Category Archives Groep 3
Video Pop zonder Kop groep 3
Video Pittenzakplezier groep 3
Video Muziekmensen groep 3
Dingen van vroeger.
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen maken een presentatie over iets uit de geschiedenis en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: de presentatie maken ze n.a.v. een afbeelding.
Print de lesopzet en opdrachtkaartjes.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: Hoe maakten mensen vroeger vuur toen er nog geen lucifers bestonden, hoe jagen volkeren die in de jungle wonen, hoe open je een kokosnoot, hoe melk je een koe, hoe roei je in een roeiboot, hoe maak je met naald en draad een jas, hoe spin je op een spinnewiel.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen. Als er onduidelijkheden zijn bespreek je het klassikaal, laat de groep dan even op de grond zitten en laat iets voordoen door één kind.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, je moet er bij praten.
A is een koning(in), B is een ridder. A geeft B een opdracht, B voert die uit.
B is een indiaan, A is een cowboy. Jullie zien elkaar voor het eerst en verstaan elkaar niet. De indiaan neemt de cowboy mee om wat te drinken, jullie praten met gebaren.
Jullie zijn twee oermensen die vuur gaan maken, jullie praten oertaal.
Jullie zijn twee piraten, jullie zoeken een schat op een eiland.
De kinderen gaan staan, vullen zelf hun spelsituaties in en spelen zo lang tot je de volgende opdracht geeft.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een presentatie te maken van iets uit de geschiedenis. Je krijgt daarvoor een afbeelding die je kan naspelen, als je dingen weet van dat onderwerp mag je die er ook bij spelen. Je moet er bij praten.
Opdrachten: de ridders, de Egyptenaren, de cowboys en Indianen, de piraten.
Maak vier werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over welke periode ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).
Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Vervoer
Werkvorm(en): hoorspel.
Activiteit: De kinderen maken een hoorspel van soorten vervoer en presenteren die aan elkaar.
Belangrijk: tijdens de uitvoering van de hoorspelen zit het publiek met de rug naar de spelers toe. Je kunt de spelers ook achter een scherm o.i.d. plaatsen.
Als je het leuk vindt om vooraf een you tube filmpje over hoorspel te laten zien kijk dan op de hoorspelpagina van deze methode.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in een kring op stoelen. Vertel dat de dramales over hoorspel gaat. Vertel wat hoorspel is, dat het een geluidenverhaal betreft dat vooral vroeger voor de radio werd gemaakt.
Op de linkenpagina die bij deze methode hoort is een link opgenomen waar je een filmpje over hoorspel aan je kinderen kan laten zien. Als je dit wil, doe het dan voorafgaand aan de les. Ook kun je een fragment van een hoorspel laten horen (van een Efteling-cd bijvoorbeeld), en geef vooral met eigen stemimitatie een indruk waar je naartoe wil.
Inventariseer welke geluiden kinderen met hun stem kunnen imiteren en doe dat meteen klassikaal. Als er dierengeluiden worden gemaakt hou dan voor ogen dat dieren geen letters kennen (bijvoorbeeld een hond zegt niet ‘waf’ of ‘blaf’).
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A sluit de ogen, B imiteert een geluid. Als B klaar is raadt A het geluid.
Doe dit voor met een kind. Laat het kind de ogen sluiten en imiteer bijvoorbeeld het opendoen van een piepende deur. Sluit daarna je ogen en raadt het geluid dat het kind maakt, sluit af met een applaus.
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal.
Instructie: Jullie verzinnen samen twee bijpassende geluiden, gaan naar een ander tweetal en raden de geluiden van elkaar.
Geef een voorbeeld van bijpassende geluiden. Bijvoorbeeld: een deurbel en het opendoen van de deur, een hond en een kat, een auto en een sirene. Het werkt het beste als één kind een geluid maakt en het andere kind een bijpassend geluid verzint.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een hoorspel te maken over een manier om iets of iemand te vervoeren. Het gaat om de geluiden maar je mag er ook bij praten. Je mag de opdracht echter niet noemen (dus niet: ‘Welkom in de luchtballon’ of iets dergelijks). Je krijgt een opdrachtkaart met daar op ideeën voor geluiden. Je mag er natuurlijk geluiden bij verzinnen.
Opdrachten: vervoer per… boot, vliegtuig, trein, auto en paardenkoets.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Voor het uitvoeren hiervan zie bovenaan de pagina.
Post!
