Groep: 6-8
Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een held en presenteren dat aan elkaar. Er zit een slow motion moment in de presentatie.
Print les + opdrachten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je vast komt te zitten met je auto, uitstapt, duwt en als dat niet lukt je de auto optilt. Zet de auto verderop neer, stap in en rij weg. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: Je bent een bejaarde, je ziet een katje die niet uit een boom durft. Je redt het katje. Je bent een kleuter, je merkt dat er vuur in de prullenbak brandt en blust dat. Je bent een crimineel, je pakt een spin en zet hem buiten op de grond.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.
Instructie: helden zie je vaak in actiefilms maar actiefilms (geweld, rennen) nadoen bij drama is vaak rommelig en storend. Daarom spelen we vandaag ook in slow motion.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel een simpele ontmoeting: je ziet elkaar en geeft elkaar een hand. Doe daarna precies hetzelfde maar dan in slow motion.
Instructie: let vooral goed op elkaar dat je even snel beweegt, anders werkt het niet. Ga staan. Je krijgt eenvoudige spelopdrachten, speel die eerst in de normale tijd, dan in slomo.
Een ontmoeting. A geeft een cadeau aan B, B pakt het uit en is blij.
Jullie zijn twee ridders die zwaard vechten. B steekt vuurwerk af A is bang.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over een heldendaad. Je speelt de scene in de ‘normale tijd’ tot de held tot actie overgaat. De actie speel je in slow motion tot dat voorbij is en dan ga je over tot de normale snelheid. Lees de opdrachtkaart goed door.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Deel de opdrachtkaarten uit en laat ze zelfstandig repeteren.