Dwergenhelden

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.  

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone  voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt. 

Opstelling van de banken »

Benodigdheden: hoofddeksels voor Tom en Sonja (zie hieronder) een touw of hoepel.

hoofddeksel knippen »

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen voeren de volgende opdrachten klassikaal uit zonder contact met elkaar te maken: springen over een sloot, een zware steen tillen, trekken aan een touw, vliegen als een superheld.

De start.
Kies een tweetal uit, de één speelt Tom, de ander speelt Sonja. Geef ze de hoofddeksels.
Vertellen: vertel dat het twee dwergen zijn die midden in het bos zich vervelen. Ze hebben nieuwe petten gemaakt omdat ze graag helden willen zijn. Ze willen de eerste dwergenhelden worden. Tom laat zijn spierballen zien, Sonja laat haar spierballen zien, nu nog een noodgeval. Vertel dat ze wachten en wachten maar dat er niets gebeurt. Vertel dan dat Sonja het idee krijgt de draak te verslaan die in de drakenberg woont. Dat is wel een eind lopen, maar altijd nog beter dan niks.

Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep.

1: de kuikens bij de sloot.
Denkbeeldig omkleden: groei zachte veertjes, kuikensnaveltjes en zwemvliesjes.
Klassikaal spelen: Loop eens door elkaar en piep als een kuiken. Trek een wormpje uit de grond.
Zet één kind op het deel dat op de plattegrond als veilig staat aangegeven, zij is de moedereend. De rest van de kinderen staat als kuiken op het deel dat als ‘speelvlak’ staat aangegeven.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de kuikens uit): vertel dat de kuikens niet naar de moedereend durven, ze zijn bang voor enge vissen. Iedereen kwaakt naar elkaar. Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst kuikens naar de overkant moet brengen? Coachen: ze brengen groepjes kuikens al zwemmend naar de overkant.
Zingen: als dank zingen de kuikens een liedje of doen een kuikendans.

Tom en Sonja zwaaien en vervolgen hun weg.

2: de konijnen.
Denkbeeldig omkleden: groei konijnenoren,  tanden, een wipstaart.
Klassikaal spelen: knaag aan wortels, graaf een holletje,  snuffel aan bloemetjes, drink uit een beek.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de konijnen uit): vertel dat de konijnen op het ‘veilige deel’ wortels zien en per ongeluk  op het ‘gevaarlijke deel’ stappen. Maar dat is drijfzand, ze plakken vast en zakken langzaam weg. Ze roepen om hulp.

Vertel ook dat Tom en Sonja zich aan het afdrogen zijn, en een boterham eten. Ze kijken om zich heen: ze zijn nog niet eens op de helft op zoek naar de drakenberg.

Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep. Ze gaan er naartoe.

Vertellen: Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst konijnen moet helpen?
Coachen: ze trekken de konijnen met een stok of touw naar zich toe.  Als dank zwaaien alle konijnen, Tom en Sonja zwaaien terug en vervolgen hun weg.

3: de herten.
Denkbeeldig omkleden: groei een gewei, lange hertenbenen, en een grappig staartje.
Klassikaal spelen: eet van een struik, huppel en spring.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de herten uit): vertel dat de herten op het ‘veilige deel’ gras eten en huppelen. Maar dan zien ze op het ‘gevaarlijke deel’ heerlijke bramen aan struiken hangen. Ze gaan er enthousiast op af maar: auw!  Hun lange benen zitten onder de stekels van de struik, zo kunnen ze niet meer lopen. Ze roepen om hulp.

Vertel ook dat Tom en Sonja  de modder van hun laarzen aan het stampen zijn. Ze kijken om zich heen: ze zijn nog niet zo ver op weg naar de drakenberg.

Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep. Ze gaan er naartoe.

Vertellen: Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst stekels uit hertenpootjes moet halen?
Coachen: ze trekken stekels uit hertenpootjes, de herten huppelen snel naar de bank en gaan zitten.

De ontknoping: echte helden.
Vertellen: vertel dat het donker is geworden, en koud en eng. Tom en Sonja vinden het zo jammer dat het allemaal is mislukt en moeten huilen.

Vertel ook dat de hertjes, de konijnen en de kuikentjes komen kijken wat er aan de hand is. Dat Tom en Sonja vertellen dat ze helden willen zijn maar dat het is mislukt omdat de draak nog leeft. Vertel dat de dieren wel vinden dat ze helden zijn omdat ze hun zo goed hebben geholpen. Tom en Sonja moeten lachen en zijn trots.

Afloop.
Klassikaal spelen. De herten brengen bramen, de konijnen brengen wortels en de kuikens vers water. Ze smullen heerlijk en nemen dan afscheid.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

De arme Houthakker

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de houthakker, krom voor Koning Winter. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: houthakkerspet, kroon, bijl en steen (kun je beiden uit karton knippen).
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
Denkbeeldig omkleden: muts, dikke jas, sjaal, handschoenen, snowboots.
Spelvraag: welke dingen kan je doen als er buiten sneeuw ligt? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: schaatsen, sneeuwpop maken, sneeuwballen gooien.

De kinderen zitten verspreid in het lokaal op de grond.

