Waarom loop je niet rond bij drama?

Drama wijkt soms erg van af van andere vakken.
Een van de afwijkende punten is bijvoorbeeld het rondlopen tijdens de les. Bij drama lopen startende leerkrachten vaak rond daar waar het niet moet: in de repetitiefase.

‘Om te zien of ze de opdracht wel begrijpen’
‘Om te helpen’
‘Om de opdracht toe te lichten waar nodig’
‘Om te kijken of er nog vragen zijn’

Bij drama zit vaak een moment waarop de klas in werkgroepen een opdracht voorbereidt en daarna presenteert.
Dat voorbereidingsmoment is het moment waarop veel leerkrachten besluiten om aan de wandel te gaan. Het is me niet helemaal helder waar de loopprikkel precies vandaan komt, maar het is (ondanks herhaaldelijk waarschuwen de dramadocenten van de pabo) een veel voorkomend euvel.
Het repetitiemoment volgt op één of twee oefeningen waarin de werkvorm (bijvoorbeeld pantomimespel) is geoefend: de werkvorm is dus bekend. Het effect van rondlopen is vaak erg vervreemdend: kinderen zijn gedachten aan het uitwisselen of opperen ideeën, bespreken in ieder geval wat ze moeten doen en daar staat de meester ineens in hun territorium. In negen van de tien gevallen houden kinderen acuut op met de groepsbespreking en stellen de vraag aan de meester. Sneller en handiger, maar ze ontnemen zichzelf ook direct de mogelijkheid om er zelf achter te komen: weg gedachtewisseling. Meester heeft vaak nog een leuke tip ook, dus waarom zelf creativiteit ontwikkelen? En nu hij er toch is doet Thomas niet goed mee, kan hij meteen Thomas waarschuwen. En als hij doorloopt is het werk min of meer gedaan: we hoeven niet meer zelf na te denken of te communiceren met elkaar, Thomas is gewaarschuwd dus daar hoeven we zelf ook niet mee leren om te gaan en we doen dat briljante idee van Mees, want dan kan je lachen.

Als je twijfelt of de kinderen de opdracht begrijpen observeer dan vanaf je plek. Zie je onrust omdat ze het niet snappen dan heb je de opdracht te moeilijk gemaakt. Leg dan de les stil en inventariseer de problemen klassikaal. Helpen is onnozel bij drama, ze moeten het zelf kunnen want het draait om hun inzichten en creatieve ontwikkeling: die is individueel en komt tot stand door een goed gekozen en geformuleerde opdracht.
Lopen bij drama staat gelijk aan storen: kinderen stellen zich afhankelijk van je op of spelen gewenst gedrag na tot je weer weg bent. Je haalt ze uit hun groepsproces: je stoort.
Je plek is centraal staand aan de kant zodat je kan observeren, zo krijg je de informatie waar je naar zoekt. Lopen en helpen staat gelijk als de potlood uit de hand van een kind pakken bij een tekenles en tekenen: het is niet meer het product van het kind, maar van jou.
Ik begrijp wel dat het fijn voelt, rondlopen bij drama: er is altijd wel een vraag te beantwoorden, en te lachen. Gezellig. Maar het mag niet, jouw stoplicht staat op rood.

Krijg je ooit te horen dat je had moeten rondlopen bij drama dan is je antwoord dat je dat om vakdidactische redenen niet deed.

Soms wijkt drama écht af van andere vakken.
Loop je altijd rond omdat het zo gezellig is, of omdat je je anders overbodig voelt: kick zo snel mogelijk af. De informatie en het overzicht vanaf de kant leveren jou en de kinderen gegarandeerd meer op.

Het nut van drama

Je kunt het beste kerndoelen er op naslaan als je het over nut hebt. Ze gelden voor alle kunstvakken, dus ik vertaal ze ook even voor je naar drama.

54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.

Vertaling: kerndoel 54 gaat over het kind als speler. Dus speltechnieken leren toepassen ter bevordering van communicatie. Communicatie is een algemene term, maar wel te koppelen aan drama, want door aan doen-alsof spel te doen breng je informatie over op de kijker. Je werkt aan kerndoel 54 door z.s.m. ook de speltechniek met je kinderen te bespreken.
Zie daarvoor deze blog.

