Contactform test
if (typeof(ecfconfig) == ‘undefined’){var ecfconfig={};}ecfconfig[4]={};var ufobaseurl = ‘https://dramamethode.nl/wp-admin/admin-ajax.php’;if (typeof(ufoFormsConfig) == ‘undefined’) {var ufoFormsConfig = {};ufoFormsConfig.submits = [];ufoFormsConfig.resets = [];ufoFormsConfig.validations = [];}ufoFormsConfig.phonenumberre = /^(\+{0,1}\d{1,2})*\s*(\(?\d{3}\)?\s*)*\d{3}(-{0,1}|\s{0,1})\d{2}(-{0,1}|\s{0,1})\d{2}$/;
Werkvormen ABC groep 1-2
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Leerkrachtscherm groep 1-2 ‘Werkvormen ABC’
Beste collega,
Kleuterleerkrachten zijn terecht vaak kritische vakmensen, aan de ene kant wordt er veel van je gevraagd en aan de andere kant is lesmateriaal vaak te dwingend om op een ontspannen manier gebruikt te kunnen worden. De kleuterlessen van dramaland geven je de vrijheid om een eigen invulling van het vak drama te vinden. Het is materiaal dat letterlijk gegeven kan worden maar ook door jou als uitgangspunt voor een meer ‘eigen’ les genomen kan worden.
De reacties van onderbouwleerkrachten zijn mede hierdoor zeer positief, ik hoop dat met de onderstaande uitleg van werkvormen jij en je kinderen het lesmateriaal kunnen gebruiken op een manier die bij jullie past.
Holger de Nooij
PS: zoals je ziet is Dramaland steeds in beweging, materiaal wordt continu herzien en aangevuld. Mis je informatie neem dan contact met ons op, we zorgen dat je snel op de hoogte wordt gesteld zodat je verder kan.
Wat is het: De leerkracht hanteert in de introductie en afsluiting een handpop waarmee hij een probleem inbrengt. De kinderen gaan vervolgens aan de slag om het probleem op te lossen, als ze daar mee klaar zijn wordt de pop weer tevoorschijn gehaald om naar die oplossing te kijken.
Het werken met de handpop is een prima manier om de kinderen te motiveren, ze werken om een probleem van de pop op te lossen. Daarnaast wil deze doelgroep de pop als echt zien en ervaren, wat erg prettig is om te doen.
Waar moet ik op letten:Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.
Wat is het:Teacher in role is een vertelstijl waarbij de leerkracht schakelt tussen vertellen en het spelen van een of twee rollen. Het grote voordeel is de beleving die de kinderen hebben wanneer ze oog in oog staan met een personage. Een kapitein bijvoorbeeld die hen wil meenemen op zijn boot voor een avontuur. Je maakt met deze werkvorm volledig gebruik van het magisch realisme dat deze doelgroep nog heeft.
Voor beginners.
Als je dit nog nooit hebt gedaan kan je eerst met een klein verhaaltje beginnen, bijvoorbeeld een over Jip en Janneke. Normaal maak je met je stem onderscheid tussen Jip en Janneke, maar nu vertel je staand, en kies je twee houdingen uit waarmee je laat zien wanneer je de één en wanneer je de ander speelt. Bij deze werkvorm gebruik je voor iedere rol een hoofddeksel, dit kan je bij zo n eerste oefening ook doen maar dat is aan jezelf.
Bij teacher in role maken de kinderen heel natuurlijk contact met de personages (de rol die je speelt). Je kan dat ook opzoeken door bijvoorbeeld als Jip aan de kinderen te vragen wat hij nou weer verkeerd heeft gedaan.
Oefening voor de spiegel.
A: vertel een mop waarin twee personages voorkomen. Er is sprake van drie ‘rollen’: personage 1, personage 2 en de neutrale verteller.
B: vertel dezelfde mop nog een keer maar nu fysiek gespeeld: ieder personage heeft een fysieke houding en je kan er handeling aan toevoegen. Als neutrale verteller sta je neutraal als jezelf.
Waar moet ik op letten: Geef ieder personage een duidelijke fysieke houding.
Wat is het: Uitbeeldspel is in deze methode een laagdrempelige manier waar enkel begrippen worden uitgebeeld. Geen verhaal dus maar een thema. Het voordeel is dat je makkelijk kinderen kunt volgen door hun kennis van het thema in de les te betrekken. Het nadeel is dat de beleving (een avontuurlijk verhaal waar ze in zitten) bij deze werkvorm niet nadrukkelijk wordt aangesproken.