De start:
Vertellen: vertel over een houthakker die in het bos een groep kinderen heeft gevonden en bij hem in huis heeft genomen.
Houthakker (doe je pet op en pak je bijl): vraag of ze weten waar de winterwortels zijn gebleven en of ze even binnen willen komen (de kinderen gaan op de banken zitten). Vertel dat het geld op is, je hebt zoveel winterkleren moeten kopen dat je bijna geen geld over hebt om eten te kopen. Laat zien dat je bijl bot is (voel er aan met je vinger) dus ook geen hout kan verkopen in het dorp (doe je pet af).

Deel 1: geld verdienen.
Vertellen: vertel dat de houthakkerskinderen het heel erg vinden maar al gauw doen wat ze het liefste doen: houtsnijden. Speelgoed maken van hout.
Klassikaal spelen: denkbeeldig houtsnijden, aan jou en elkaar laten zien wat ze hebben gemaakt door er mee te spelen.
Houthakker (doe je pet op): vertel de kinderen dat ze geld moeten gaan verdienen in het dorp (doe je pet af).
Spelvraag: waarmee kunnen we geld verdienen in het dorp?
Suggesties: liedjes zingen (kijk heel hongerig), sneeuwschuiven (doe alsof je het heel koud hebt), schoonmaken (kijk heel zielig)…
Kies één ding om samen uit te beelden, ga als houthakker met de kinderen naar het dorp en kijk na afloop in je pet hoeveel geld er in zit.

Houthakker (doe je pet op): vertel dat jullie genoeg hebben verdiend om een avond echt lekker te eten (doe je pet af).
Spelvraag: wat is nou echt lekker eten?
Suggesties: pizza, pannenkoeken, patat.
Kies één ding uit en eet dat denkbeeldig en als houthakker met de kinderen op. Stuur ze dan naar bed: de kinderen gaan op de grond liggen.

Deel 2: koning Winter.
Vertellen: vertel dat het donker wordt (doe eventueel het licht uit) en dat alle kinderen precies dezelfde droom hebben: De deur van het houthakkershuisje gaat open en daar komt koning winter binnen. Met een mantel van ijs en een baard van sneeuw.
Koning Winter (doe je kroon op): vertel wie je bent en dat je zo dom bent geweest je toverstok te verliezen in het bos. De staf kan onder het ijs, bovenin de bomen of onder de sneeuw liggen. Zonder die staf kan je de sneeuw niet laten smelten en blijft het voor altijd winter. Vraag of de kinderen morgenochtend willen zoeken (doe je kroon af).

Klassikaal spelen: ga de drie plekken langs maar ze vinden de staf niet. Iedereen gaat op de banken zitten, pak de staf en geef het aan één kind. Vertel dat één van de kinderen de staf toch heeft zien liggen.

De ontknoping: een steen.
Houthakker (doe je pet op): vraag wat dat voor staf is en wees heel blij, maar op een gierige manier. Vertel dat je van de beloning vast heel rijk gaat worden (doe je pet af).
Vertellen: vertel dat het niet zo slim is om zo gierig te reageren, en dat de koning Winter er aan komt.
Winterkoning en Houthakker praten met elkaar. Koning Winter is blij met zijn staf maar wordt boos van de Houthakker die steeds om een beloning vraagt. Uit boosheid laat koning Winter als beloning een steen achter en verdwijnt.
Houthakker (doe je pet op en pak je bijl): begin boos te huilen en sla met je bijl op de steen. Snij je daarna aan de bijl, die is in één keer scherp geworden van die steen. Zou het een toverachtige slijpsteen zijn? Wees blij dat je weer hout kan hakken en geld verdienen (doe je pet af).

De afloop: houthakkersspeelgoed.
Vertellen: vertel dat het goed gaat met de houthakker en al zijn kinderen. En dat ze ergens veel geld mee verdienen.
Klassikaal spelen: verdeel de groep in twee helften. De ene helft speelt houthakkerskind dat op de markt zelfgemaakt speelgoed verkoopt, de andere kinderen spelen klanten die speelgoed kopen.
Vertellen: vertel dat iedereen nog lang en gelukkig leeft.

Einde

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘Waarmee kunnen kinderen geld verdienen in het dorp?’. Kind antwoordt: ‘Met schoonmaken’. Jij: ‘Goed zo, met schoonmaken. Ga maar schoonmaken ’.

Maar zo: Jij:‘Waarmee kunnen kinderen geld verdienen in het dorp?’. Kind antwoordt: ‘Met schoonmaken’. Jij: ‘Goed zo, met schoonmaken. Pak je spulletjes in, bel aan, laat water in je emmer lopen, doe er zeep bij, kijk eens wat een vlekken!‘ Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

het Grote Zeeavontuur

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met jouw vertelling meespelen.  

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone  voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt. 

Benodigdheden: een hoed of pet voor de burgemeester, een zeemanshoed voor de burgemeester,  een hoed of pet voor de dochter van de burgemeester. Een schatkist: een willekeurige doos of krat met deksel voldoet. Eventueel een vrolijk muziekje.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief en schatkaart.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvraag 1: wat zijn zeedingen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: roeien, vissen, zeilen hijsen, zwemmen…

De start.
Kies een tweetal uit, de één speelt de burgemeester, de ander de dochter van de burgemeester. Geef ze de petjes of hoedjes.

