Didactische uitleg en tips groep 1-2

Voorbereiden.
De voorbereiding van een dramales voor kleuters is voor iedere leerkracht anders. De ene leest de lesopzet één keer over en gaat aan de slag, de ander houdt lesopzet of spiekbrief binnen handbereik tijdens het lesgeven.

Tips:
Lees de lesopzet goed en gebruik met dat in je achterhoofd de spiekbrief. De spiekbrief is een verkorte bechrijving dus als je een concreet beeld nodig hebt lees de lesopzet.
Lees de lesopzet vanaf de webpagina omdat daar spoilers in staan met extra informatie over de werkvorm en bijvoorbeeld de betekenis van een spelvraag. Ook staat er soms hoe je de ruimte moet indelen, al deze informatie staat niet op de uitgeprinte versie om die zo overzichtelijk mogelijk te houden.

Werken vanuit verhalen »

Een verhaal is een avontuur om naar te luisteren, en een avontuurlijke ervaring als je er een speelt. Een dramales moet een belevenis zijn, gedurende mijn bijna twintig jaar lange ervaring met drama geven aan het jonge kind kwam ik er achter dat wanneer een dramales als verhaal werd gepresenteerd kinderen er beter in zaten dan wanneer ze droog begrippen moesten uitbeelden. Je maakt gebruik van het kleutervermogen zich makkelijk in een fantasievolle situatie te verplaatsen.
Dit vermogen (magisch realisme) is de benzine in de motor van een dramales.

Bij de kleuterlessen staan door mij bedachte verhalen, maar ook bestaande verhalen. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze zo zijn aangepast dat ze zich er ook lenen om door kleuters te worden uitgebeeld. Een verhaal is natuurlijk iets anders dan een les, vandaar dat je soms een andere invulling tegenkomt.

ZItten. Maar waar? »

Wanneer de kinderen even moeten zitten kan dat ook verspreid door het lokaal, ze hoeven niet per se op de banken of stoelen terug. Door overbodig lopen daalt je lestempo met vaak ruis tot gevolg.
Werken met een spiekbrief.

Klaarzetten van het lokaal »

Bij een groot lokaal heeft de voorkeur de banken in het midden te zetten en maar één deel te gebruiken. Dek afleidende zaken af of ruim ze op.

Denkbeeldig omkleden »

Denkbeeldig omkleden kan je doen bij het wisselen van rollen.  Het komt regelmatig voor dat kleuters meerdere rollen spelen.

Niet zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo, kom maar als een kabouter tevoorschijn ’.

Maar zo:
Jij:‘Wie kwamen er uit het bos?’.
Kind antwoordt: ‘Kabouters’.
Jij: ‘Goed zo. Doe je rode puntmuts op. De meisjes groeien kabouterstaartjes, de jongens kabouterbaardjes. Stap in je kabouterlaarzen en kom maar tevoorschijn ’.

Met denkbeeldig omkleden begeleid je het schakelen tussen de rollen, stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Handen vrij »

Drama geef je het prettigst als je je handen vrij hebt. Plak de spiekbrief (desnoods in A3 formaat) aan de muur zodat je zicht op de lesinhoud hebt.
Neem ook de vrijheid om de kinderen te betrekken bij de invulling van de les. Bijvoorbeeld d.m.v. de spelvragen.

Heb je vragen over vakdiactiek, neem contact met ons op zodat we je nog beter van dienst kunnen zijn. Misschien vind je jouw vraag hier als tip terug.

Leerkrachtscherm groep 1-2

Het leerkrachtscherm voor de leerkrachten die met kleuters werken geeft extra informatie voor wie daar behoefte aan heeft. Het draagt bij aan je kennis van hedendaags dramaonderwijs.
Je werkt met een bijzondere doelgroep binnen de basisschool, dramaonderwijs staat dicht bij het z.g. jonge kind. Deze lessen zijn niet voorschrijvend maar geven je een suggestie van het lesverloop. Drama gaat om samen bezig zijn met doen-alsof-spel, het is belangrijk dat je daarbij vertrouwt op je instict en de lessen op een manier geeft waar je vrolijk van wordt. Je mag dus afwijken van het lesplan, maar dat hoeft niet.

