Creëer en Leer DRAMA

Previous Next
  • Dramalessen per groep
    • Dramalessen voor groep 1
    • Dramalessen voor groep 2
    • Dramalessen voor groep 3
    • Dramalessen voor groep 4
    • Dramalessen voor groep 5
    • Dramalessen voor groep 6
    • Dramalessen voor groep 7
    • Dramalessen voor groep 8
  • Abonnementen
    • Abonnementen
  • Trainingen
  • Gratis lessen
  • Een dramamethode kiezen
  • Contact

Reclame.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 5

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen maken reclames en presenteren die aan elkaar.
Opmerking: schrijf de aandachtspunten van de kernopdracht vooraf op het bord. De kinderen verzinnen zelf reclames, mogen niet een bestaande reclame naspelen. 
Tip: Neem de resultaten op video op zodat je het nog eens terug kunt kijken. Het is tevens geschikt om op bijvoorbeeld een weeksluiting te presenteren. Mix het met de collega van groep 7, die heeft een les over tv programma’s. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat de les over reclames zal gaan en bespreek kort reclames die ze kennen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A belt straks bij b aan en prijst een product aan, iets dat hij aan B wil verkopen. Leg uit wat er zo bijzonder aan is en laat zien hoe het werkt. Je eindigt er mee dat B het van A koopt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bel bij een kind aan en demonstreer een ‘wonderspons’ die zelfs de meest hardnekkige vlekken verwijderd (en significant betere resultaten behaalt dan vergelijkbare producten).

De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, je bespreekt de aandachtspunten klassikaal vanaf de opdrachtkaart.
Instructie:  Jullie gaan zo zelf een reclame verzinnen en instuderen. Dat doen we met het volgende stappenplan.

Stap 1: Er is een probleem (bijvoorbeeld: de was wordt niet schoon).
Stap 2: Hulp komt (het product wordt door enthousiaste mensen gebracht).
Stap 3: Het probleem is opgelost (de was wordt nu wel schoon).
Stap 4: Er wordt afgesloten met een rijmpje, een z.g. ‘slogan’( bijvoorbeeld ‘nooit meer pech met Vlekweg’).

Je verdeelt straks je groep in acteurs die hulp nodig hebben (‘probleemacteurs’) en acteurs die het product komen brengen (‘productacteurs’).

Belangrijk: wil je de producten van de werkgroepen zelf bepalen dan schrijf je die op de uitgeprinte opdrachtkaarten (bijvoorbeeld: broodbeleg, hondenbrokken, schoonmaakmiddel, haargel, energiedrank).

Maak niet meer dan vijf werkgroepen, loop langs en deel de opdrachtkaarten uit.

Het kind van…

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 5

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over het kind van een bijzonder figuur en presenteren dat aan elkaar.
Voorbereiding: knip de kleine rolkaartjes uit en stop ze in een hoed o.i.d. Let op: bij een oneven getal kinderen schrijf je één briefje met de hand en meld je dat er van één rol drie spelers zijn. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks een klein papiertje met een rol erop. Dat papiertje is geheim, laat het dus aan niemand zien.

Deel de rolpapiertjes uit.

Instructie: Ga, staan. Eén klasgenoot heeft dezelfde rol. Loop als je rol door het lokaal. Je mag geluid maken maar je mag je rol niet noemen. Je mag dus wel zeggen ‘Jee, wat stinkt die olifantenpoep!’ maar niet ‘Wat heb ik het toch lastig als dierenverzorger in de dierentuin!’. Probeer de klasgenoot met dezelfde rol te vinden.

Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, de tweetallen die ze met de eerste oefening hebben geformeerd. Ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: B is de postbode die een pakje komt brengen bij A. A doet open en vraagt de postbode binnen om te helpen met open maken. A verzint voor zichzelf echter een bijzondere rol en vertelt dat vooraf niet aan B.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Het kind is de postbode, jij doet bijvoorbeeld open als de heks uit Hans & Grietje of iemand met een bijzonder beroep (een dirigent bijvoorbeeld). Laat iets bijzonders uit het pakketje van de postbode komen en vraag het kind welke rol je speelde.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Inleiding: Heeft een astronaut ook kinderen? Of een popster? En hoe is dat dan voor die kinderen om een vader of moeder te hebben met zo’n bijzonder beroep?

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te verzinnen of het kind of de kinderen van een buitengewoon persoon.

Opdrachten: een koning, boswachter, circusartiest, kapitein, crimineel.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Het kind van….
Hebben die dan ook kinderen? Jullie studeren een verhaal in over een bijzonder gezin. Denk bij het verzinnen van rollen aan: vriendjes, broertjes en zusjes, vader, moeder, collega’s van je vader of moeder…

1: Thuis: is het een normaal huis? Wie zijn er allemaal in dat huis?
Hoe gaat het spelen en eten bijvoorbeeld?
2: Nadeel: wat is er niet leuk aan dat vader of moeder zo’n beroep heeft?
3: Voordeel: wat is er juist wel leuk aan dat vader of moeder zo’n beroep heeft?

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

Jullie verhaal moet gaan over het kind (of de kinderen) van: de directeur van de Efteling.

De diefstal.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 5

Werkvorm(en): Acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen  een avontuur over een diefstal, maken daar een verhaal van en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden:  kinderen kunnen iets uit de klas gebruiken als ‘gestolen voorwerp’ (optioneel). 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat er wordt geacteerd in deze les drama, maar dat er eerst zonder geluid wordt gespeeld.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal. De opdracht is individueel, de kinderen maken dus geen contact met elkaar.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Sluip langs een huis en kijk stiekem door het raam. Kijk door een verrekijker. Zie iets geheimzinnigs, schrik en duik weg. Forceer met je schroevendraaier een deur en sluip naar binnen. Je hoort iets en je duikt weg. Stop iets in je zak en vlucht.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: om de beurt bellen jullie bij elkaar aan voor een mini avontuur, je moet er bij praten. Ik geef aan wat je moet spelen.

A belt bij B aan. Je bent een sleutel kwijt en hebt hulp nodig voordat je ouders thuiskomen.
B belt bij A aan. Je wil samen kattenkwaad uithalen.
A belt bij B aan. Je hebt iets waardevols gevonden, en nu weet je niet wat je er mee moet doen.
B belt bij A aan. Er is iets ergs gebeurt en A moet nu komen helpen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie:  In veel kinderboeken gaan kinderen zelf, als echte detectives, op onderzoek uit. In deze les gaan we dat ook doen. Je bijvoorbeeld op school en er is iets belangrijks gestolen. Kennen jullie de dieven, hoe gaan jullie als echte detectives erachter komen wie het heeft gedaan?
Dit is de start van een avontuur dat jullie straks in groepjes gaan instuderen. Bespreek wat er is gestolen, de plek van de diefstal staat op jullie opdrachtkaart. Het einde is voor alle groepjes bepaald: de dieven worden ontmaskerd. Er mag geen geweld in voorkomen en ga niet lang achter elkaar aanrennen bij een eventuele ‘arrestatie’.

Opdrachten: op school, het museum, de dierentuin,  kist op zolder, uit de juwelenkist.

Bespreek de opdracht, maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Sprookjesfoto.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen maken een afbeelding van een sprookje na en presenteren dat aan elkaar.   
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als Grietje die moet schoonmaken.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten:  Kleinduimpje met de zevenmijlslaarzen, Roodkapje die bloemen plukt, de Wolf die een huisje omver blaast, de Gelaarsde Kat die zichzelf aankleedt, prinsen en prinsessen op het bal,  de heks die een toverdrank maakt.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A sluit straks de ogen, B kiest een sprookjesfiguur. Als A  z’n ogen weer opent staat B in een bepaalde houding. Die houding is een standbeeld van een sprookjesfiguur zoals je ze misschien uit de Efteling kent  A raadt om welk sprookjesfiguur het gaat, daarna wisselen jullie zo lang tot ik aangeef dat je mag stoppen.