Vertel dat de dochter van de burgemeester bij de burgemeester komt klagen: er is geen zwembad in het dorp en het is wel 25 graden! Vertel dat ze op zolder gaan zoeken en daar vinden ze: een zeepet met schatkaart, die was van de opa van de burgemeester geweest. Ze gaan een schat zoeken, want dan kunnen ze vast een zwembad voor het dorp betalen.

1: de boot
De kinderen zitten verspreid op de grond in het lokaal. Vertel dat de kinderen van het dorp zich vervelen, ze spelen in de zandbak, maar na tien minuten hebben ze het wel gezien. Dan spelen ze met een bal, maar na tien minuten vinden ze daar niks meer aan en zitten ze weer op de grond.

Vertel dat de burgemeester en zijn dochter de kinderen uitnodigen om een schat te gaan zoeken zodat er een zwembad gebouwd kan worden. De boot is wel wat oud en vies.

Spelvaag 2: wat moet er nog aan de boot worden opgeknapt voordat we kunnen gaan varen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).  Suggesties:  timmeren, schrobben, verven, reddingsbanden opblazen.

2: de reis
Iedereen gaat zitten in het lokaal, de burgemeester blijft staan. Vertel dat de reis eerst heel goed gaat, iedereen kijkt naar de zee en de burgemeester staat aan het roer. Dan wordt het spannend, er komt den golf van links, een golf van rechts, en zelfs een van onderen.

Spelvraag 3: wat kan er nog meer voor spannends gebeuren met de boot? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: er kan een gaatje in de boot komen, er kan een walvis tegen de boot botsen, de boot kan omslaan.

3: het eiland
Vertel dat de boot op het eiland aankomt, maar dat ze niks te eten meer hebben. Ze gaan naar het oerwoud en plukken van alles.

Spelvraag 4: wat kan je plukken in een oerwoud? (laat een aantal antwoorden klassikaal plukken en opeten).
Suggesties: bananen, kokosnoten, mango’s.

4: de schat
Kijk samen met de kinderen op de schatkaart. Er staan allerlei obstakels op die uitnodigen tot uitbeelden. Een berglandschap, een dichtbegroeid oerwoud, moerassen met krokodillen en stenen waar je op kan springen.

Hoeveel tijd je hieraan besteedt is naar eigen inzicht.

Als je verder wil ga je stappen tellen, bijvoorbeeld drie stappen vooruit, zes stappen naar links enzovoorts.

Vertel dat iedereen een schep uit zijn rugzak haalt een begint te graven. Iedereen graaft een schatkist op, en gaat zitten. De kinderen beelden uit wat ze in hun zelf opgegraven schat kist vinden.

Geef daarna de burgemeester en zijn dochter van de burgemeester de schatkist.

Ontknoping: schatkist, open u!
Vertel dat de burgemeester en zijn dochter de grootste schatkist niet open krijgen. Ze duwen en trekken, maar het slot is verroest en de sleutel zit er niet bij. Moe en verdrietig zitten ze aan het strand.  In de verte zien ze een boot varen, en op die boot zit hulp!

Spelvraag 5: wat voor soort hulp zit er in die boot?
Suggesties: dieren zoals beren, sterke sporters, handige werklieden.

Kies een suggestie en speel die uit (denkbeeldig omkleden, de helper komen aan land). Kies één kind uit de boot (de ‘hoofdhelper’) die het voor elkaar krijgt. De schat is open en zit vol goud!

Afsluiting: zwemmen!
De burgemeester en zijn dochter openen het zwembad. De kinderen uit het dorp gaan zwemmen, laat daarbij eventueel een vrolijk muziekje klinken en laat ze even vrij bewegen alsof ze in een zwembad zijn.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘Wat kunnen we in een oerwoud voor eetbaars plukken?’. Kind antwoordt: ‘Bananen’. Jij: ‘Goed zo, bananen. Pluk maar bananen’.

Maar zo: Jij:‘Wat kunnen we in een oerwoud voor eetbaars plukken?’. Kind antwoordt: ‘Bananen’. Jij: ‘Goed zo, bananen. Loop door het oerwoud en duw wat planten opzij… stop ik hoor wat: een dier! We sluipen verder, ik ruik een bananenboom, ah kijk. Kom we klimmen er in… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

De heks en carnaval

Werkvorm: teacher in role.
Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: Een omslagdoek of hoofddoek als heks, twee gelijke toverstokken (bijvoorbeeld twee stroken karton of twee stokjes die op elkaar lijken).
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt. Opmerking: deze les hoeft niet per se rond carnaval te worden gegeven, hij is het hele jaar leuk.

Warming up:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal. Vertel dat ik deze les carnaval voorkomt, doe een denkbeeldige kist open en verkleed jezelf (bijvoorbeeld als indiaan). Vraag daarna als wat je je hebt verkleed.

Spelvraag 1: als wat kan je je verkleden als het carnaval is?  (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: prinses, ridder, brandweerman, clown, popster.