55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.

Vertaling: dit gaat over de nabespreking in de dramales. Kan het kind n.a.v. de criteria (de opdracht dus) zijn mening/bevindingen communiceren. Dit kerndoel gaat ook over theater kijken. Dus als je met je groep naar een toneelvoorstelling gaat daar inzicht in te ontwikkelen. Vandaar die voorbereidende lessen op theatervoorstellingen en het feit dat er van je wordt verwacht dat je de nabespreking op een juiste manier volbrengt met je groep.

56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Vertaling: ik weet niet of drama hier wel zo’n grote plek inneemt. Het zal afhangen van de inhouden die je behandelt. Ikzelf doe in groep 6 verhalen als ‘de Zwanenridder’ en ‘Karel en de Elegast’ maar ben me ervan bewust dat de gemiddelde leerkracht die drama geeft zich daar doorgaans niet aan waagt. Misschien een leuke uitdaging…

Kunstnut.                                                                                                                                                                                  Mijn persoonlijke interpretatie van het kunstnut is vooral dat kinderen weten en voelen wat er gebeurt wanneer ze naar doen-alsof spel kijken. Speltechnieken herkennen, mooi spel leren herkennen en begrijpen en als zodanig waarderen, oftewel: een kunstgevoelig mens worden.

Socionut
Het socionut heeft grote aantrekkingskracht op leerkrachten. Vooral die leerkrachten die verder kijken dan de cognitieve ontwikkeling,
We moeten het socionut niet overdrijven, ik zou het als volgt omschrijven.
Sociaal gedrag zit in de structuur van het vak: samenwerken in teams en tweetallen, kijken en opbouwend praten over andermans spel, waardering tonen door applaudisseren.
Om goed drama te kunnen geven dient de leerkracht sociaal gedrag te waarborgen, dus zorgen voor sociale veiligheid.
Dat is nogal veel ‘sociaal’ voor één vak, toch is het zo. Je zou mogen stellen dat wanneer je wekelijks en vak geeft waarbij sociaal gedrag een randvoorwaarde is, je een bijdrage levert aan de sociale ontwikkeling van de kinderen. Daarmee heeft het dus socionut.

Persoonnut
Ook zo een. Niet concreet toetsbaar dit nut, maar wel iets waar velen enthousiast van worden. Op de één of andere manier treedt een bijzonder fenomeen in werking wanneer we aan doen-alsof spel doen: het geeft een gevoel van vrijheid en competent zijn. Vrijheid om dingen te doen en te zeggen binnen de veiligheid van een rol. Het applaus, de positieve feed back en het feit dat het publiek in stilte naar je kijkt geeft een gevoel van competent zijn. Jij bent de moeite waard om naar te kijken, we lachen om je en tonen onze waardering. Dit werkt stimulerend voor o.a. het zelfvertrouwen, zelfvertrouwen werkt stimulerend voor het ontwikkelen van creativiteit. Aan creativiteit worden allerlei positieve kenmerken toegekend door zowel het bedrijfsleven, de medische wereld, de wetenschap als de kunstwereld.
Onder persoonnut vallen ook dat drama de taalontwikkeling stimuleert en ook op andere ontwikkelingsgebieden wordt ingezet bij ervaringsgericht onderwijs (e.g.o.).

Over wat ik hier in één blog probeer te proppen zijn meters boeken geschreven. Door psychologen, pedagogen, dramadocenten en mensen die zichzelf en lezers uitputten in wetenschappelijke analyses. Leuk als je van nut houdt, voor mij is het nut van nut alleen maar dat mensen drama niet overboord gooien. Er zijn zelfs scholen die n.a.v. het nutverhaal besloten om drama in het pakket op te nemen.