Veel plezier met deze lessen, heb je vragen of opmerkingen mail gerust naar het dramateam.

Didactische uitleg en tips
Werkvormen ABC

Heb je een vraag of heb je ergens een foutje ontdekt dat je wil melden?
Neem makkelijk contact met ons op!

Ik wil ook een dier!

Werkvorm: werken vanuit de handpop.
Benodigdheden: een handpop van een jongetje en een van een moeder. Uiteraard maakt het niets uit als het gaat over een meisje en een vader als je andere poppen voorhanden hebt. Een knuffeldiertje van bijvoorbeeld een hond of konijn.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Toelichting op de spelvraag:

Show »

De leerkracht stelt een vraag waarvan de antwoorden tot klassikaal spel leiden.
Dus niet: ‘Hij ging naar de zee. Speel een zeehond’.
Maar: ‘Hij ging naar de zee en zag dieren. Welke dieren wonen er in de zee?’ Je geeft een kind de beurt, dat wat wordt genoemd wordt klassikaal uitgebeeld.

Warming up: de kinderen staan verspreid in het lokaal.
Instructie: In deze les gaan we over veel dieren dingen spelen, bijvoorbeeld: dieren met veren, dieren zonder staart, dieren met een snavel, dieren met twee benen, dieren met lange oren.

De pop. De kinderen zitten in een u-vorm.
Hou de pop nog verdekt bij je en vertel dat het verhaal gaat over een jongetje dat heel graag een huisdier wil. Haal dan de pop tevoorschijn en laat hem vertellen dat al zijn vriendjes een dier hebben en sommigen wel twee. De moederpop komt erbij, die begrijpt het wel maar wil dat het jongetje eerst goed gaat kijken welk dier bij hem past voordat ze er een kiezen. Stop de poppen weg in een bedje of mandje buiten het zicht van de kinderen.

Dierenplek 1: de zee.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in de zee?
Suggesties: Walvissen, krabben, zee-egels, zeehonden.

Er worden klassikaal wat zeedieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond.  Vertel dat het jongetje bij de zee aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de zee, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.

Dierenplek 2: het bos.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in het bos?
Suggesties: Herten, eekhoorns, konijnen, vossen.

Er worden klassikaal wat bosdieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond.  Vertel dat het jongetje bij het bos aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit het bos, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.

Dierenplek 3: de boerderij.
Spelvraag: Welke dieren wonen er op de boerderij?
Suggesties:  Koeien, kippen, varkens, paarden.

Er worden klassikaal wat boerderijdieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond.  Vertel dat het jongetje bij de boerderij aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de boerderij , de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.

Dierenplek 4: de dierentuin.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in de dierentuin?
Suggesties: Olifanten, beren, giraffes, kangoeroes.

Er worden klassikaal wat dierentuindieren uitgebeeld. De kinderen zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond.  Vertel dat het jongetje bij de dierentuin aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de dierentuin, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.

De oplossing.
De kinderen zitten in de u-vorm, pak het knuffeldier er bij. Het jongetje moet erg huilen, en wordt getroost het knuffeldier van een hond of konijn. Dat wordt het huisdier!

De afsluiting.
Het jongetje gaat zijn nieuwe huisdier alle dieren laten zien die hij in het verhaal heeft bezocht. De kinderen spelen hun favoriete dieren van de locaties en het jongetje benoemt ze voor zijn huisdier.

Aandachtspunten poppenspel.

Show »

Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.

Het bad is te nat!

Werkvorm: werken vanuit de handpop. Je introduceert een probleemstelling met een handpop, kinderen gaan aan de slag om tot een oplossing te komen en presenteren die oplossing aan de handpop. 
Benodigdheden: een handpop van een dier of mens.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up: de kinderen staan verspreid in het lokaal.