De start:
Vertel dat heks Tara nooit buitenkomt, omdat iedereen dan heel erg schrikt. Zo was ze een keer naar het zwembad geweest.

Spelvraag 2: wat doe je allemaal in een zwembad?  (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).  Suggesties: kaartje kopen, omkleden, douchen, voorzichtig in het water, zwemmen…

Doe je heksendoek om en zeg dat je echt zin hebt in een baantje schoolslag. Vertel dat de kinderen zo hard schrikken van de heks dat ze meteen naar de kant zwemmen en op de banken gaan zitten.  Vanaf die dag heeft heks Tara een hekel aan kinderen en komt ze overdag nooit buiten. Behalve met carnaval want dan denkt iedereen dat ze verkleed is als heks.

Deel 1: Plif plaf pluis.
Vertel dat het hele schoolplein vol staat met verklede kinderen. Laat ze een denkbeeldig kostuum aantrekken en spelen. Laat ze dan even zitten waar ze zijn. Doe je heksendoek om en vertel als heks dat je een paar kinderen omtovert tot witte muis.  De kinderen mogen rustig doorspelen als je langsloopt. Verzin een toverspreuk (suggestie: ‘Plif plaf pluis, ik verander je in een muis!’) en wijs zo vier kinderen aan. Die gaan piepend in een hoekje zitten. De rest van de kinderen gaat aan de kant zitten.

Deel 2: het plan.
Vertel dat de heks moe is geworden en op een rustig plekje een dutje wil doen. Vertel ook dat de vier betoverde kinderen geen zin hebben om als muis te leven. En dat ze in de bosjes druk bezig zijn een tweede toverstaf te maken, die precies op de heksenstaf lijkt.

Doe je heksendoek om en ga liggen slapen. Vertel dan dat de vier muizen hun staf verwisselen met die van de heks. Let op: doen ze dat niet doe dan je heksendoek af en help ze hier mee.

Deel 3: paniek!
Vertel dat de heks alle kinderen wil veranderen in muizen, maar dat het nog maar de vraag is of dat werkt met een neptoverstaf. Doe je heksendoek om en ga naar een deel van de kinderen aan de kant. Doe enthousiast een denkbeeldige deur open en roep de toverspreuk (suggestie ‘Plif plaf pluizen, ik verander jullie in muizen!’). Speel dan dat je toverstaf niet werkt en ga naar het volgende deel kinderen en herhaal het. Doe dit in totaal niet meer dan drie keer en ga verdrietig naar de plek waar je sliep. Doe je heksendoek af.

De ontknoping: medelijden.
Vertel dat de muizen de heks zien huilen en medelijden krijgen, zo komen de echte staf terugbrengen. Doe je heksendoek om en wees zo blij, dat je de kinderen weer terugtovert. Zeg als heks dat kinderen helemaal niet zo vervelend zijn en dat je zin hebt om feest eten te toveren.

Spelvraag 2: wat eet je graag als er een feest is?  (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen, nadat jij het met je toverstaf hebt getoverd natuurlijk).  Suggesties: poffertjes, pizza, patat, pannenkoeken.

De afloop:
Vertel dat carnaval eindigt in een groot feest en geef daar met de kinderen invulling aan. De ene groep wil een optocht door de klas, de andere een disco.

Heks Tara komt nu niet één keer per jaar buiten, maar een paar keer per jaar. Dan komt ze naar de school om wat leuks te toveren. En kinderen? Ze vindt ze hartstikke leuk!

Einde

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘ Als wat kan je je verkleden als het carnaval is?  ’.
Kind antwoordt: ‘Als clown’.
Jij: ‘Goed zo. Ga maar grapjes maken ’.

Maar zo:
Jij:‘ Als wat kan je je verkleden als het carnaval is?  ’.
Kind antwoordt: ‘Als clown’.
Jij: ‘Goed zo. Doe je rode neus op, doe je flapschoenen aan, oefen je gekke gezichtspieren, doe schmink op je gezicht’… Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

het Circus en de Rotte vis

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: koksmuts, directeurspet, een vrolijk muziekje op cd voor het einde.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up: De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Spelvraag 1: wie werkt er in een circus?  (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: koorddansers, clowns, jongleurs, leeuwen, olifanten.

De start: vis.
De kinderen zitten aan de kant.  Vertel dat het bijna etenstijd is voor de circusartiesten en dat de kok druk bezig is. Maar het is niet zo’n frisse kok. Doe de koksmuts op en doe denkbeeldig een koelkast open. Speel dat het stinkt, dat je een bak verrotte vis er uit haalt.  Besluit om er gewoon wat extra kruiden op te doen, niemand die het proeft. De kinderen nemen een denkbeeldig bord op schoot, loop als kok langs en schep op.

Vertel dat de artiesten heerlijk gaan eten, maar dat ze steeds zieker worden. Doe dan de directeurspet op, vraag wat er aan de hand is en raak in paniek: vanavond is de grote voorstelling en de kaartjes zijn al verkocht!