PS: je hebt de hele blog uitgelezen 🙂

Slecht drama en smoesjes

In het vierdejaar doen de studenten aan actieonderzoek. Heb je geen idee wat het is dan bespaar ik je de uitleg, heb je er ervaring mee dan weet je hoe diepgravend je op zoek moet naar problemen en ontwikkelgebieden. Voor drama komen studenten met de meest uiteenlopende onderwerpen uit de praktijk terug: drama als didactisch hulpmiddel bij taalontwikkeling of andere vakken, als didactisch hulpmiddel bij uiteenlopende sociale thema’s, aansluitend bij meervoudige intelligentie, bij een bepaald type onderwijs (bijvoorbeeld het TOM-onderwijs), in combinatie met muziek, enzovoorts.
Veel levensvatbare onderzoeksgebieden, toegespitst op de behoefte van de school.
Er zijn natuurlijk ook hardnekkige fenomenen waar de studenten mee terugkomen uit de praktijk. Bijvoorbeeld: er wordt helemaal geen drama gegeven. Is zoiets te onderzoeken? Ja, maar de uitkomsten zijn eigenlijk allemaal hetzelfde, en de oorzaken te takkelen.

Ik heb geen materialen: je hebt weinig nodig bij drama, zeur niet.
Ik heb geen tijd: oftewel je ziet de noodzaak niet om tijd vrij te maken. Of: klop aan bij je directeur en klaag.
Ik heb geen dramalessen: bijna iedere school heeft ‘Moet je Doen’, anders kan je gebruik maken van het internet.
Ik heb niet de juiste kennis: lees een boek of school je na. Niet? Dan zie je de urgentie dus ook niet.

Iets anders: er zijn veel leerkrachten die claimen drama te geven maar daarmee bedoelen dat ze een drama-activiteit geven, en dan uitsluitend de kern. Iets in de trant van ‘Maak een stukje over vakanties’.
Lezers met theoretische bagage gaan nu al mopperen, want die weten wat het effect is van het ontbreken van een warming up fase. Je vraagt in zo’n ‘les’ van de kinderen dat ze iets gaan toepassen (een werkvorm, bijvoorbeeld ‘acteren’) waar ze nog niet mee hebben geoefend. Het concrete effect is dat het spanning oplevert bij veel kinderen. Van niks tot een presentatie moeten komen werkt in hoge mate drempelverhogend, en dan met name voor de kinderen die gebaat zijn bij het verlagen van speldrempels.
In de praktijk zie je dat de kinderen die geen last van speldrempels (lijken te) hebben over elkaar heen tuimelen in een wedstrijd wie het grappigst is, terwijl ‘medespelers’ zichzelf onzichtbaar proberen te maken. Wanneer er geen lolbroeken in het groepje zitten zie je vaak gegiechel, en het ontbreken van spelconcentratie en inleving. Hierdoor wordt het wat gênant om naar te kijken.
Een klassikale warming up zorgt voor anonimiteit, een veilige fase waarin je kunt wennen aan de werkvorm en jezelf als speler. In de tweetallen warming up proberen kinderen de werkvorm uit, in de meeste gevallen met een klasgenoot waar ze zich vertrouwd mee voelen. Dit geeft een fundament aan de leskern, en schept randvoorwaarden voor de succeservaring die we als leerkrachten zo nastreven. Moet je altijd twee warming ups geven? Nee, maar het is voor de kinderen wel heel prettig.
Het is hardnekkig, het ontbreken van een warming up (‘WUP’), misschien wel de meest voorkomende fout bij het geven van drama. De docent drama heeft eigenlijk liever dat zo’n leerkracht geen drama geeft dan slecht drama. Van geen drama is het effect vast niet positief, in ieder geval ontneem je de kinderen de kans om zichzelf te ontplooien in dit vak. Maar van slecht drama raken kinderen gefrustreerd, en koppelen een gevoel van onveiligheid aan dit mooie vak.