Doe dit een keer voor voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Zeg dat de groep de ogen sluit, ga als een grote reus staan. Zeg dat ze hun ogen mogen openen en mogen raden om welk sprookjesfiguur het gaat.

De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een afbeelding van een sprookje. Maak die afbeelding zo precies mogelijk na, met bomen en huisjes en al. Je staat dus zo stil als standbeelden.

Opdrachten: Hans & Grietje, Roodkapje, Sneeuwwitje, Assepoester, de Wolf en de Zeven Geitjes.

Maak werkgroepen en deel de afbeeldingen uit. Als de kinderen zelf de rollen niet kunnen verdelen, geef ieder kind dan een cijfer. Zo kunnen ze op de afbeelding zien in welke houding ze moeten gaan staan.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

het Weer.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus van de  seizoenen en presenteren die aan elkaar.   
Benodigdheden: fluitje o.i.d. om het spel te ‘bevriezen’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die het heel koud heeft.

Warming up tweetallen: ‘Kleien’.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Doe vóór: je kiest een kind dat jouw ‘kleipoppetje’ mag zijn. Het kind staat neutraal, jij zet bijvoorbeeld een arm in een bepaalde houding. Als je de arm loslaat moet het kind de arm in die houding laten staan. Zo kun je de vingers, het hoofd, de benen neerzetten zoals jij dat wilt en kun je zelfs een standbeeld met betekenis maken. Dit gaan de kinderen in tweetallen oefenen.  Loop hierbij niet rond.

Geef kinderen even de tijd en laat ze dan wisselen, het kind dat het ‘kleipoppetje’ was mag nu de ander in een houding neerzetten.

Warming up klassikaal.
Inleiding: Bespreek in een kort voorgesprek de seizoenen en leg daarbij de nadruk op de beleving c.q. bijpassende handelingen. Daarna gaan kinderen verspreid door het lokaal staan.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: Je loopt tegen de wind in, je loopt met een paraplu, je schaatst, je speelt met sneeuw, je speelt buiten met een bal, je plukt bloemen, je smeert jezelf in, je eet een ijsje (verzin zo nodig zelf meer).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: In jullie groepje krijgen jullie een seizoen toegewezen, daar maak je één z.g. ‘foto’ van. Je krijgt daar een blad met afbeeldingen bij. Die hoef je niet na te doen, jullie mogen je ‘foto’ zo maken als je zelf wil.

Opdrachten: winter, herfst, lente en zomer.

Maak werkgroepen en deel de afbeeldingen uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken (bijvoorbeeld: Drie, twee, één: bevries. Het publiek mag de ogen openen.)

Voordat.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over de voorbereidingen op een leuke activiteit en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je je zonnebril opzet, een boek pakt en lekker in de zon gaat zitten lezen.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: ga barbecueën, zonnen, lezen, op het strand spelen, een flesje drinken opendraait leegdrinkt, een banaan pelt en opeet.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up klassikaal.
De groep zitten verspreid in het lokaal op de grond.
Instructie: We gaan dingen spelen die je doet voordat je iets anders gaat doen. Let op.
Speel dat je een boterham smeert en in een boterhambakje stopt, en een schoolbeker met melk vult en dichtdraait. Boterhambakje en schoolbeker verdwijnen in een denkbeeldige tas, doe die over je schouder en loop een denkbeeldige deur uit. Laat de kinderen benoemen wat ze hebben gezien en wat ze denken dat je gaat doen.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Speel de dingen de je doet voordat je gaat slapen, speel de dingen de je doet voordat je naar school gaat, speel de dingen de je doet voordat je naar je sportclub of gymles gaat de dingen die je doet voordat je kerst gaat vieren (kerstboom optuigen, netjes aankleden, cadeautjes inpakken), speel de dingen die je doet voordat je gaat paardrijden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over de dingen die je doet voordat je iets leuks of bijzonders gaat doen. Je mag er niet bij praten en er mogen geen echte spullen bij gebruikt worden.