Waar moet ik op letten: Betrek de kinderen bij de invulling van het spel. Doe dat middels spelvragen (zie lesopzetten).
Wat is het: Dat wat jij vertelt wordt synchroon aan de vertelling door de kinderen uitgebeeld. Het is een veilige manier van werken waar weinig mee mis kan gaan.
In de lesopzetten staat steeds Vertel dat… Het is dan de bedoeling dat je in je eigen woorden een verhaal vertelt met die strekking van wat er staat beschreven. Verder staan er altijd tips in de lesopzetten, let op: deze staan niet in de printversie om inkt en papier te sparen. De tips zijn als z.g. spoilers verwerkt.
Waar moet ik op letten: Geef je eigen invulling aan het verhaal, kijk wat de strekking is en ga ontspannen vertellen.
Wat is het: Dramaland probeert zo divers mogelijk in zijn werkvormen te zijn. Een van de unieke werkvormen is het werken met prenten. Door de les op A3 dubbelzijdig uit te printen hou je een prent omhoog, de kinderen zien de prent en jij leest de lesstof.
Prenten geven letterlijk een concreet beeld van het verhaal en leidt daardoor effectief tot een fantasiestroom waarop je gezamenlijk tot verbeelding kan komen. De prenten zijn vergelijkbaar met kleurplaten waardoor je relatief weinig printinkt kwijt bent.
Waar moet ik op letten:
Geen specifieke aanwijzingen, het is niet meer dan de prent laten zien en uitvoeren wat er staat.
Leerkrachtscherm groep 1-2 ‘Didactische uitleg en tips’
Didactische uitleg en tips.
Daar waar andere methodes zeggen dat je strak de methode moet volgen, heb je vaak het idee dat het allemaal net niet bij jou of je kinderen past. Bij Dramaland mag je wel strak volgen wat er staat maar is het wenselijker om de lessen als inspiratiebron te nemen om met de kleuters tot doen-alsof-spel te komen. Je bent misschien geen dramaspecialist maar wel een specialist in wat het beste bij je groep past.
Deze pagina ondersteunt je bij het geven van drama aan het jonge kind, heb je vragen mail ze gerust naar het Dramalandteam.
Didactiek.
Wat is het:
Een van de belangrijkste principes van deze methode is de spelvraag. De spelvraag is niet veel meer dan een vraag waarvan een aantal antwoorden klassikaal worden uitgebeeld.
Waarom:
Het past nauwelijks meer bij deze tijd om alleen voorschrijvend te zijn, actief gebruik maken van de kennis van kleuters zorgt er enerzijds voor dat de betrokkenheid wordt verhoogt en anderzijds stimuleert dit het gevoel competent te zijn. Tevens leren kleuters elkaar zo nieuwe dingen.
Een voorbeeld:
Juf: Tom loopt door het bos liep en hij ziet de struiken bewegen. Een dier, eindelijk een dier!
Spelvraag: Welke dieren wonen er eigenlijk in een bos?
Geef een kind de beurt, deze zegt bijvoorbeeld ‘konijnen’, de hele groep beeldt dan konijnen uit totdat jij of verder gaat met de les een ander kind laat antwoorden op de spelvraag (‘Welke dieren wonen er nog meer in een bos?’).
Waar moet ik op letten:
Er kan niet zoveel mis gaan, behalve dat je in je enthousiasme klassikaal dingen laat uitbeelden die achteraf niet zo heel handig bleken te zijn (tijgers bijten, ridders vechten enzovoorts).
Wat is het:
Terugkerende regels om de les in goede banen te leiden.
Waarom:
Drama speelt zich af in de open leeromgeving. Ondanks dat er meer vakgebieden zijn die dat hebben (bewegingsonderwijs bijvoorbeeld) heeft drama nog wel eens de naam dat het onrustig is. Vandaar in ieder geval wat regels die het lesverloop positief kunnen beïnvloeden.
Voorbeelden:
1: zitten waar je bent. Tijdens bespreekmomenten en wanneer het je te druk is laat je de kinderen zitten waar ze op dat moment zijn, je vraagt of ze je aan willen kijken.
2: plaatsing van de groep. Zet je groep in een u-vorm, ook als je banken gebruikt. Hierdoor ontstaat automatisch een spelvlak, er ontstaat zo meer focus.