Rotkinderen

Fijne titel hè? Ik heb hem niet zelf bedacht, maar daarover later meer. Soms lijkt het alsof het bij mij altijd goed gaat, al mijn lessen lukken. Da’s natuurlijk onzin, daarnaast zou ik het saai vinden als het altijd gladjes verliep. Neem nou vandaag, een groep kwam al stuiterend binnen. Sprongen over de banken, waren allemaal aan het praten (tegelijkertijd) en probeerden een menselijke berg te vormen door met teveel kinderen op één bank te gaan ziten. ‘Je moet een les niet mopperend beginnen’ is een gouden regel, maar regels zijn er om verbroken te worden… Ik noem dat ‘resetten’, letterlijk aangeven wat de situatie is (dat het geen pauze meer is bijv), je zou het ook focussen kunnen noemen maar het klonk in ieder geval mopperig.
Het gaan staan voor de eerste oefening duurde erg lang,- ‘nee niet met je rug tegen de muur staan’- en dat hielp ook al niet. De eerste oefening ging redelijk, de tweede oefening moesten ze tweetallen maken: drie drietallen meisjes kwamen melden dat zij wel drietallen gingen maken (ze dachten dat er een oneven aantal kinderen was). Daarbij dumpte een drietal een ander meisje dat vroeg of ze met één van hun mocht samenwerken. Tijd voor ‘het theatrale gebaar’: iedereen op de banken terug. Grom, mopper, uit hoeveel mensen bestaat een tweetal, dit wordt nooit meer wat want wat nu komt is moeilijker dan een tweetal maken. Ze horen het aan, sommigen twijfelen of mijn boosheid echt is maar komen daar snel achter omdat ik veel te theatrale termen gebruik waaruit een knipoog blijkt. Ze voelen hem wel, dus in drie tellen staan ze in tweetallen. De oefening gaat prima, behalve dat een tweetal besluit tot een wilde wedstrijd wie het grappigst is, dat kan ik nu even niet gebruiken: op de bank zitten jullie. En schaam je.
Na de tweede oefening ging ik groepjes maken, op de manier zoals dat gebruikelijk is bij drama. De manier waarbij je zeker weet dat er groepjes van gelijke grootte ontstaan. Met het volgende effect: er was een groepje met vier spelers en er was een ander groepje met acht spelers. En er was een zuchtende meester die opgewekt de groepjes ging herverdelen. Een paar kinderen keken heel verontschuldigend, dat zijn altijd de kinderen die niets met de situatie te maken hebben. Ondanks dat ze het vervelend vinden dat het niet zo lekker loopt genieten ze vreemd genoeg toch, dus ach.
Het repeteren begint. Er komt een meisje naar me toe die een gezicht trekt alsof er een joekel van een probleem gaande is. Ik vermoed grote stress of een rapportage van bloedingen waarbij medische hulp noodzakelijk is. Ze kijkt me veelbetekenend aan en zegt: ‘In ons groepje zitten vier jongens en twee meisjes!’. Er valt een stilte omdat ik niet goed weet wat ik moet zeggen, zij houdt haar verongelijkte blik vast. Ik reageer verbaasd en licht geïrriteerd: Dus..? Met een laat-maar-blik gaat ze ontevreden terug naar de rest van haar team. Even rust, maar niet lang. Er komt een tweetal aan de klachtenbalie: ‘Wij worden zwaar genegeerd. Zwaar.’ De meester zucht weer en gebaart de rest van het groepje erbij. ‘Zij worden zwaar genegeerd en ik denk door jullie. Willen jullie dat ik het oplos?’ Er klinkt een enthousiast ‘ja’. ‘Nee dat wil je niet want je wil je eigen problemen leren oplossen. Ga heen en wees lief voor elkaar. En niet stiekem negeren hè?’. Grinnikend trekken ze zich terug, het gaat verder prima. Verder blijft het onrustig. Bij het uitvoeren van het werk gaat het goed (met een dreigende wees-stil-blik van de meester voor de kinderen die naar de presentaties kijken) maar je ziet aan de kwaliteit dat ze niet in een flow zitten. Tot een bepaald groepje zo’n briljante pantomimepresentatie geeft van een lancering van een raket, zwevende astronauten die problemen hebben met zwaartekracht, op de weg terug motorproblemen krijgen en per parachute terug op aarde komen. Iedereen zit ademloos te kijken en klapt zijn handen rood. Ik herken ze weer als mijn groep.
Waar ligt het aan dat het soms niet lekker loopt? Je hoort dingen als het stormt buiten of wat dan ook. Ik heb geen idee, maar het hoort er volgens mij gewoon bij, en het is niet erg. Het zijn kinderen. Zo lang je maar niet je frustratie laat zien, jezelf niet te serieus neemt en positief blijft komt het hoe dan ook goed.
Ze verlieten het lokaal, één van de schatten kwam naar me toe en zei met een knipoog ‘Rotkinderen zijn we hè?’ Ik schoot in de lach. ‘Echt wel’.