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een presentatie over soorten post en presenteren dat aan elkaar.
Print lesopzet en opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je mag geluid maken.
Spelopdrachten: je opent een brief waarin staat dat je geld hebt gewonnen, je opent een brief waarin staat dat je beste vriend(in) gaat verhuizen, je opent een pakketje met een beschimmelde stinkboterham, je opent een pakketje met een spelcomputer.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen zo opdrachten om post te versturen aan elkaar. Je moet er geluid bij maken.
• A typt hardop een email aan B, B typt hardop een email terug.
• B is de postbode en levert een pakketje af bij A. A pakt het uit waar B bij is.
• Jullie zijn twee ridders. A schrijft hardop een uitnodiging en verstuurt die per pijl en boog naar B. B schrijft hardop een antwoord en verstuurt die op dezelfde manier terug.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaaltje te verzinnen over een soort post. Dat kan een brief, boodschap of pakket zijn. Je moet er bij praten.
Opdrachten: post per postduif, levering van een wasmachine, post per rooksignaal, post per postbode, luchtpost.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Hou er rekening mee dat je sommige opdrachten mondeling zal moeten toelichten (rooksignalen bijvoorbeeld zal niet bekend zijn). Geef niet meer dan tien minuten oefentijd en laat de resultaten presenteren. Sluit iedere presentatie af met een applaus en een korte nabespreking.
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Over wat voor soort post ging deze presentatie?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten).
Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan verdere didactische adviezen.
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Het klassensprookje
Titel: het Klassensprookje.
Groep: 3.
Werkvorm(en): Uitbeeldspel, tableaus.
Uitbeeldspel is een mix van technieken als pantomime, vertelpantomime en acteerspel.
Activiteit: De kinderen maken een eigen sprookje met bestaande figuren.
Benodigdheden: fluitje.
Print lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Wie kent er een sprookjesfiguur? Als je je vinger opsteekt mag je het niet noemen, maar wel uitbeelden voor de klas.
! Concentreer dit vooral op de ‘klassieke’ sprookjesfiguren, als je bijvoorbeeld t.v. figuren erbij gaat betrekken wordt het te breed.
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal. De één speelt een sprookjesfiguur zonder daarbij geluid te maken, de ander raadt het.
Wanneer het niveau dat toelaat: de één speelt een sprookjesfiguur zonder daarbij geluid te maken, de ander speelt bij wijze van antwoord geven een ander sprookjesfiguur uit hetzelfde sprookje. Bijvoorbeeld: a speelt Roodkapje, B speelt bij wijze van antwoord de Wolf.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Kies zelf een sprookjesfiguur dat je leuk vindt om te spelen. Speel die al lopende door het lokaal zonder geluid te maken en zonder elkaar aan te raken (je weet het maar nooit met de grote boze wolf).
Als je iemand tegen komt die dezelfde figuur heeft gekozen, ga je samen verder kijken of je een heel groepje kunt vormen. Als niemand hetzelfde heeft gekozen is dat niet erg.
Zet het stil, laat de kinderen zitten waar ze zijn en formeer rollengroepen die je apart van elkaar in het lokaal laat zitten (daar is het kasteel van alle prinses achtigen, daar het hol van de wolven en draken, daar het kasteel van de stoere prinsen enz). Je zult uitkomen op zo’n vijf locaties. Maak daar voor jezelf snel een plattegrondje van, dat helpt je straks bij het vertellen
Instructie: Nu iedereen een eigen huisje heeft ga ik het klassensprookje vertellen waar we straks allemaal in gaan spelen. We maken de prenten van ons eigen sprookjesboek en doen dat met het bevriesfluitje.
Oefenen: laat ze in hun denkbeeldige huis bewegen, als je fluit bevriezen ze zoals ze op dat moment zijn.
Je merkt vanzelf wanneer je aan de beurt bent. Let goed op het fluitje, het is belangrijk dat je je aan de bevriesafspraak houdt.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling Vertellen: de leerkracht improviseert een verhaal waarin iedere rollengroep een functie heeft. Op tactische momenten laat je ze met het fluitje ‘bevriezen’ en weer terug naar hun huis gaan. Besteed ook aandacht aan de enkelingen, geef ze zo mogelijk een heldenrol. Puntsgewijs voorbeeld van een verhaal.