Instructie: In deze les gaan we over dingen spelen die met water te maken hebben, bijvoorbeeld:  douchen, zwemmen, roeien, thee drinken, schaatsen.

De pop.
De kinderen zitten in een u-vorm. Hou de pop nog verdekt bij je en vertel dat je vond dat het zo raar rook en dat je toen de pop vond.  Haal dan de pop tevoorschijn.
Praat met de pop, vertel dat je hem in bad wil stoppen omdat hij niet zo fris meer ruikt, de pop wil dat absoluut niet.
De pop vertelt dat hij hartstikke bang is voor water, water is nat en koud en vervelend. Jij bent het daar niet mee eens, en vraagt de kinderen leuke waterdingen te verzinnen voor de pop.
De pop gelooft niet dat water leuk kan zijn maar vertelt dat hij benieuwd is naar wat de kinderen zullen verzinnen.
Stop de pop weg in een bedje of mandje buiten het zicht van de kinderen. Bespreek kort welke leuke dingen je met water kan doen.

De oplossing.
Verdeel de groep in 4 kleinere groepen en zet iedere werkgroep in een hoek waar ze even kunnen  oefenen.

Mogelijkheid 1: de werkgroepen verzinnen zelf hun onderwerp.
Mogelijkheid 2: loop rond en deel de opdrachten mondeling uit.

Werkgroep 1: werken in de tuin (planten, harken, watergieter, tuinslang)
Werkgroep 2: keten met water (eerst waterballonnen en waterpistolen  vullen bij de kraan)
Werkgroep 3: zand en watertafel. Uitbeelden dat je met de zand en watertafel speelt
Werkgroep 4: zwemmen in het zwembad (eerst omkleden, douchen).

Zet ze aan het werk, bepaal zelf of je ze dat zelfstandig laat doen (basisbehoefte autonomie) of dat je ondersteunt.
Kleuters in de hoeken, toelichting.

Show »

De leeftijds en ontwikkelingsfase van de kleuter laat gericht samenwerken nog niet zo toe. Dit lesonderdeel heeft dan ook niet als eerste doel om ze een briljante voordracht te laten voorbereiden, maar ruimte te bieden tot samenspel zodat jij kan observeren hoe ze daar mee omgaan. Dat de meeste kinderen naast elkaar zullen spelen en niet met elkaar is dus in wezen niet zo erg.

De presentatie.
De kinderen zitten in een u-vorm. Haal voorzichtig de pop weer tevoorschijn. Hij zegt dat hij erg benieuwd is naar wat er zo leuk is aan water, hij gelooft er niks van. Na iedere presentatie komt de pop steeds dichter bij het idee dat water ook leuk kan zijn, na afloop van de presentaties klappen de kinderen aan de kant.

De afsluiting.
Na de laatste presentatie vat de pop samen wat hij heeft gezien. Hij besluit om het toch een keer te proberen (een bad nemen). Hij bedankt de kinderen voor de leuke presentaties, jij zegt dat hij vandaag nog lekker in bad gaat. Iedereen neemt afscheid en de pop wordt voorzichtig opgeborgen.

Aandachtspunten poppenspel.

Show »

Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.

In de spiekbrief komen de volgende pictogrammen voor:

Jarig!

Titel: Jarig!
Werkvorm: uitbeeldspel. Uitbeeldspel is de meest vrijblijvende vorm van doen-alsof-spel. Het doel is om tot uitbeelden te komen, of daar bijvoorbeeld wel of geen geluid bij wordt gemaakt is niet zo van belang, en naar eigen inzicht van de leerkracht. Uitbeeldspel gaat over het uitbeelden van begrippen, zonder dat er sprake is van een verhaallijn.
Aanwijzing spelvraag.

