Griezelschoolreisje

Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag. Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw).  Maak gebruik van drama-tv.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je ’s ochtends je tanden staat te poetsen, ineens zie je een muis. Je bent in paniek maar als jij naar je toe loopt vind je de muis heel lief.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

Instructie: Kun je in jabbertalk een echt gesprek voeren? Jullie krijgen een gespreksonderwerp en gaan dat proberen. De ene krijgt steeds een onderwerp, de ander praat mee en stelt vragen.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vertel bijvoorbeeld over een enge film die je hebt gezien en stimuleer het kind om mee te praten.

A vertelt B over een dier of beestje waar hij bang voor is.
B vertelt A over iets engs dat hij heeft meegemaakt.
A vertelt B over een eng verhaal dat hij in de krant heeft gelezen.
B vertelt A over een griezelige plek bij hem thuis.

De kinderen spelen zo lang door totdat je de volgende spelopdracht geeft.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie:  Van een gesprek naar een scene. Jullie krijgen een situatie en met griezelmoment, zorg dat je in jabbertaal met elkaar blijft praten.

A is verdwaald en bang, B helpt.
B is bang voor A: een enge zwerver bij de supermarkt. De enge zwerver blijkt op zich best vriendelijk.
A en B zitten te picknicken, als ik in mijn handen klap komen jullie er langzaam achter dat je in een nest spinnen bent gaan zitten.

De kinderen gaan staan en wachten op hun spelsituaties. Tijdens de instructie kun je hen tussendoor op de grond laten zitten zodat ze rustig kunnen luisteren.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om op schoolreisje te gaan. Maar het wordt bijzonder griezelig. Kijk goed naar het stappenplan op de opdrachtkaart.

Bespreek kort de aandachtspunten, zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1:

Griezelschoolreisje.
Jabbertalk: praat lekker hard en speel met duidelijke gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

• Bepaal waar jullie op schoolreisje zijn.
• Verdeel rollen zoals bijvoorbeeld kinderen en volwassenen.

Stappenplan.
1: Niks aan de hand. We zien hoe jullie plezier hebben.
2: Jullie horen een geluid en gaan op onderzoek uit.
3: Jullie komen in een griezelige situatie: wat gebeurt er?
4: De afloop.

LET OP:
Iedereen in het verhaal moet levend de eindstreep halen.
Je mag niet langer dan 5 seconden achter elkaar aan rennen.

De k(r)oningsdag

Werkvorm(en): vertelpantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een vertelpantomime over de kroningsdag  en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: een kroon (eventueel van karton) voor het kind dat Willem Alexander speelt, 5 pennen (voor iedere werkgroep één).
Print lesopzet + werkbladen
Drama TV

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat deze les over de inhuldiging van Willem Alexander gaat die in 2013 plaatsvond: een feestdag waarbij heel Nederland betrokken was en waarvan de beelden over de hele wereld zijn gegaan. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je een duikbril opzet en onderwater duikt. Vraag daarna naar de betekenis van je spel en vertel dat Willem Alexander graag duikt. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal: hobby’s en sporten van Willem Alexander.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je zadelt je paard op en rijdt een stuk, je bindt je schaatsen onder en schaatst een stuk, je bestuurt een vliegtuig, je komt na een marathon als eerste over de finishlijn, je tennist.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen: vertelpantomime.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: In een vertelpantomime speelt de speler dat wat de ander vertelt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Geef het kind de kroon, hij is Willem Alexander. Vertel het volgende:
Willem Alexander zit ’s avonds laat de krant te lezen, vertel dat hij een verdacht geluid hoort en op onderzoek uitgaat, vertel dat hij een schaduw ziet wegglippen naar de keuken, dat Willem Alexander met een karatesprong de keuken binnenkomt en moet lachen: Amalia kon niet slapen en zit met haar hand in de koekjestrommel.

De tweetallen gaan staan.
A vertelt, B is Willem Alexander: het avontuur tijdens het paardrijden.
B vertelt, A is Willem Alexander: het avontuur tijdens het schaatsen.
A vertelt, B is Willem Alexander: het avontuur tijdens de safari.
B vertelt, A is Willem Alexander: het avontuur tijdens het zeilen.

Extra feestelijk: als je voor ieder tweetal één kroon hebt (knippen/nieten).

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een vertelpantomime te maken over de kroningsdag in 2013: ieder groepje heeft een deel van de dag. Jullie krijgen kort de tijd om het werkblad in te vullen, doe dat in steekwoorden (je hoeft de zinnen niet uit te schrijven). Ga daarna snel oefenen. Eén van jullie vertelt het verhaal, de anderen beelden het tegelijkertijd uit.

Bespreek kort de aandachtspunten op de werkbladen, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en deel de werkbladen uit. Laat de vertelpantomimes op volgorde uitvoeren. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

Help! (kerst)

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een kerstverhaal rond helpen en geld geven  en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: in deze les helpen groepjes elkaar, de les duurt 45-60 minuten.
Print les inclusief opdrachtkaarten.

Drama TV: de aflevering staat in het klassenmenu.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:
• Je staat bij de bushalte en het regent, je merkt dat je je buskaart kwijt bent en gaat naar huis lopen.
• Je staat bij je voordeur en je sleutel breekt af. Je moet uren in de regen wachten tot er iemand thuis komt.
• De buurvrouw wuift je binnen, je warmt jezelf op met een grote kop warm drinken.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

A staat in de sneeuw met een lekke fietsband,  B ziet dat en helpt.
B  je bent je hondje kwijt, A ziet dat en helpt.
A je bent verdwaald, B ziet dat en helpt.
B je hebt echt honger,   A ziet dat en helpt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel dat je een bejaarde bent die de weg niet over durft te steken. Het kind moet je naar de overkant helpen.  Nadat het kind applaus krijgt gaan de tweetallen staan en krijgen ze hun eerste spelopdracht.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een zielige situatie met kerst te spelen. Tijdens de uitvoering verzint een ander groepje de oplossing, zij komen in jullie verhaal om te helpen. In deze les speel je een keer een zielige situatie en moet je de situatie van een ander groepje oplossen.

Opdrachten:
Groep 1: weeshuis, geen geld om kerstcadeautjes te kopen.
Groep 2: dierenasiel, geen geld om dierenvoer te kopen.
Groep 3: zieke kinderen, geen geld om medicijnen te kopen.
Groep 4: voedselbank, niet genoeg om gezinnen te eten te geven. 
Groep 5:  zwervers, geen geld voor de opvang

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Uitvoering:
Stap 1: Voorafgaand aan een uitvoering wordt het helpende groepje er op attent gemaakt dat ze straks het probleem van het spelende groepje moeten oplossen.
Stap 2: Het uitvoerende groepje speelt het probleem, ze krijgen applaus.
Stap 3: Het helpende groepje krijgt 1 minuut om te verzinnen welke rollen ze gaan spelen en hoe ze aan het geld komen om het probleem van het andere groepje op te lossen.
Stap4: Het helpende groepje komt bij het uitvoerende groepje staan en ze spelen samen al improviserend de oplossing.

Groep 1 helpt groep 2.
Groep 2 helpt groep 3.
Groep 3 helpt groep 4.
Groep 4 helpt groep 5.
Groep  5 helpt groep 1.