Deel 1: de kinderen helpen.
Vertel dat de directeur een goed idee krijgt. Spreek de kinderen als directeur aan en vraag of ze een echte voorstelling willen spelen.
Klassikaal oefenen: buigen, lachend zwaaien.

Deel 2: oefenen.
Verdeel de groep over de vier hoeken.
1: de clowns.
2: de leeuwen.
3: acrobaten.
4: olifanten.

Zeg dat ze goed moeten oefenen. Loop als directeur rond en geef ze wat tips. Let op: bepaal niet teveel, het doel is niet een perfecte voorstelling te maken.

Deel 3: de voorstelling.
Vertel dat de ouders uit het dorp hun kinderen gingen zoeken en ze in de circustent vonden. Doe de directeurshoed op en zet een muziekje op. Heet iedereen van harte welkom en kondig de eerste groep aan. Help ze een beetje door als directeur verdekt aanwijzingen te roepen (‘Kijk eens hoe mooi de olifanten rondjes kunnen draaien!’) en laat ze buigen. Daarna kondig je de volgende groep aan, enzovoorts.

Doe je directeurshoed af en vertel dat de voorstelling een groot succes was,

De afloop: de kok.
Vertel dat de directeur erachter was gekomen hoe de artiesten ziek waren geworden.

Spelvraag 2: hoe moet het eindigen voor de kok?
Suggesties: de kok moet op kookles, de kok moet olifantenpoep scheppen, de kok moet de tent opruimen.

Beeld een suggestie van de kinderen uit en doe dat op zo’n manier dat alle kinderen er bij zijn betrokken.

Einde

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij:‘Wie werkt er in een circus?’. Kind antwoordt: ‘Clowns’. Jij: ‘Goed zo, clowns. Ga maar grapjes maken ’.

Maar zo: Jij:‘Wie werkt er in een circus?’. Kind antwoordt: ‘Clowns’. Jij: ‘Goed zo, clowns. Doe je rode neus op, zoek een slagroomtaart, oefen je gekke gezichtspieren, doe schmink op je gezicht’… Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

Didactische uitleg en tips groep 1-2

Voorbereiden.
De voorbereiding van een dramales voor kleuters is voor iedere leerkracht anders. De ene leest de lesopzet één keer over en gaat aan de slag, de ander houdt lesopzet of spiekbrief binnen handbereik tijdens het lesgeven.

Tips:
Lees de lesopzet goed en gebruik met dat in je achterhoofd de spiekbrief. De spiekbrief is een verkorte bechrijving dus als je een concreet beeld nodig hebt lees de lesopzet.
Lees de lesopzet vanaf de webpagina omdat daar spoilers in staan met extra informatie over de werkvorm en bijvoorbeeld de betekenis van een spelvraag. Ook staat er soms hoe je de ruimte moet indelen, al deze informatie staat niet op de uitgeprinte versie om die zo overzichtelijk mogelijk te houden.

Werken vanuit verhalen »

Een verhaal is een avontuur om naar te luisteren, en een avontuurlijke ervaring als je er een speelt. Een dramales moet een belevenis zijn, gedurende mijn bijna twintig jaar lange ervaring met drama geven aan het jonge kind kwam ik er achter dat wanneer een dramales als verhaal werd gepresenteerd kinderen er beter in zaten dan wanneer ze droog begrippen moesten uitbeelden. Je maakt gebruik van het kleutervermogen zich makkelijk in een fantasievolle situatie te verplaatsen.
Dit vermogen (magisch realisme) is de benzine in de motor van een dramales.

Bij de kleuterlessen staan door mij bedachte verhalen, maar ook bestaande verhalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze zo zijn aangepast dat ze zich er ook lenen om door kleuters te worden uitgebeeld. Een verhaal is natuurlijk iets anders dan een les, vandaar dat je soms een andere invulling tegenkomt.

ZItten. Maar waar? »

Wanneer de kinderen even moeten zitten kan dat ook verspreid door het lokaal, ze hoeven niet per se op de banken of stoelen terug. Door overbodig lopen daalt je lestempo met vaak ruis tot gevolg.
Werken met een spiekbrief.

Klaarzetten van het lokaal »

Bij een groot lokaal heeft de voorkeur de banken in het midden te zetten en maar één deel te gebruiken. Dek afleidende zaken af of ruim ze op.

Denkbeeldig omkleden »

Denkbeeldig omkleden kan je doen bij het wisselen van rollen.  Het komt regelmatig voor dat kleuters meerdere rollen spelen.

Niet zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo, kom maar als een kabouter tevoorschijn ’.

Maar zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo. Doe je rode puntmuts op. De meisjes groeien kabouterstaartjes, de jongens kabouterbaardjes. Stap in je kabouterlaarzen en kom maar tevoorschijn ’.

Met denkbeeldig omkleden begeleid je het schakelen tussen de rollen, stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Handen vrij »

Drama geef je het prettigst als je je handen vrij hebt. Plak de spiekbrief (desnoods in A3 formaat) aan de muur zodat je zicht op de lesinhoud hebt.
Neem ook de vrijheid om de kinderen te betrekken bij de invulling van de les. Bijvoorbeeld d.m.v. de spelvragen.