3: werk je in een grote ruimte, zet dan een deel af met bijvoorbeeld een bank. Teveel oppervlakte werkt onrust in de hand.
4: losse spullen: zijn er veel dingen waardoor kinderen de focus op de les kunnen verliezen, berg die spullen dan op, hang een laken over een wandrek enzovoorts.
Waar moet ik op letten:
De beste tip voor klassenmanagement is rustig overpeinzen, visualiseren hoe de les zou kunnen verlopen. Zo kun je proactief veel knelpunten voorkomen.
Tips.
Wat is het:
Denkbeeldig laat je hen bijvoorbeeld konijnenoren en een konijnenstaart aandoen in plaats van te zeggen ‘nu zijn jullie allemaal konijnen’.
Waarom:
Het concretiseert de rol, stimuleert de woordenschat en zorgt ervoor dat er niet te snel wordt gezapt met rollen.
Een voorbeeld:
Juf: En Tom ziet allemaal rode puntmutsen in het bos, daar zijn de kabouters.
Denkbeeldig omkleden: Doe je puntmutsen op, groei kabouterbaardjes of kabouterstaartjes en wandel maar dor het bos.
Waar moet ik op letten:
Bepaal zelf wanneer je dit toepast, het is niet steeds nodig.
Wat is het:
Waar moet ik op letten:
Wat is het:
Waarom:
Voorbeeld:
Waar moet ik op letten:
Leerkrachtscherm groep 1-2
Het leerkrachtscherm voor de leerkrachten die met kleuters werken geeft extra informatie voor wie daar behoefte aan heeft. Het draagt bij aan je kennis van hedendaags dramaonderwijs.
Je werkt met een bijzondere doelgroep binnen de basisschool, dramaonderwijs staat dicht bij het z.g. jonge kind. Deze lessen zijn niet voorschrijvend maar geven je een suggestie van het lesverloop. Drama gaat om samen bezig zijn met doen-alsof-spel, het is belangrijk dat je daarbij vertrouwt op je instict en de lessen op een manier geeft waar je vrolijk van wordt. Je mag dus afwijken van het lesplan, maar dat hoeft niet.
Veel plezier met deze lessen, heb je vragen of opmerkingen mail gerust naar het dramateam.
Didactische uitleg en tips
Werkvormen ABC
Heb je een vraag of heb je ergens een foutje ontdekt dat je wil melden?
Neem makkelijk contact met ons op!
Leerkrachtscherm Werkvormen ABC
Beste collega,
Deze pagina is in aanbouw maar het geeft alvast de werkvormen weer waar je straks een beschrijving over kunt lezen. Tevens staan de aandachtspunten op een rij zodat je direct aan de slag kunt.
Wist je dat wanneer je niet bekend bent met een werkvorm je ook een pictogramkaart kunt bekijken? Daar staan 6 aandachtspunten per werkvorm op waar je samen met de kinderen aan kan denken.
Wat is het:
Doen-alsof-spel met praten, ook bekend als ‘toneelspelen’.
Waar moet ik op letten:
Als kinderen acteren gaat dat vaak ten koste van hun non verbale spel, leg uit dat ze moeten werken met houding, gebaar, mimiek e.d. Spelrichting en verstaanbaarheid zijn terugkerende aandachtspunten. Voor de hogere groepen komt daar nog ruimtegebruik bij (niet te dicht op elkaar spelen of teveel aan één kant van het spelvlak), stil spel (ook al zeg ik niets moet ik toch doorspelen) en het z.g. ‘spotten’ (de speler die de nadruk heeft in het spel ook de aandacht geven door zelf je mond te houden).
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Spelelementen zonder onderlinge samenhang vormen samen een presentatie. Veelal door toeval wordt de inhoud bepaald waardoor je bijvoorbeeld een kabouter [wie] aan het gewichtheffen [wat] op de maan [waar] kan aantreffen. Het is fijn, fantasierijk spel dat creatief denken stimuleert.
Waar moet ik op letten:
Doorgaans wordt er bij combinatiespel gesproken maar dat hoeft niet per definitie. Sommige kinderen willen pratend met hints de spelgegevens aan het publiek kenbaar maken [Wat is het toch koud op de maan, dat valt niet mee als kabouter zijnde] maar dat is niet de bedoeling, de informatie dient spelmatig aan het publiek te worden overgedragen. De spelegegevens uit de opdracht moeten in de presentatie voorkomen, de rest verzint de werkgroep er omheen. Ze hoeven bijvoorbeeld niet allemaal kabouters te spelen.