1. Alle prinsesfiguren staan op en gaan dansen in het bos.
2. De wolven e.d. lopen ook door het bos en doen erg kwaadaardig. De prinsesfiguren schrikken gaan snel terug.
3. De wolven e.d. vluchten wanneer ze de heldengroep zien. Die oefenen met hun spierballen en zijn stoer.
4. De heksen zien dat en maken een drankje om de wolven te helpen.
5. De overigen zien dat weer en sluipen ’s nachts naar de heksen om het toverdrankje te pakken. Maar ze struikelen en het flesje valt in duizend druppeltjes kapot. De druppeltjes zijn door het hele bos gevallen.
6. De wolven miauwen (druppels in drinkwater) de helden zijn kwaadaardig (prinsessen schrikken) en de heksen zijn helden. Daarom toveren ze iedereen vrolijk en aardig.
7. Dat verdient een feestje waar iedereen mag dansen.
! Werk dit zo nodig verder uit.
Dieren 2
Werkvorm(en): Uitbeeldspel. Uitbeeldspel is een mix van technieken als pantomime, vertelpantomime en acteerspel. Je kunt er uiteraard voor kiezen om het zonder geluid te laten spelen.
Print de lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les dieren gaan uitbeelden.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: geef een dolfijn te eten, aai een konijn, laat een hond uit, laat een lieveheersbeestje over je hand lopen, doe een slang om je schouders, melk een koe.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: jullie krijgen straks te horen wat voor soort dier je aan de ander geeft. Als je een dier krijg zeg je niet om welk dier het gaat maar verzorg je het dier (bijvoorbeeld door het te eten te geven).
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Kies een kind, hou in je ene hand een denkbeeldige hondenriem vast en aai met je andere hand de denkbeeldige hond. Geef de hond dan aan het kind, het is de bedoeling dat deze wordt verzorgd. De kinderen gaan staan, steeds als ze klaar zijn gaan ze zitten zodat jij ziet hoe ver ze zijn.
Categorieën: dier met twee poten, een dier met vier poten, insect, reptiel, huisdier, een dier groter dan jijzelf.
De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om dieren te spelen die op een bepaalde plek voorkomen. We gaan er straks met de hele groep naar kijken.
Maak werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit. Laat ze zelfstandig ruim vijf minuten oefenen waarna ze het aan elkaar mogen presenteren. Geef iedere werkgroep applaus en bespreek het kort na.
Opdrachten: circusdieren, boerderijdieren, jungledieren, huisdieren, zeedieren.
Dieren 1
Activiteit: de kinderen spelen en raden dieren.
Werkvorm(en): Uitbeeldspel. Uitbeeldspel is een mix van technieken als pantomime, vertelpantomime en acteerspel.
Benodigdheden: een hoed of petje.
Print de lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les over dieren gaan spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Wie heeft er een huis- of lievelingsdier? Een kind speelt het voor zonder daarbij geluid te maken. Iemand uit de klas raadt om welk dier het gaat, iedereen speelt tegelijkertijd dat betreffende dier met geluid. Herhaal dat een paar keer.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: A speelt een dier en maakt daarbij geluid. B raadt om welk dier het gaat, daarna wisselen jullie.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op de grond gaan zitten waar ze op dat moment zijn.
Warming up viertallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond.
Instructie: Bedenk samen een dier dat jullie kunnen spelen, bijvoorbeeld twee honden. Oefen dat kort en ga dan naar een ander tweetal. Bepaal welk tweetal eerst mag en laat elkaar je gekozen dier zien.
Let op, de tweetallen moeten het eens kunnen worden over het dier dat ze gaan spelen (ze mogen bijvoorbeeld niet een hond en een kat aan een ander tweetal presenteren).
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, splits de groep in twee helften.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een groep dierentuindieren te spelen.
Maak werkgroepen en geef mondeling de opdrachten door.
Opdrachten: apen, olifanten, leeuwen, beren en stokstaartjes.
Presenteren.
De kinderen zitten in groepjes (‘hokken’) verspreid door het lokaal. Vertel over de dierenverzorger die niet zo goed kan zien. Jij speelt de dierenverzorger. Als je bij een hok staat gaan de dieren vanzelf bewegen en geluid maken omdat ze eten krijgen. Als je weer weg loopt zijn ze weer stil.
Loop als dierenverzorger met pet op naar het eerste groepje, speel dat je het niet zo goed kan zien. Laat de kinderen bewegen en geluid maken en ga ze dan denkbeeldig voeren. Laat de andere kinderen applaudisseren en doe dit ook bij de andere groepjes.