Heb je vragen over vakdiactiek, neem contact met ons op zodat we je nog beter van dienst kunnen zijn. Misschien vind je jouw vraag hier als tip terug.

Koning Broek

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.
Inhoud: koning Bangebroek is voor alles bang, dan sturen zijn lakeien hem op avontuur.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: een kroon voor jou, een brief, een kroon op kinderformaat voor de prinses. Eventueel een muziekje voor de afloop, het feest.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.

Warming up: De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen over iemand die bang is voor heel veel dingen.

Spelvraag 1:  Waar kan je allemaal bang voor zijn? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: bepaalde dieren, ruimtes, spoken…

De start:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond. Vertellen: vertel over koning Bangebroek , dat hij echt overal bang voor is. Zijn lakeien zien hem bijna nooit want hij zit vaak bang onder de tafel of onder zijn bed. Zijn verjaardag is nooit zo’n succes.

Instructie: Het is de verjaardag van koning Bangebroek , ga netjes bij elkaar staan en zing: ‘Lang zal hij leven’.

Spelen: doe de kroon op wanneer de kinderen zingen. Kom deftig aangelopen, word bang en ren weer weg.

Deel 1: de koning durft niet te slapen.
Vertellen: vertel dat koning Bangeroek iedere avond bang is om te gaan slapen. Doe de kroon op en spreek de kinderen aan alsof ze de lakeien zijn. Zeg dat je niet naar bed durft, en verzin waar je bang voor bent.

Spelvraag 2: Wat kunnen de lakeien doen om de koning te helpen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

Deel 2: de brief.
Vertellen: vertel dat er een brief moet worden bezorgd, de boodschapper is echter ziek. Vertel dat de lakeien geen zin hebben om de brief te bezorgen, ze willen dat de koning het zelf doet. Anders komt hij het kasteel nooit uit.

Spelen: doe de kroon op en laat één kind als lakei vertellen dat jij, de koning, zelf op avontuur moet. Wees als koning bang maar besluit om het toch maar te gaan doen.

Deel 3: de stad.
Vertellen: vertel dat de koning eerst door de stad heen moet.

Spelvraag 3: Hoe zag een ouderwetse stad er vroeger uit, wat was er allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).  Suggesties: markt, dieren op straat, mensen die kunstjes doen.

Laat klassikaal een stad uitbeelden en zeg dat niemand de koning herkent, dus ze hoeven hem niet aan te spreken.

Spelen: doe de kroon op en loop bang  door de ‘stad’, geef commentaar op wat je ziet en kom er achter dat het helemaal niet zo eng is als het lijkt.

Deel 4: het bos.
Vertellen: vertel dat de koning ook door het bos heen moet.

Spelvraag 4: Wat is er allemaal in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).  Suggesties: bomen, verschillende dieren, wind…

Laat klassikaal een bos uitbeelden en zeg dat niemand naar de koning toe mag komen.

Spelen: doe de kroon op en loop bang  door het ‘bos’, geef commentaar op wat je ziet en kom er achter dat het helemaal niet zo eng is als het lijkt.

De ontknoping:
Iedereen zitten. Laat alle kinderen op de banken plaatsnemen. Vertel dat de koning de brief afleverde en erg trots was op zichzelf. Kies dan een meisje uit als prinses in nood, geef haar het kroontje. Zet er een ander kind als beer bij. Laat het prinsesje gillen en de beer grommen. Vertel dat de koning op de terugweg de prinses tegenkomt die wordt aangevallen door de beer.

Spelen: doe de kroon op, wees bang maar jaag de beer wel weg. Let op: wil de beer zich niet laten verjagen doe de kroon dan af en doe het vertellend.

De afloop:
De kinderen die op de bank zitten komen als lakei staan.

Vertellen: vertel dat de koning de prinses meeneemt naar zijn kasteel om bij te komen. De lakeien horen het hele verhaal en zijn trots op hun koning. Vanaf nu noemen zij hem niet meer koning Bangebroek, maar gewoon koning Broek.

Er wordt een feest gegeven voor de koning en hij was helemaal nergens bang voor. Zelfs niet voor de prinses. Laat de kinderen als lakeien dansen, eten en drinken, zet eventueel een vrolijk muziekje daarbij op.

Einde.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

Leerkrachtscherm groep 1-2

Het leerkrachtscherm voor de leerkrachten die met kleuters werken geeft extra informatie voor wie daar behoefte aan heeft. Het draagt bij aan je kennis van hedendaags dramaonderwijs.
Je werkt met een bijzondere doelgroep binnen de basisschool, dramaonderwijs staat dicht bij het z.g. jonge kind. Deze lessen zijn niet voorschrijvend maar geven je een suggestie van het lesverloop. Drama gaat om samen bezig zijn met doen-alsof-spel, het is belangrijk dat je daarbij vertrouwt op je instict en de lessen op een manier geeft waar je vrolijk van wordt. Je mag dus afwijken van het lesplan, maar dat hoeft niet.

Veel plezier met deze lessen, heb je vragen of opmerkingen mail gerust naar het dramateam.

Didactische uitleg en tips
Werkvormen ABC

Heb je een vraag of heb je ergens een foutje ontdekt dat je wil melden?
Neem makkelijk contact met ons op!