Wat is het:
We hebben het hier over het z.g. ‘radio hoorspel’, een verhaal met dialogen en geluiden. De spelers zijn buiten het zicht van het publiek: achter het publiek, achter een tafel of gordijn of gymkast. Er wordt bij hoorspel wel degelijk geacteerd, alleen ziet het publiek het niet.
Waar moet ik op letten:
Hoorspelspelers hebben vaak de neiging te zacht te spreken, ze moeten zich van de afstand tot het publiek bewust zijn. Verder worden bij het maken van geluiden geen letters gebruikt (de hond zegt bijvoorbeeld niet ‘blaf’, spelers moeten de geluiden zo precies mogelijk benaderen). Bepaal zelf of de kinderen alles met hun stem moeten doen of dat ze ook objecten mogen gebruiken.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Voorafgaand aan improvisatiespel worden alleen wat spelgegevens vastgesteld [bijvoorbeeld de rollen en de locatie waar het zich afspeelt], het spelverloop dient spontaan zonder voorbereiding te ontstaan. Improvisatie betekent dus: spel dat ter plekke ontstaat.
Waar moet ik op letten:
De pedagogische veiligheid is een factor van betekenis omdat kinderen spontaan iets laten zien zijn ze daardoor kwetsbaarder dan bij voorbereid spel. In een sociaal moeilijke groep kan daardoor improvisatiespel moeizaam op gang komen. Verder dienen spelers elkaars spel te accepteren (meespelen) en mag het niet te statisch zijn (er moeten handelingen plaatsvinden). Uitgebeeld negatief gedrag of agressie kunnen de improvisatie remmen. Omdat improviseren niet de meest makkelijke werkvorm is is er bij iedere improvisatieles een blad voor de leerkracht toegevoegd met daarop handvatten ter begeleiding.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Fantasietaal. Voorafgaand aan de les dien je zelf een voorbeeld te geven door een kleine voorbeeldscene te spelen. Ook zit er in Drama-tv een voorbeeld van jabbertalk. Deze werkvorm slaat van groep 1-8 aan.
Waar moet ik op letten:
Jabbertalk bevordert het non verbale spel, leg daar de nadruk op: doe veel met je mimiek, houding en gebaar. Verder mogen ze lekker los, alle klanken kunnen en mogen, als het maar niet op bestaande woorden lijkt.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Het woord zegt het al, spelen met een masker op. Dit klinkt eenvoudig maar is het niet, omdat je geen gebruik kan maken van je mimiek vergt het een andere spelconcentratie dan normaal. Maskerlessen vind je in deze methode vanaf schooljaar 2013-2014.
Waar moet ik op letten:
Trainen. Eén maskerles geven brengt je waarschijnlijk niet het resultaat waar je op zit te wachten. Maskerspel vergt training maar is wel ontzettend leuk om uit te proberen met je groep. Het kost je wel extra organiseren want je hebt natuurlijk maskers nodig. Op deze site staat een masker afgedrukt.
Waarom zou ik het doen?
Waarom zou je zoveel moeite doen? Je leert kinderen geconcentreerd en fysiek te spelen, en ieder kind vindt dit een fijne werkvorm. Maskerspel leent zich ook erg voor productgericht drama, oftewel het maken van een presentatie zoals weeksluiting, kerstspel of (eind)musical. De kennis die je nodig hebt haal je uit het pictogramblad en de lesopzet, je hebt dus geen ervaring nodig om hier mee te kunnen werken.
Wat is het:
Bij nasynchronisatie (ook wel ‘dubbing’ genoemd) doet de ene speler de stem van de andere. Deze werkvorm heeft een hoog entertainment gehalte, kinderen zijn er dol op.
Waar moet ik op letten:
De spelacteurs moeten groot non verbaal spel spelen, de stemacteurs moeten vooral lekker hard praten en ook de geluiden (deurbel, remmen van de auto enzovoorts) meenemen in hun aandeel.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Spelers veranderen neutrale voorwerpen (zoals een lap, of touw) in iets anders (bijvoorbeeld een hond met riem). Objectenspel stimuleert creatief denken en de woordenschat.
Waar moet ik op letten:
Stimuleer non verbaal spel en inleving.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Non verbaal spel waarbij je geen spullen/objecten mag gebruiken.