Opdrachten:  de dingen de je doet voordat jullie naar een zwembad gaan, de dingen de je doet voordat jullie met het vliegtuig op vakantie gaan, de dingen de je doet voordat jullie gaan varen in een (roei) boot, de dingen de je doet voordat jullie met de auto op vakantie gaan, de dingen de je doet voordat je naar een carnavalsfeest gaat.

Maak werkgroepen, loop langs en geef mondeling de opdrachten door.

Tip: speel na iedere presentatie klassikaal het antwoord (dus ga klassikaal even zwemmen, in een vliegtuig enzovoorts). Dit kan een leuke extra spelactiviteit zijn.

Stoeien met stoelen 2.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een decor van stoelen voor een ander groepje, en spelen een pantomimepresentatie in een decor dat door anderen is bedacht.
Benodigdheden: stoelen.
Opmerking: Deze les komt het beste tot zijn recht wanneer de kinderen hun stoelen meenemen naar bewegingslokaal.  Dit is een vervolgles op ‘Stoeien met stoelen 1’.
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime op stoelen gaan spelen. Nodig een kind uit om met een stoel naast je te komen zitten. Zeg dat je iets gaat uitbeelden en dat het kind gewoon met je mee moet spelen zonder afspraken vooraf. Speel bijvoorbeeld dat je op de bank zit te zappen, ga een denkbeeldige zak chips eten en geef je medespeler ook wat.  Wissel daarna en laat het kind een spelsituatie verzinnen.
Vermeld dat men bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken behalve de stoelen.

Warming up tweetallen klassikaal: Raadt waar hij staat.
De groep zit op stoelen in tweetallen verspreid door het lokaal.
Instructie: Dat wat net is voorgedaan gaan jullie nu ook spelen. De één start een situatie maar zegt er vooraf niets over, de ander speelt gewoon mee. Daarna wisselen jullie. Ga zo lang door tot ik zeg dat jullie mogen stoppen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om met je stoelen een decor te maken voor een ander groepje. Verzin een plek, bedenk welke opstelling daarbij hoort en zet je stoelen klaar. 

Geef ze een paar minuten de tijd hiervoor. Draai de groepen daarna één kant op waardoor iedereen in het decor van een ander groepje staat.

Instructie: Je staat nu in een decor dat door een ander groepje is gemaakt. Je mag de stoelen geen centimeter verschuiven. Verzin een presentatie die zich in dit decor, op die plek, zou kunnen afspelen. 

De presentaties vinden in de hoeken plaats waar de decors staan, het publiek gaat aan één kant erbij staan en zitten en verplaatst dan mee naar de volgende presentatie.

Stoeien met stoelen 1.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie met stoelen over  een bepaalde locatie en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: stoelen. 
Opmerking: Deze les komt het beste tot zijn recht wanneer de kinderen hun stoelen meenemen naar een bewegingslokaal.  
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime op stoelen gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je in een tandartsstoel zit. Ga zenuwachtig zitten, leun achterover en open je mond. Wrijf dan over je wang en speel alsof je je mond spoelt. Vraag wat je stoel voor een soort stoel is geworden.
Vermeld dat ze bij deze werkvorm niet mogen praten en geen echte spullen mogen gebruiken behalve de stoelen waar ze op zitten.

Warming up klassikaal.
De groep zit op stoelen verspreid door het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je stoel is de stoel van een astronaut. Je stoel is de troon van de koning(in). Je stoel is het zadel van een ridder. Je stoel is de stoel van een achtbaan.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen klassikaal.
De groep zit op stoelen naast elkaar  in tweetallen verspreid door het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een ander tweetal.