Ik vin je lief

Als ik door de gang loop heb ik heel wat te groeten. De route naar m’n lokaal leidt langs de onderbouwgroepen, en vooral op spitsuren is het één groot ‘Hallo meneer Holger!’.
Als je zelf kinderen hebt dan weet je dat meesters en juffen een bijzondere plaats innemen in het leven van de uk. Op één het gezin, op twee Sinterklaas, maar op drie sta jij: de juf of meester. Daar heb ik nooit bij stil gestaan toen ik tijdens m’n opleiding stage liep, maar na een paar jaar basisonderwijs begon ik me langzaam bewust te worden van de plaats die ik had ingenomen in de gemeenschap van mijn basisschool.
Een moeder kwam na afloop van de eindmusical naar me toe. Haar zoon was niet opvallend, een stille genieter, een positief joch. ‘Je bent z’n grote held, ik hoor thuis uitgebreid wat je hebt gezegd tijdens het repeteren’. Verbaasd wist ik niet goed te antwoorden. ‘Nou wil hij weten hoe je dramadocent wordt’ zei de moeder licht verontrust. Ik vraag het me af of je zo’n wens blijft koesteren tot je achttiende, maar het was een aandoenlijk verhaal.
Wat maakt het werken met kinderen zo leuk? Je hebt het gevoel dat je er toe doet, dat je iets kan betekenen in de ontwikkeling van kinderen. Daar zul je het met me over eens zijn, als je van stage of je werk terug komt is het prettig te weten dat je ze iets hebt aangeleerd, iets hebt verdiept of ze iets zinnigs hebt laten ervaren. Aan de andere kant is het leuk als kinderen laten blijken dat ze het óók leuk vinden dat ze bij jou in de les zitten. Regelmatig hoor ik ook dat studenten cadeaus of hele afscheidsfeestjes krijgen: heerlijk.
Zo gaandeweg groep drie tonen kinderen hun waardering minder direct. Sommige enthousiastelingen stralen en zwaaien nog wel tot in groep 5, en sommige bovenbouwers komen speciaal naar je toe om een geintje met je te maken. Het wordt ineens heel concreet wanneer ze gaan schrijven over drama en dan lieve dingen over de dramameester schrijven. Ik denk dat veel kinderen hun ei kwijt kunnen bij drama, en dat blije gevoel een beetje krijgen als ze de dramameester zien.
Hoe dan ook, ik gaf ‘de Bremer Stadsmuzikanten’ aan groep 1 en vertelde ronduit over de luie kat, zong ‘Poesje Mauw’ in kattentaal en had de grootste lol met ze. Al een paar keer probeerde een jongetje ertussen te komen. Aan zijn gezicht dacht ik te herkennen dat hij moest plassen, want er sprak enige urgentie uit zijn gelaat. Om te voorkomen dat iedereen zou gaan plassen ‘parkeerde’ ik hem even vakkundig, maar hij liet zich niet uit het veld slaan. En toen hij steeds harder ‘Meneer Holger’ begon te zeggen en met zijn vingertje in mijn beeld begon te zwaaien gaf ik hem natuurlijk de beurt: ‘Ja, zeg het maar’.
‘Meneer Holger’, zei hij met een zucht van verlichting, ‘ik vin je lief’.

Drama TV

Drama-TV is een manier om kinderen kennis te laten maken met het thema en de werkvorm van de dramales.

Het heeft de volgende opbouw:
1: Inleiding waarin het thema wordt geïntroduceerd.
2: Instructie waarin kinderen de werkvorm voordoen en er aandachtspunten worden aangestipt. Deze rubriek wordt ‘Drama Kids’ genoemd.
3: Afsluiting.