Waar moet ik op letten:
Geen gepriegel, iedere beweging onder een vergrootglas. Veel mimiek gebruiken.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Spelers spelen achter een laken waar een sterke lamp op schijnt, hierdoor ziet het publiek aan de andere kant van het laken alleen de schaduwen. Het spelen met je eigen shaduw is iets waar kindere enorm veel plezier aan beleven. Levend Schimmenspel-lessen zijn in deze methode te vinden vanaf schooljaar 2014-2015.
Waar moet ik op letten:
Qua spel staan de aandachtspunten op de werkbladen van de kinderen, maar daar op vooruitlopend: sta zo dicht mogelijk tegen het doek voor een strakke schaduw, let op je spel en tegelijkertijd op je schaduw omdat je de schaduw van een ander vrij snel overlapt waardoor het publiek een abstracte vorm te zien krijgt. Speel fysiek en als je praat doe dat dan hard, je stemgeluid moet over het laken het publiek bereiken.
“Handleiding leerkracht: opzetten van een schimmendoek en begeleidingsaspecten.” Met ingang van schooljaar 2013-2014 komt hier een uitgebreide handleiding te staan inclusief pdf om uit te printen.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Wat is het:
Door in bepaalde houdingen te staan met veel gebruik van non-verbale uitdrukkingskracht, maken de spelers een z.g. ‘levend schilderij’. Het werken met tableaus is een veilige techniek omdat kinderen niet hoeven te praten of bewegen. Het werken met tableaus traint kinderen rekening te houden met het publiek (spelinhoud, spelrichting, mise-en-scene).
Waar moet ik op letten:
Laat de kinderen echt stilstaan, grote stabiele houdingen en veel mimiek.
Zie voor de aandachtspunten ook dit pictogramblad.
Leerkrachtscherm pictogramkaarten
Werken met pictogrammen.
Kinderen zijn gek op het vak drama, maar hoe ontwikkelen ze inzicht in de kunstvorm theater? Door ze op een speelse manier in aanraking te laten komen met de aandachtspunten van de werkvormen.
Saai? Helemaal niet! Dramaland is wereldwijd de eerste methode die met pictogrammen nabespreekt.
Toepassing 1:
Een aantal pictogrammen hangen op a4 formaat uitgeprint in het zicht, bijvoorbeeld ‘Werk met gezichtsuitdrukking’, ‘Spreek verstaanbaar’ en ‘Ga niet met je rug naar het publiek toe staan’. Voorafgaand aan de les bespreek je kort de betekenis van de pictogrammen en je refereert ernaar wanneer de situatie er om vraagt.
A4 met één pictogram om op te hangen.
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Speel richting publiek
Speel met gebaren.
Speel groot
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Spreek luid en duidelijk
Hoorspel: Doe geluiden echt na en niet met letters.
Hoorspel: Doe ook omgevingsgeluiden na.
Improviseren/acteren: Ga op elkaar in.
Improviseren/acteren: Speel positief.
Toepassing 2:
Voorafgaand aan de les heb je voor iedere werkgroep een pictogramkaart uitgeprint. Op één kaart staan zes pictogrammen, zes aandachtspunten dus. Voorafgaand aan de les bespreek je kort de betekenis van de pictogrammen en je refereert ernaar wanneer de situatie er om vraagt. Onderstaande links bevatten twee dezelfde pictogramkaarten van zes pictogrammen.
A4 met twee pictogramkaarten om uit te delen.
Pictogramkaart acteerspel
Pictogramkaart combinatiespel
Pictogramkaart hoorspel
Pictogramkaart improvisatiespel
Pictogramkaart jabbertalk
Pictogramkaart nasynchronisatie
Pictogramkaart objectenspel
Pictogramkaart pantomime
Pictogramkaart tableaus
Niet teveel.
Geef in al je enthousiasme niet teveel aandachtspunten/pictogrammen. Ook als je een pictogramkaart uitdeelt kun je bepalen op welke aandachtspunten je je gaat richten. Eén hooguit twee voor de groepen 3 en 4, twee hooguit drie voor de groepen 5 en 6 en drie hooguit vier voor de groepen 7 en 8. Het krijgen van teveel aandachtspunten verhoogt bij veel kinderen de speldrempel, terwijl één van de doelen van drama juist is om die te verlagen.
Nabespreken van presentaties.