Show »

Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij: ‘Wat zijn  leuke dingen om met je vrienden te doen als je jarig bent?’.
Kind: ‘Zwemmen’.
Jij: ‘Goed zo, doe allemaal maar alsof je in het zwembad bent’.

Maar zo:
Jij: ‘Wat zijn  leuke dingen om met je vrienden te doen als je jarig bent?’.
Kind: ‘Zwemmen’.
Jij: ‘Goed zo, zwemmen. Doe maar alsof  je je zwemtas inpakt –wat neem je mee? – we kopen een kaartje voor het zwembad, kleed jezelf om, eerst douchen, loop maar naar het zwembad…’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.  Tip: print de spiekbrief uit en hang die ergens in het zicht zodat je je handen vrij hebt.

Inleiding.
Vertel dat deze les over jarig zijn gaat.
Tip: je kunt wel met de kinderen een voorgesprek houden maar drama is een actief vak dus hou het kort. Daarnaast komen de begrippen die met dit thema samenhangen tijdens de les uitvoerig aan bod.

De kinderen staan verspreid in het lokaal.

Opdracht 1: mooie kleren aan.
Jij coacht: Trek je verjaardagskleren aan, hoe loop je als je netjes bent aangekleed?

De kinderen zitten verspreid in het lokaal.

Opdracht 2: de deurbel gaat.
Jij coacht: Bel bij elkaar aan en feliciteer elkaar met je verjaardag.
Voordoen: Bel denkbeeldig bij een kind aan en feliciteer hem hartelijk.

Opdracht 3: cadeaus uitpakken.
Jij coacht: Pak cadeaus uit en speel er mee, let goed op de opdrachten.
Suggesties:  cadeaus met wielen, cadeaus met een gezicht, cadeaus waar geluid uit komt, cadeaus waar je mee kan bouwen, het aller-leukste cadeautje dat je kan verzinnen.

Opdracht 4: leuke dingen doen.
Spelvraag: Wat zijn  leuke dingen om met je vrienden te doen als je jarig bent?
Suggesties:  zwemmen, bowlen, spelletjes, dansen, knutselen, verkleden.

Opdracht 5: eten.
Spelvraag:. Wat is nou verjaardagseten, echt lekker eten?
Suggesties: pannenkoeken, patat, pasta, pizza.

Opdracht 6: mooie dromen.
Spelvraag: Na zo’n fijne dag heb je vast mooie dromen. Wat is nou echt fijn om over te dromen?

Afsluiting:
Jij coacht: Doe je ogen maar open, wrijf maar in je ogen, rek je uit. Je bent weer in de klas, kom maar in de rij, enzovoorts.

Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:

Groep 1 Uit logeren

Titel: Uit logeren.
Werkvorm: uitbeeldspel. Uitbeeldspel is de meest vrijblijvende vorm van doen-alsof-spel. Het doel is om tot uitbeelden te komen, of daar bijvoorbeeld wel of geen geluid bij wordt gemaakt is niet zo van belang, en naar eigen inzicht van de leerkracht. Uitbeeldspel gaat over het uitbeelden van begrippen, zonder dat er sprake is van een verhaallijn.

Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: print de spiekbrief uit en hang die ergens in het zicht zodat je je handen vrij hebt.
Let op: kijk in je startscherm voor de betekenis van de term ‘spelvraag’.

Aanwijzing spelvraag.

Show »

Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo: Jij: ‘Op welke manieren kan je eigenlijk op reis?’. Kind antwoordt: ‘Met de auto’. Jij: ‘Goed zo, met de auto. Rij maar een stukje in de auto’.

Maar zo: Jij: ‘Op welke manieren kan je eigenlijk op reis?’. Kind antwoordt: ‘Met de auto’. Jij: ‘Goed zo, met de auto. Pak je zware logeertas, loop maar naar de auto, til hem maar in de kofferbak, deur open, vergeet je riem niet vast te doen hè!’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Inleiding. Vertel dat deze les over logeren gaat. Tip: je kunt wel met de kinderen een voorgesprek houden maar drama is een actief vak dus hou het kort. Daarnaast komen de begrippen die met dit thema samenhangen tijdens de les uitvoerig aan bod.

