bal is op het dak beland en je vraagt of je hem mag pakken, bij het voetballen heb je je bezeerd en je vraagt of je naar huis mag bellen,  je haalt de ander thuis op om te gaan voetballen,  je bal is zacht en je wil hem oppompen.

        Geef kinderen steeds even de tijd om te improviseren en sidecoach (zie bijlage voor de leerkracht)  desnoods. Doe dit vooral op handelingsgerichtheid (niet te passief improviseren). Bespreek het kort na op de basisregels en doe er niet meer dan drie zodat andere kinderen niet te lang hoeven te kijken en snel aan het werk kunnen.

        Warming up tweetallen.
        De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

        Instructie:  A gaat staan en belt aan bij B, deze staat op en doet de deur open. A opent het spel, verzin wat je zou kunnen doen met of over voetbal: voetbal spelen, voetbal kijken op tv, aanmoedigen in een stadion, enzovoorts. Zorg dat je met elkaar meespeelt en actieve voorstellen doet aan A.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bel met een denkbeeldige fles frisdrank aan bij het kind, ga samen voetbal kijken op tv  en laat wat gebeuren (de stroom valt uit, of de fles frisdrank spuit leeg bijvoorbeeld). Rond de improvisatie dan af. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        Maak 5 werkgroepen. De groep zit in hoefijzeropstelling in werkgroepen bijeen.

        Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een improvisatieopdracht: tijdens een voetbalwedstrijd gebeurt er iets buitengewoon vreemds, iets dat in de realiteit niet kan. Verzin voor een ander team wat dat zou kunnen zijn, ik wijs aan welke speler dat in de voetbalwedstrijd van een ander team gaat inbrengen.

        De teams verzinnen een fantasierijk voorval voor de voetbalwedstrijd van een ander team. Het eerste team gaat improviseren dat ze voetballen. Jij wijst een speler van een ander team aan dat hun verzonnen fantasierijke voorval in de improvisatie inbrengt. Het voetballende team improviseert.

        Werkgroep 1 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 5.
        Werkgroep 2 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 1.
        Werkgroep 3 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 2.
        Werkgroep 4 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 3.
        Werkgroep 5 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 4.

        Bespreek vooraf kort de aandachtspunten van improvisatiespel. Deze kun je herhalen van de Drama-tv uitzending of  van de daarvoor bestemde pictogramkaart (zie lerarenscherm).

        Iets vergeten? (WK voetbal)

        Groep: 5-6 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
        Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een klunzig voetbalteam en presenteren dat aan elkaar.
        Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
        Print lesopzet + opdrachtkaarten

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren.
        Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen.
        Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.
        Spelopdracht: Je bent een voetbalsupporter, je denkt dat je team een doelpunt gaat maken. Je gaat al staan, begint je juichen maar dan gaat de bal er toch naast. Je krijgt een huilbui, na tien tellen huilen gaat de bal er onverwacht toch in.

        Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs: je speelt een voetballer.
        • Iemand van het andere team schopt tegen je knie, je hebt pijn.
        • Je zingt het Nederlandse volkslied maar kent de tekst eigenlijk niet.
        • Je staat in de regen te voetballen en je hebt heel koud, je speelt bibberend.
        • Je staat met 40 graden in de hitte te voetballen, je kan niet meer.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up 2 tweetallen: situaties.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs:
        • Je bent de bal aan het hoog houden en schiet hem na tien keer per ongeluk in het gezicht van een teamgenoot.
        • Je zit in de teambus, die krijgt pech. Je sleutelt en schroeft en krijgt de bus weer aan de praat.
        • In Brazilië krijg je een bord Braziliaans eten, maar na vier happen is echt veel te scherp.
        • Je juicht want je team heeft gescoord, na tien tellen juichen wordt het doelpunt toch afgekeurd en moet je huilen.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Kern. De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Instructie: Stel je voor je werkt in de voetbalwereld  voor  het wereldkampioenschap. Daar wordt je best zenuwachtig en als je zenuwachtig bent… dan vergeet je  iets. Jullie gaan een voetbalverhaal verzinnen waarin je iets belangrijks bent vergeten. Waarschijnlijk niet realistisch maar des te leuker om uit te voeren. We gebruiken geen echte bal, die moeten we erbij denken.

        Opdrachten: de bal, het doel, de keeper, de regels, het adres van het stadion.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen:

        Optie 1: Maak 4 grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel (jij bepaalt door aan te wijzen stem-spel-stem-spel enzovoorts).
        Optie  2: Maak 5 kleinere groepen. Tijdens de presentatie:

        Groep 1 doet de stemmen van groep 5.
        Groep 2 doet de stemmen van groep 1.
        Groep 3 doet de stemmen van groep 2.
        Groep 4 doet de stemmen van groep 3.
        Groep 5 doet de stemmen van groep 4.

        Van tevoren vertelt de spelende groep in één zin de clou van hun presentatie aan de nasynchroniserende groep. De nasynchroniserende groep bepaalt wie welke speler nasynchroniseert.

        Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar aan één van de zijkanten van het publiek. Dus niet in het zicht op het spelvlak.

        Wonder Wintersportpret

        Werkvorm(en): jabbertalk.
        Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts).  Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
        Print lesopzet en opdrachtkaarten.

        Deze les bestaat als les rond de Olympische winterspelen, kijk hier om die te bekijken.

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je in de auto zit mee te zingen met de radio, de auto komt vast te zitten, je stapt uit [het is koud], je duwt en je kan weer verder. Praat steeds in jabbertaal tegen jezelf.

        Warming up tweetallen.
        De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
        Instructie: De één nodigt de ander steeds uit om aan een bepaalde wintersport te doen, als ik op m’n fluitje blaas krijgen jullie materiaalpech. Hoe lossen jullie dat op? Vergeet niet om in jabbertalk met elkaar te praten.

        B nodigt A uit om te schansspringen.
        A nodigt B uit om te bobsleeën.
        B nodigt A uit om te langlaufen.
        A nodigt B uit voor curling.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe samen aan ijshockey, en dan breekt je ijshockeystick.  De kinderen gaan daarna staan, geef ze de situaties en blaas op je fluitje wanneer ze bij het uitbeelden van de sport even op gang zijn.

        Warming up tweetallen.
        De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
        Instructie: In Nederland wordt het soms hartstikke koud, heel soms wel kouder van – 20. Jullie gaan samen op pad, maar het duurt niet lang of het eerste koudeprobleem dient zich aan. Verzin wat je met -20 of kouder allemaal niet meer kan doen.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe al jabberend winterjas e.d. aan, doe samen de deur open en speel meteen dat de sneeuw te hoog ligt. Schuif de sneeuw aan de kant. Blijf in jabbertaal met het kind praten. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een wonderlijk voorval uit te spelen tijdens een wintersportwedstrijd. Eén van jullie geeft daarbij enthousiast commentaar in jabbertalk.

        Opdrachten: IJshockey, skiën, noordse combinatie, bobsleeën, biatlon en als reserve shorttrack.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

        Nabespreken van een presentatie bij drama »

        Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
        1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wat gebeurde er voor wonderlijks?
        2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
        3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

        Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.