Spelopdrachten: Jullie zitten in de bioscoop bij een griezelige film. Jullie zitten in de bioscoop bij een lachfilm. Jullie zijn twee vissers aan de waterkant. Jullie zijn twee cowboys op een koets.

! Laat ook ideeën van de kinderen zelf uitbeelden.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie op stoelen te maken. Daarvoor kom ik langs bij je werkgroep om je een plek op te geven waarover die presentatie moet gaan.

Maak werkgroepen en loop langs om mondeling de locaties op te geven: op het sportveld, in de trein, in de wachtkamer van de dierenarts, in het vliegtuig, in het circus.

Spelen en spellen.

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen houden zich bezig met het spelen en spellen van dieren. 
Print de lesopzet.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat deze dramales over dieren gaat.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: zwem als een vis, loop als een hond, loop als een olifant, sluip als een poes, kruip als een schildpad, spring als een kangoeroe.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Bepaal wie gaat staan en wie gaat zitten (laat ze dat eerst doen voordat je doorgaat). Als je zit speel je een dier als je staat ben je een mens.

Na iedere beurt wisselen ze de rollen om, de rol van mens bestaat uit het bedenken wat mensen zoal met het betreffende dier doen (verzorgen, voeren, mee spelen…) en dat uitbeelden bij en met hun medespeler.

De kinderen gaan staan en spelen zo lang  door tot je aangeeft dat ze van rollen moeten wisselen en het volgende dier doorgeeft.

Dieren: hond, poes, vis, paard, koe, eend, zeehond, dolfijn…

Kern: woordbreien met dieren.
De groep zit verspreid in het lokaal op de grond. Speel een dier voor, bijvoorbeeld een hond. Vraag aan de kinderen op welke letter dit dier eindigt als je het spelt. Na het juiste antwoord vraag je of iemand een dier weet dat start met dezelfde letter. Het kind dat de beurt krijgt benoemt zo’n dier, de hele klas speelt dat dier (gewoon door elkaar). Vervolgens vraag je naar de eindletter van het dier dat net gespeeld is, dat dier wordt weer klassikaal uitgebeeld. Ga net zo lang door tot je op een dood spoor zit en herhaal het met een nieuw startdier zo lang als de aandacht er voor is.

Afsluiting:
De groep zit in tweetallen tegenover elkaar en spelen ter afsluiting het woordbreien met dieren nogmaals.

Snoep!

  • 11/07/2011
  • Holger
  • · Groep 4

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over snoepen en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Omdat het leuk is om in deze les aan te sluiten bij de tijd van het jaar, zijn zeven opdrachtkaarten bijgevoegd. Kies er niet meer dan vijf. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je een suikerspin eet.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: eet een wortel, eet een broodje kaas,  eet spaghetti, eet een sappige perzik, eet patat met mayonaise, eet een kippenpootje.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: B heeft een bepaald soort snoep en  eet daarvan. Als B zijn onzichtbare snoep neerlegt mag A raden wat het is. Daarna wisselen jullie.

Doe dit een keer voor voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Laat de kinderen in stilte kijken hoe jij een snoepje uit een rolletje haalt, het papiertje er vanaf haalt en het smaakvol opeet. Pas als jij het rolletje wegstopt mogen ze hun vinger opsteken.
Daarna gaan ze staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Er zijn van die situaties waarbij altijd wordt gesnoept. Je krijgt in een werkgroepje een opdracht om zo’n situatie te spelen. Zonder geluid te maken of echte spullen te gebruiken.

Opdrachten: schoolreis, circus, verjaardag, Pasen, Sinterklaas, na het afzwemmen, bij het Suikerfeest.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

SNOEP!

Jullie snoepsituatie: bij de bioscoop.

Tip:
Speel eerst dat je een kaartje koopt voordat jullie gaan snoepen.

Page 55 of 61« 1 … 53 54 55 56 57 … 61 »

Dramaland

  • Twitter
  • Facebook

Designed by Luke McDonald & Powered by WordPress