Waarom Drama-TV?
Vanuit het basisonderwijs blijkt dat sommige leerkrachten behoefte hebben aan ondersteuning bij drama. Twee punten daarbij zijn het inleiden van een dramales (wat moet ik zeggen over het thema?) en kennis van de werkvormen (hoe leg ik de werkvorm uit?).
Drama-TV voorziet in beide behoeften, daarnaast is het ook gewoon een leuke manier om de kinderen enthousiast te krijgen!

In je groep menu kan in schooljaar 2011-2012  alleen Drama Kids achter een les staan, dat betekent dat we bezig zijn met de aflevering van Drama TV. Drama Kids gaat over de werkvorm en is absoluut de moeite waard om aan je kinderen te tonen voordat je een les gaat geven.

 

Lessen kiezen.

Je klikt de tab van je groep aan (bovenin het startscherm) en ziet drie niveaus.

Niveau 1 bestaat uit werkvormen waar kinderen (weer) mee aan het vak drama kunnen wennen. Het zijn veilige werkvormen die ieder kind onder de knie kan krijgen en die je de mogelijkheid biedt de basisregels van drama onder de knie kan krijgen en/of op te frissen.

Niveau 2 is iets complexer in de toepassing van dezelfde werkvormen en maken een overstap naar niveau 3.

Niveau 3 is het z.g. eindniveau van de groep.

Ieder schooljaar begint weer met niveau 1, zodat er een vaste cyclus van werkvormen ontstaat.  Het gebruik van de drie niveaus is een advies, de toepassing ervan is naar eigen inzicht. Je kunt bijvoorbeeld altijd een les geven uit een niveau lager dan waar je bent, omdat de les aansluit bij een thema of viering waar je mee te maken hebt.
Je kunt op basis van uw observaties of inschatting ook starten met lessen uit niveau 2.

Let op: wanneer je niet bekend bent met een bepaalde werkvorm laat je daardoor dan niet afschrikken.  In het linker menu vind je voor vrijwel alle werkvormen pictogramkaarten met daarop 6 aandachtspunten. Dit geeft je voldoende houvast om de kinderen te ondersteunen bij de dramales. Als je Drama-TV  als inleiding de les gebruikt komen ook daar aandachtspunten van de werkvorm voorbij.

Te weinig lessen? Kijk bij de groepen boven en onder je, je kunt prima zelf inschatten of een les geschikt is voor je kinderen.

Opdrachtkaarten.

De opdrachtkaarten van deze methode bevatten niet alleen de opdracht zelf maar ook verdere aandachtspunten.  Dit om de kans op een succeservaring voor uw kinderen zo groot mogelijk te maken. Daarnaast scheelt dit veel in de uitleg.
De toepassing: na het kiezen van een geschikte dramales print u de opdrachtkaarten uit en knipt ze los. In de kern van de les worden de opdrachtkaarten aan de verschillende werkgroepjes uitgedeeld. Maak nooit meer dan vijf werkgroepen i.v.m. de spanningsboog van het publiek. Zijn er meer dan vijf opdrachtkaarten is dat zodat u de meest geschikte voor uw groep kunt uitkiezen. Als er een blanco opdrachtkaart tussen zit kunt u zelf een opdracht verzinnen die u er met de hand bij schrijft, er zijn echter altijd vijf opdrachtkaarten voor iedere les.

Auteursinformatie Holger de Nooij.

Holger de Nooij geldt landelijk als autoriteit op het gebied van dramaonderwijs aan basisschoolkinderen en leerkrachten (in opleiding).

Hij publiceerde o.a. twee boeken die als standaardwerk op de pabo worden gebruikt:

 

‘Kijk op Spel’ (2004, Wolters-Noordhoff).

Wat is het verschil tussen toneel en drama, hoe zet je activiteiten op en hoe begeleid je die? Deze en andere vragen komen aan bod in ‘Kijk op spel’.
‘Kijk op spel’ is een zeer compleet basisboek, beschrijft alle praktische didactiek, omvat beschrijvingen van 16 werkvormen en meer dan 150 oefeningen en opdrachten.  Op de bijbehorende cd-rom vind je 60 minuten praktijkvideobeelden van groep 1 tot groep 8.

 

De volledigheid van Kijk op spel heeft ervoor gezorgd dat 85% van de pabostudenten en ook steeds meer leerkrachten met het boek zijn gaan werken. In schooljaar 2012-2013 komt de derde druk uit.

‘de Planken op’ (2008, Wolters-Noordhoff).

Dit boek behandelt op laagdrempelige wijze hoe de leerkracht basisonderwijs in een korte tijd een toneelproduct op de planken zet.
Centraal staat theater maken met kinderen in het basisonderwijs. Het boek beschrijft meer dan twintig theaterprojecten, compleet met stappenplannen en lesopzetten. Projecten voor kinderen van groep 1-8. Natuurlijk komt naast kleine(re) presentaties ook de grote eindmusical van groep 8 aan bod.
Aan de orde komen: een vlekkeloze organisatie voor leerlingen en leerkracht; regisseren; een eigen script schrijven; aandachtspunten bij het schrijven van liedjes; theatertechniek; decor; kostuums en grime.
Alles boeiend toegelicht door interessante interviews met professionals uit de theaterwereld.

Holger over ‘Dramaland’: Dit is nog maar het begin.
Een vak geven waar de kinderen enthousiast van worden, is dat niet wat we allemaal willen? Maar dan moet je wel beschikken over lesmateriaal dat voldoet aan de huidige inzichten in basisonderwijs. Toen ik als vakleerkracht in 1994 begon was er heel weinig lesmateriaal en moest ik zelf mijn lessen ontwerpen, op basis van wat ik observeerde en wat aansloeg bij de doelgroep. Toen ik later bij de iPabo ging werken merkte ik dat het gebrek aan goed lesmateriaal een remmende factor was voor veel studenten. De bestaande methodes haalde bij lange na niet de kwaliteitseisen die we in het hbo hanteren, al in de jaren 90 ontstond zo het idee voor een eigen methode. Daar kwamen twee boeken tussen, maar daarna kon ik wat meer vaart maken.  Dit lesmateriaal is wat ik als vakdocent al jaren doe, dat ik dat nu met je mag delen is een lang gekoesterde wens. Maar dit is nog maar het begin, het mooiste van een online methode is immers niet alleen dat het tussendoor kan worden bijgesteld op basis van reacties, het kan groeien! Regelmatig zul je dan ook merken dat er lessen bij zijn gekomen.  

CV Holger de Nooij.
Sinds 1993 tot heden werkzaam als docent drama in het basisonderwijs.
Sinds 1997 tot heden werkzaam als docent drama in het pabo onderwijs.
Als schrijver/regisseur meer dan 65 producties gemaakt met en voor kinderen.
Als specialist bijgedragen en geraadpleegd bij andere publicaties en landelijke onderwijsontwikkelingen voor het vak drama.
Verzorgt lezingen, trainingen, nascholingen en cursussen.

 

Voorkomende misverstanden over drama.

• Het meest voorkomende misverstand is dat drama (dramalessen) en theater (bijvoorbeeld de eindmusical) hetzelfde zijn. Maar het één is procesgericht (drama) en het ander productgericht (theater).
• Werkvormen van drama kom je ook tegen in methodes voor sociaal emotionele ontwikkeling, er zijn leerkrachten die denken dat ze dramaonderwijs hebben gegeven als ze bijvoorbeeld aan ‘Kanjertraining’ doen.
• Al vanaf de veertiende eeuw wordt in Nederland aan doen-alsof-spel gedaan in het onderwijs, door sommigen wordt drama nog steeds als een z.g. ‘nieuw vak’ beschouwd.
• Kinderen worden er druk van. Bij drama komen o.a. de concentratie, het vermogen tot samenwerken en onderlinge communicatie aan de orde. De mate waarin kinderen wel of niet druk worden is leerkrachtafhankelijk, niet vakafhankelijk. Bekijk de instructiefilms onderaan het leerkrachtenscherm en hanteer heldere regels, bijvoorbeeld: stilte tijdens uitvoeringsmomenten en instructiemomenten, applaudisseren voor elkaar.

 Watch Ungodly Acts (2015) Full Movie Online Streaming Online and Download