Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.
A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.
Benodigdheden: hoofddeksels voor Tom en Sonja (zie hieronder) een touw of hoepel.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen voeren de volgende opdrachten klassikaal uit zonder contact met elkaar te maken: springen over een sloot, een zware steen tillen, trekken aan een touw, vliegen als een superheld.
De start.
Kies een tweetal uit, de één speelt Tom, de ander speelt Sonja. Geef ze de hoofddeksels.
Vertellen: vertel dat het twee dwergen zijn die midden in het bos zich vervelen. Ze hebben nieuwe petten gemaakt omdat ze graag helden willen zijn. Ze willen de eerste dwergenhelden worden. Tom laat zijn spierballen zien, Sonja laat haar spierballen zien, nu nog een noodgeval. Vertel dat ze wachten en wachten maar dat er niets gebeurt. Vertel dan dat Sonja het idee krijgt de draak te verslaan die in de drakenberg woont. Dat is wel een eind lopen, maar altijd nog beter dan niks.
Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep.
1: de kuikens bij de sloot.
Denkbeeldig omkleden: groei zachte veertjes, kuikensnaveltjes en zwemvliesjes.
Klassikaal spelen: Loop eens door elkaar en piep als een kuiken. Trek een wormpje uit de grond.
Zet één kind op het deel dat op de plattegrond als veilig staat aangegeven, zij is de moedereend. De rest van de kinderen staat als kuiken op het deel dat als ‘speelvlak’ staat aangegeven.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de kuikens uit): vertel dat de kuikens niet naar de moedereend durven, ze zijn bang voor enge vissen. Iedereen kwaakt naar elkaar. Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst kuikens naar de overkant moet brengen? Coachen: ze brengen groepjes kuikens al zwemmend naar de overkant.
Zingen: als dank zingen de kuikens een liedje of doen een kuikendans.
Tom en Sonja zwaaien en vervolgen hun weg.
2: de konijnen.
Denkbeeldig omkleden: groei konijnenoren, tanden, een wipstaart.
Klassikaal spelen: knaag aan wortels, graaf een holletje, snuffel aan bloemetjes, drink uit een beek.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de konijnen uit): vertel dat de konijnen op het ‘veilige deel’ wortels zien en per ongeluk op het ‘gevaarlijke deel’ stappen. Maar dat is drijfzand, ze plakken vast en zakken langzaam weg. Ze roepen om hulp.
Vertel ook dat Tom en Sonja zich aan het afdrogen zijn, en een boterham eten. Ze kijken om zich heen: ze zijn nog niet eens op de helft op zoek naar de drakenberg.
Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep. Ze gaan er naartoe.
Vertellen: Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst konijnen moet helpen?
Coachen: ze trekken de konijnen met een stok of touw naar zich toe. Als dank zwaaien alle konijnen, Tom en Sonja zwaaien terug en vervolgen hun weg.
3: de herten.
Denkbeeldig omkleden: groei een gewei, lange hertenbenen, en een grappig staartje.
Klassikaal spelen: eet van een struik, huppel en spring.
Vertellen (wat jij vertelt beelden de herten uit): vertel dat de herten op het ‘veilige deel’ gras eten en huppelen. Maar dan zien ze op het ‘gevaarlijke deel’ heerlijke bramen aan struiken hangen. Ze gaan er enthousiast op af maar: auw! Hun lange benen zitten onder de stekels van de struik, zo kunnen ze niet meer lopen. Ze roepen om hulp.
Vertel ook dat Tom en Sonja de modder van hun laarzen aan het stampen zijn. Ze kijken om zich heen: ze zijn nog niet zo ver op weg naar de drakenberg.
Herhaling: ze lopen langs prikkelstruiken, lopen door de modder, springen over waterplassen en horen dan hulpgeroep. Ze gaan er naartoe.
Vertellen: Tom en Sonja zuchten en kijken elkaar aan. Hoe kan je nou een superheld worden als je eerst stekels uit hertenpootjes moet halen?
Coachen: ze trekken stekels uit hertenpootjes, de herten huppelen snel naar de bank en gaan zitten.
De ontknoping: echte helden.
Vertellen: vertel dat het donker is geworden, en koud en eng. Tom en Sonja vinden het zo jammer dat het allemaal is mislukt en moeten huilen.
Vertel ook dat de hertjes, de konijnen en de kuikentjes komen kijken wat er aan de hand is. Dat Tom en Sonja vertellen dat ze helden willen zijn maar dat het is mislukt omdat de draak nog leeft. Vertel dat de dieren wel vinden dat ze helden zijn omdat ze hun zo goed hebben geholpen. Tom en Sonja moeten lachen en zijn trots.
Afloop.
Klassikaal spelen. De herten brengen bramen, de konijnen brengen wortels en de kuikens vers water. Ze smullen heerlijk en nemen dan afscheid.