De kinderen staan verspreid in het lokaal.

Opdracht 1:  inpakken.
Spelvraag:  Wat neem je mee als je uit logeren gaat?
Suggesties:  tandenborstel, knuffel, sokken, laarzen, speelgoed, snoepjes.

Doe ze in een denkbeeldige koffer.

Opdracht 2: de reis.
Spelvraag: Op welke manieren kan je eigenlijk op reis?
Suggesties:  op de fiets, met de auto, met de bus, met de trein, met de boot, met het vliegtuig.

Oefening: de kinderen zitten in een lange rij twee aan twee op de grond naar jou toe gedraaid. Vertel dat jullie in het vliegtuig zitten. Pak een denkbeeldige stuurknuppel beet en zeg dat jullie opstijgen, leun iets naar achteren en stimuleer ze dat ook te doen. Beweeg de stuurknuppel naar rechts en stimuleer ze met je mee naar rechts te bewegen zonder hun plek te verlaten. Deze bewegingsoefening doen ze zittend op de grond, jij blijft staan zodat je voor iedereen te zien bent. Het is een groot succes wanneer je ze binnen de fantasie stimuleert: ‘Zwaai maar naar de mensen op de grond. Wie wil er iets te drinken? Kijk een vogel!’ enzovoorts.

Opdracht 3: dingen om te doen.
Spelvraag: Wat zijn leuke dingen om te doen als je ergens uit te logeren bent?
Suggesties:  spelen met de speelgoedkist, de hond uitlaten, helpen met koken, naar de dierentuin, een hut bouwen.

Opdracht 4: eten.
Spelvraag: Uit logeren is best speciaal. Wat is nou speciaal eten, echt lekker eten?
Suggesties: pannenkoeken, patat, pasta, pizza.

Opdracht 5: naar bed.
Spelvraag: Als je naar bed toe gaat, wat moet je dan allemaal doen?
Suggesties:  tas uitpakken, uitkleden, pyjama aantrekken, knuffel in bed leggen, tanden poetsen, in bed kruipen.

Opdracht 6: mooie dromen.
Spelvraag: Na zo’n fijne dag heb je vast mooie dromen. Wat is nou echt fijn om over te dromen?

Afsluiting:
Instructie: Doe je ogen maar open, wrijf maar in je ogen, rek je uit. Je bent weer in de klas, kom maar in de rij, enzovoorts.

Spiekbrief.
Deze symbolen staan in je spiekbrief:

De koning eet alleen maar honing.

Titel: De koning eet alleen maar honing
Werkvorm: werken vanuit de handpop. Je introduceert een probleemstelling met een handpop, kinderen gaan aan de slag om tot een oplossing te komen en presenteren die oplossing aan de handpop.
Benodigdheden: een handpop van een koning, een lepel (op eigen inzicht uit te breiden tot 4 lepels, 4 borden, koksmutsen).
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up: de kinderen staan verspreid in het lokaal.
Instructie: In deze les gaan we over dingen spelen die te maken hebben met eten, bijvoorbeeld: aardbeien plukken, koeien melken, brood smeren, roeren in een pan. Wat voor gezicht trek je als je iets niet lust? Wat voor gezicht trek je als je iets heel lekker vindt om te eten?

De pop.
De kinderen zitten in een u-vorm. Hou de pop nog verdekt bij je, en vertel dat er hoog bezoek is vandaag: de koning komt langs. Wat moet je eigenlijk doen als je een echte koning ziet?
Oefen klassikaal even hoe je moet buigen.

Haal dan de pop tevoorschijn en laat de kinderen voor hem buigen. Laat de koning vertellen dat hij alleen maar honing lust en verder niks. Dat is een groot probleem want de bijen maken niet genoeg honing, en hij heeft honger…
Dan vraagt hij of de kinderen goed kunnen koken, en of ze niet iets voor hem willen maken?
De pop vertelt dat hij benieuwd is naar wat de kinderen zullen verzinnen en maar dat hij even weg moet. Stop de pop weg in een bedje of mandje buiten het zicht van de kinderen. Bespreek kort hoe je eten bereidt (plukken, wassen, snijden, koken…).

De oplossing.
Verdeel de groep in vier kleinere groepen en zet iedere werkgroep in een hoek waar ze even kunnen oefenen.

Mogelijkheid 1: de werkgroepen verzinnen zelf wat ze maken en beelden uit.
Mogelijkheid 2: loop rond en deel de opdrachten mondeling uit.

Werkgroep 1: patat (aardappels uit de grond, wassen, snijden, frituren).
Werkgroep 2: pizza (deeg rollen, ingrediënten snijden, in de oven zetten).
Werkgroep 3: pannenkoeken (melk, meel en eieren kloppen, in de pan gieten, omdraaien).
Werkgroep 4: pasta (pasta koken, ingrediënten snijden en roeren in de pan, bij elkaar doen).

Zet ze aan het werk, bepaal zelf of je ze dat zelfstandig laat doen (basisbehoefte autonomie) of dat je ondersteunt. Kleuters in de hoeken, toelichting.

Show »

De leeftijds en ontwikkelingsfase van de kleuter laat gericht samenwerken nog niet zo toe. Dit lesonderdeel heeft dan ook niet als eerste doel om ze een briljante voordracht te laten voorbereiden, maar ruimte te bieden tot samenspel zodat jij kan observeren hoe ze daar mee omgaan. Dat de meeste kinderen naast elkaar zullen spelen en niet met elkaar is dus in wezen niet zo erg.

De presentatie.
De kinderen zitten in een u-vorm. Haal voorzichtig de koning weer tevoorschijn. De koning zegt dat hij erg benieuwd is naar wat ze voor hem hebben gemaakt.
Eén voor één laten de werkgroepen zien wat ze hebben bedacht. De koning vraagt hoe het heet en hoe het wordt gemaakt, de werkgroep praat met de koning en bereidt denkbeeldig het voedsel. Ze krijgen daarvoor applaus. Dan kies je een hoofdkok uit die de lepel pakt en de koning een hapje geeft. De koning reageert bij ieder groepje hetzelfde: ‘Hmmm, ik moet er vast nog een beetje aan wennen’.

De afsluiting.
Na de laatste presentatie vat de koning samen wat hij heeft geproefd. Hij krijgt ineens een idee en vraagt aan jou of je alles door elkaar wil gooien. Denkbeeldig doe je de vier gerechten bij elkaar en geeft de koning een hapje. Hij vindt het geweldig! Een nieuw koningsgerecht!
Hij bedankt de kinderen voor het briljante eten.
Iedereen neemt afscheid van de koning en de pop wordt voorzichtig opgeborgen.

Aandachtspunten poppenspel.

Show »

Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.

In de spiekbrief komen de volgende pictogrammen voor:


Kijk hier als je meer wil weten over het werken met een spiekbrief en de pictogrammen.

What is Drama?

Drama is the specific mode of fiction represented in performance. The term comes from a Greek word meaning “action” (Classical Greek: δρᾶμα, drama), which is derived from “to do” (Classical Greek: δράω, drao). The enactment of drama in theatre, performed by actors on a stage before an audience, presupposes collaborative modes of production and a collective form of reception. The structure of dramatic texts, unlike other forms of literature, is directly influenced by this collaborative production and collective reception. The early modern tragedy Hamlet (1601) by Shakespeare and the classical Athenian tragedy Oedipus the King (c. 429 BCE) by Sophocles are among the masterpieces of the art of drama. A modern example is Long Day’s Journey into Night by Eugene O’Neill (1956).