Waar is je kroon?

Werkvorm: werken vanuit de handpop.
Benodigdheden: een handpop van een meisje, knip een los kroontje van karton. Een handpop van een koning (is die niet voorhanden knip dan een kartonnen kroontje en zet die op een andere handpop). Een kartonnen kroon voor een kleuter. Eventueel een deftig muziekje wanneer je het laatste lesonderdeel ook doet.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up: de kinderen staan verspreid in het lokaal.

Instructie: In deze les gaan we over veel dingen spelen.
Spelvragen: Hoe verkoop je iets? Wat doet een prinses zoal? Welke soorten feesten vieren we eigenlijk op school?

Toelichting op de spelvraag:

Show »

De leerkracht stelt een vraag waarvan de antwoorden tot klassikaal spel leiden.
Dus niet: ‘Een prinses houdt van paardrijden, klim maar op je paard en rij een stukje’.
Maar: ‘Wat doet een prinses zoal?’ Je geeft een kind de beurt, dat wat wordt genoemd wordt klassikaal uitgebeeld.

Het begin.
De kinderen zitten verspreid in het lokaal op de grond. Hou de prinsespop met de kroon nog verdekt bij je. Vertel dat je een verhaal gaat vertellen dat begint op Koninginnedag.

Spelvraag: Wat doen we op Koninginnedag?
Suggesties: Dingen verkopen, oud Hollandse spelletjes, muziekinstrumenten bespelen.

Zet de kinderen in een u-vorm. Vertel dat de prinses op Koninginnedag ook iets wou verkopen, kies een meisje uit en speel met haar dat het meisje het kroontje van de prinsessenpop koopt voor €3,-. Het kind levert het kroontje bij jou in en gaat weer aan de kant zitten.

Het probleem.
Haal de pop van de koning er bij. De koning komt erachter dat de prinses haar kroon kwijt is, de prinses biecht alles op. De koning wordt boos en zegt dat ze er alles aan moet doen om de kroon terug te krijgen.

Doe de poppen weer weg. Vertel dat er maanden voorbij gaan waarbij de prinses haar kroon zoekt, en dat er dan een ander feest is dat kinderen leuk vinden.  De kinderen verspreiden zich door het lokaal.

Sinterklaas.
Spelvraag: Wat doe je allemaal met het Sinterklaasfeest?
Suggesties: Schoen zetten, dichten, zingen, pepernoten eten.

De kinderen gaan zitten waar ze op dat moment zijn. De prinsessenpop zoekt in een gezette schoen, vraagt haar kroon voor Sinterklaas maar niks lukt. Doe de pop weg en zeg dat het weken duurde tot het volgende feest.

Kerst.
Spelvraag: Wat doe je allemaal met Kerst?
Suggesties: Boom optuigen, cadeautjes uitpakken, deftig eten, sneeuwpop maken.

De kinderen gaan zitten waar ze op dat moment zijn. De prinsessenpop zoekt onder een denkbeeldige kerstboom, in een kerstcadeautje. Doe de pop weg en zeg dat het maanden duurde tot het volgende feest.

Pasen.
Spelvraag: Wat doe je allemaal met Pasen?
Suggesties: Eieren zoeken, eieren eten, eieren schilderen, lopen als een paashaas.

De kinderen gaan zitten waar ze op dat moment zijn. De prinsessenpop zoekt onder de struiken maar vindt alleen paaseieren, in een nestje maar ziet alleen schattige kuikentjes. Doe de pop weg en zeg dat het maanden duurde tot het volgende feest.

Carnaval.
Spelvraag: Wat doe je allemaal met carnaval?
Suggesties: Schminken, omkleden als een clown en rondlopen, omkleden als een indiaan en rondlopen…

Omkleden als een prins of prinses en rondlopen.

De kinderen gaan zitten op de banken. Geef het kind dat de kroon had gekocht in het begin van de les een kartonnen kroon. Een kartonnen kroon voorbeeld.

Show »

Pak de prinsessen pop en hou die verdekt bij je. Vertel dat de prinses haar eigen kroon terug zag, nodig het kind met de kroon uit om bij de prinsessenpop te komen.
De prinsessenpop legt alles uit en vraagt haar eigen kroon terug. Als ruil geeft ze een groot feest. Het kind met de kroon geeft de grote kroon af en gaat weer zitten, leg de kroon weg en zet de prinsessenpop de poppenkroon weer op. Pak de koning erbij. De koning ziet dat zijn dochter de kroon terug heeft en geeft een groot feest waar alle kinderen mogen komen.

De afsluiting.
Vertel dat alle kinderen op het feest mogen komen. Zet een muziekje op en laat ze even vrij bewegen. Dan nemen ze afscheid van de prinses.

Aandachtspunten poppenspel.

Show »

Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.