Het blijkt nog wel eens lastig te zijn om presentaties van kinderen na te bespreken. Wat moet je zeggen? Door vooraf een aantal pictogrammen als aandachtspunt te kiezen geef je richting aan je nabespreking.
Leerkrachtenscherm groep 3-8
Deze pagina bevat extra materiaal en zal worden aangevuld wanneer de behoefte door gebruikers wordt aangegeven.
Hou deze pagina in de gaten want hij wordt regelmatig aangevuld.
Heb je behoefte aan specifieke ondersteuning, neem dan contact op met het Dramaland team, in de redactie zal worden gekeken of we je van dienst kunnen zijn.
Pagina’s:
Werken met pictogramkaarten.
Het werkvormen ABC
Didactiek: tips
Heb je een vraag of heb je ergens een foutje ontdekt dat je wil melden?
Neem makkelijk contact met ons op!
Ik wil ook een dier!
Werkvorm: werken vanuit de handpop.
Benodigdheden: een handpop van een jongetje en een van een moeder. Uiteraard maakt het niets uit als het gaat over een meisje en een vader als je andere poppen voorhanden hebt. Een knuffeldiertje van bijvoorbeeld een hond of konijn.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Toelichting op de spelvraag:
De leerkracht stelt een vraag waarvan de antwoorden tot klassikaal spel leiden.
Dus niet: ‘Hij ging naar de zee. Speel een zeehond’.
Maar: ‘Hij ging naar de zee en zag dieren. Welke dieren wonen er in de zee?’ Je geeft een kind de beurt, dat wat wordt genoemd wordt klassikaal uitgebeeld.
Warming up: de kinderen staan verspreid in het lokaal.
Instructie: In deze les gaan we over veel dieren dingen spelen, bijvoorbeeld: dieren met veren, dieren zonder staart, dieren met een snavel, dieren met twee benen, dieren met lange oren.
De pop. De kinderen zitten in een u-vorm.
Hou de pop nog verdekt bij je en vertel dat het verhaal gaat over een jongetje dat heel graag een huisdier wil. Haal dan de pop tevoorschijn en laat hem vertellen dat al zijn vriendjes een dier hebben en sommigen wel twee. De moederpop komt erbij, die begrijpt het wel maar wil dat het jongetje eerst goed gaat kijken welk dier bij hem past voordat ze er een kiezen. Stop de poppen weg in een bedje of mandje buiten het zicht van de kinderen.
Dierenplek 1: de zee.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in de zee?
Suggesties: Walvissen, krabben, zee-egels, zeehonden.
Er worden klassikaal wat zeedieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond. Vertel dat het jongetje bij de zee aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de zee, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.
Dierenplek 2: het bos.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in het bos?
Suggesties: Herten, eekhoorns, konijnen, vossen.
Er worden klassikaal wat bosdieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond. Vertel dat het jongetje bij het bos aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit het bos, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.
Dierenplek 3: de boerderij.
Spelvraag: Welke dieren wonen er op de boerderij?
Suggesties: Koeien, kippen, varkens, paarden.
Er worden klassikaal wat boerderijdieren uitgebeeld. De kinderen gaan zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond. Vertel dat het jongetje bij de boerderij aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de boerderij , de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.
Dierenplek 4: de dierentuin.
Spelvraag: Welke dieren wonen er in de dierentuin?
Suggesties: Olifanten, beren, giraffes, kangoeroes.
Er worden klassikaal wat dierentuindieren uitgebeeld. De kinderen zitten waar ze zijn, verspreid in het lokaal op de grond. Vertel dat het jongetje bij de dierentuin aankomt en een dier gaat kiezen. De kinderen spelen hun lievelingsdier uit de dierentuin, de jongetjespop kiest één dier (kind) uit. Vertel dat hij het dier mee naar huis neemt, pak de moederpop er ook bij. Moeder heeft logische bezwaren om dit dier in huis te nemen, het jongetje brengt het dier (het kind) terug.
De oplossing.
De kinderen zitten in de u-vorm, pak het knuffeldier er bij. Het jongetje moet erg huilen, en wordt getroost het knuffeldier van een hond of konijn. Dat wordt het huisdier!
De afsluiting.
Het jongetje gaat zijn nieuwe huisdier alle dieren laten zien die hij in het verhaal heeft bezocht. De kinderen spelen hun favoriete dieren van de locaties en het jongetje benoemt ze voor zijn huisdier.
Aandachtspunten poppenspel.
Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.