Werkvorm(en): combinatiespel en acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een verhaal en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: opdrachtkaarten en iets om kaartjes uit te halen (hoed of bak o.i.d.).
Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen: niet logisch spel waarbij je dingen aan elkaar koppelt die je normaal misschien niet zo snel zou doen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten:
- Je fietst lekker naar school, het weer is mooi en je bent gelukkig.
- Je band gaat lek, je voelt paniek opkomen want je komt te laat op school.
- Achter je hoor je een geluid in de bosjes, je voelt angst opkomen.
- Je draait je op, het is een klein wit konijntje, je voelt opluchting. Je doet je fiets op slot.
- Je wil het konijntje heel graag aaien maar het rent weg, je voelt verlangen.
- Ineens sta je bij je school en je bent nog op tijd, je voelt blijdschap.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je krijgt straks een spelopdracht en een emotie die je daar bij moet spelen. Ze kloppen soms niet met elkaar, toch moet je proberen om de opgegeven emotie in de situatie te spelen.
A is verdwaald en vraagt de weg aan B. A is vrolijk B is bang.
B komt te laat op school, A is de leerkracht. B is hoopvol A is verveeld.
A brengt iets terug in de winkel dat kapot is gegaan, B is de winkelier. A is ongelukkig B is boos.
B is aan het belletje trekken maar wordt betrapt door A. B is trots A voelt bewondering.
De kinderen vullen zelf hun spelsituaties in en spelen totdat je de volgende spelopdracht geeft.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Iemand uit jullie werkgroep is jarig en heeft de rest uitgenodigd op zijn feestje. Op de opdrachtkaart staat waar jullie naartoe gaan. Maar voordat jullie beginnen met oefenen halen jullie vier emoties bij me op. Deze vier emoties moeten er in voorkomen.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.
Opdrachten: naar de bowlingbaan, naar de boerderij, een speurtocht, naar de bioscoop, naar het pretpark, naar een kasteel.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).
Emotionele verjaardag.
Bepaal wie de jarige is, er kunnen ook volwassen rollen in voorkomen zoals kaartjesverkoper, ober enzovoort.
De vier emoties die jullie hebben gepakt moeten er alle vier in voor komen.
Jullie verjaardagsactiviteit: naar de manege
Een stappenplan voor jullie verhaal:
Stap 1: jullie komen aan op de plek van het feestje.
Stap 2: ga verjaardag vieren.
Stap 3: er ontstaat een probleem.
Stap 4: dat probleem wordt opgelost.
Let op: het uitbeelden dat er vier of vijf cadeautjes worden uitgepakt kan voor het publiek langdradig zijn om naar te kijken.
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.