In de spiekbrief komen de volgende pictogrammen voor:

Prinses Sloddervos

Werkvorm: werken vanuit de handpop. Je introduceert een probleemstelling met een handpop, kinderen gaan aan de slag om tot een oplossing te komen en presenteren die oplossing aan de handpop.
Benodigdheden: een handpop van een prinses en een koning (zijn die niet voorhanden knip dan een kartonnen kroontje en zet die op een andere handpop). Of je er een prinses of prins van maakt, of een koning of koningin maakt uiteraard niets uit. Eventueel een deftig muziekje wanneer je het laatste lesonderdeel ook doet.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.

Instructie: In deze les gaan we over deftige dingen spelen, bijvoorbeeld: Kam je haren heel netjes, trek hele nette kleren aan, loop eens door elkaar en begroet elkaar heel netjes (‘Goedemorgen, mevrouw’), dans een deftige dans (1-2-3, 1-2-3). Netjes zijn is natuurlijk niet altijd even leuk. Haal je handen eens door je haar, spring in je joggingbroek en speel alsof je in de modder tegen een voetbal aanschopt.

De pop.
De kinderen zitten in een u-vorm. Hou de pop nog verdekt bij je en vertel dat je langs een kasteel liep en uit een open raam iemand hoorde huilen. Je bent gaan kijken, stiekem door het raam. En je zag een prinses en haar vader.
Haal dan de twee poppen tevoorschijn en speel dat de koning moppert op de prinses. Het is verschrikkelijk zo slordig als ze is: aan tafel ligt de helft van haar eten op de grond, haar kamer lijkt op een vuilnisbult, haar nieuwe jurk is gescheurd en zit vol vlekken en wanneer is ze voor het laatst in bad geweest? Voor straf mag je niet mee naar het bal (feest) van de prins.
Stop de poppen weg. Je vindt het een beetje zielig, misschien dat we de prinses het goede voorbeeld kunnen geven?
Bespreek kort hoe je het beste uitlegt wat hoe de prinses zich kan gedragen. Stel voor om te laten zien hoe het niet moet en daarna hoe het wel moet.

De oplossing.
Verdeel de groep in 4 kleinere groepen en zet iedere werkgroep in een hoek waar ze even kunnen oefenen.
Loop rond en deel de opdrachten mondeling uit:

Werkgroep 1: hoe je slordig eet (zo moet het niet) en hoe je deftig eet (zo moet het wel).
Werkgroep 2: hoe je slordig danst op het feest (zo moet het niet) hoe je deftig danst (zo moet het wel).
Werkgroep 3: hoe je slordig speelt op je kamer (zo moet het niet), en hoe je deftig speelt op je kamer: meteen opruimen als je klaar bent (zo moet het wel).
Werkgroep 4: hoe je slordig praat en doet (zo moet het niet) en deftig praat en doet (zo moet het wel).

Zet ze aan het werk, bepaal zelf of je ze dat zelfstandig laat doen (basisbehoefte autonomie) of dat je ondersteunt.
Kleuters in de hoeken, toelichting.

Show »

De leeftijds en ontwikkelingsfase van de kleuter laat gericht samenwerken nog niet zo toe. Dit lesonderdeel heeft dan ook niet als eerste doel om ze een briljante voordracht te laten voorbereiden, maar ruimte te bieden tot samenspel zodat jij kan observeren hoe ze daar mee omgaan. Dat de meeste kinderen naast elkaar zullen spelen en niet met elkaar is dus in wezen niet zo erg.

De presentatie.
De kinderen zitten in een u-vorm. Haal voorzichtig de huilende prinses weer tevoorschijn. Heet haar van harte welkom en vertel dat we haar iets willen laten zien. Eén voor één laten de werkgroepen zien wat ze hebben bedacht, na afloop van iedere presentatie klappen de kinderen aan de kant en komt de prinses tot inzicht: Zit dat zo? Ja, da’s veel deftiger inderdaad.

De ontknoping.
Na de laatste presentatie haal je de koning erbij, laat de koning en de prinses samen praten. De koning komt er achter dat de prinses een stuk netter is geworden en ze mag toch mee naar het bal van de prins. Als ze zich snel omkleedt natuurlijk.

Doorkijkje »

Koning: Zo, wij gaan naar het bal van prins Ferdinand, tot straks.
Prinses: Goed vader, ik wens u een prettig verblijf.
Koning: Maar kind wat praat je ineens deftig en wat ziet je kamer er netjes uit.
Prinses: Ik heb opgeruimd vader, de kleuters hebben mij dat geleerd [danst deftig].
Koning: Wat een deftig dansje! En er liggen geen kruimels op de grond!
Prinses: Ja, ik kan nu ook deftig eten, ook van de kleuters geleerd vader.
Koning: Jij mag zo wel mee hoor naar het bal!
Prinses: Wat fijn!
Koning: Dan moet je wel eerst een schone jurk aantrekken natuurlijk, tot zo!

De prinses bedankt de kinderen voor hun hulp. Iedereen neemt afscheid van de prinses en de poppen worden voorzichtig opgeborgen.

Het bal (een fijne afsluiting).
Zeg dat alle prinsen en prinsessen op het bal deftig komen dansen, praten en eten. Zet een muziekje op en laat de kinderen even als deftige prinsen en prinsessen vrij bewegen

Aandachtspunten poppenspel »

Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.

In de spiekbrief komen de volgende pictogrammen voor: