Category Archives Uncategorized
Video groep 7 – Spreekwoorden
Video groep 7 – Vakantie
Didactiek leerkrachtscherm groep 3-8
Op deze pagina staan vakdidactische tips, adviezen die ertoe bijdragen dat je dramales succesvol verloopt. Dit is een reactie op de vragen die we van abonnementhouders mochten ontvangen. Het is dan ook puur voor de geinteresseerden, je hoeft het dus niet verplicht door te spitten alvorens je de eerste dramales kan gaan geven.
Drama is uiteraard een praktijkvak, in die zin lijken de randvoorwaarden een beetje op het vak dans of bewegingsonderwijs. Veel leerkrachten geven hun dramalessen noodgedwongen in het eigen lokaal, dat vraagt een paar aanpassingen.
. zet de tafels aan de kant en maak met de stoelen een halve kring.
. stel vooraf werkgroepen samen en zet één rustig groepje tijdens de repetetitiefase op de gang.
. het spelvlak is vóór het bord, maak het bord vrij van informatie.
Het heeft de voorkeur om naar een bewegingslokaal te gaan of een andere vrije ruimte op te zoeken.
. stoelen of banken in een halve kring.
. afleidende losse spullen opbergen.
Van staan en praten daalt je lestempo, wat bij een praktijkvak tot onvrede en ruis kan leiden. In de lesopzetten staat niet voor niets dat je zelf voorbeelden moet geven: je brengt de werkvorm direct helder over het voetlicht, voorkomt daarmee vragen en lange instructies.
Tip: geef voorafgaand aan de les duidelijk aan dat de kinderen in de overgangen (van werken naar zitten bijvoorbeeld) snel moeten reageren omdat ze dan meer tijd hebben om tot spel te komen.
Let op: we horen uit de praktijk dat van bijvoorbeeld de vijf werkgroepen er twee niet konden presenteren omdat de lestijd voorbij was. Geef les met de klok, hou je lestempo hoog. Bereken bij het inroosteren van je dramales ook de praktische zaken (naar een lokaal lopen en het in orde maken bijvoorbeeld).
Begeleiden van repeterende kinderen »
We bemoeien ons doorgaans met het leerproces van kinderen. Bij drama is het niet gebruikelijk om het maakproces van het werk te beinvloeden, dat betekent wanneer de kinderen aan het oefenenen zijn jij je daar niet bemoeit. Doe je dat wel (dus ga je rondlopen, adviezen geven) gaat dat niet alleen ten koste van de basisbehoefte autonomie maar je beinvloedt ook het product waardoor het niet meer van de kinderen is.
Tijdens de repetitiefase observeer je en begeleid je alleen bij panieksituaties. Dan nog probeer je in die situaties buiten de inhoud van het werk te blijven.
Nabespreken van een presentatie »
Van alles wat met het geven van drama te maken heeft wordt het nabespreken van presentaties het lastigst gevonden. In een goede nabespreking zitten in ieder geval drie elementen:
Element 1: methodisch criterium.
Oftewel iets waaraan het spel moet voldoen. In Dramaland wordt hierin voorzien d.m.v. pictogrammen. In Drama TV zit de rubriek Drama Kids en in die rubriek komen 2-4 pictogrammen voor. Die kun je hier uitprinten en tijdens de les ophangen in het lokaal. Wanneer een presentatie afgelopen is refereer je aan die pictogrammen/criteria (Bijvoorbeeld: Wie was goed verstaanbaar? Waar in de presentatie kwamen duidelijke gezichtsuitdrukkingen voor? Was het voor iedereen goed te zien?).
Element 2: ‘je kan het’, oftewel de basisbehoefte ‘competent gevoel’.
Laat het publiek een compliment geven of geeft zelf een compliment. Bijvoorbeeld: Wat vonden jullie een goed gespeeld moment (= publiekscompliment) en waarom vind je dat (= doorvragen).
Element 3:
Het derde element is logisch, dat gaat over de opdracht zelf: de betekenis die op het publiek moest worden overgebracht.
Tips:
Vraag dóór. Een nabespreking stelt niets voor zonder in te gaan op het waarom van een bepaalde uitspraak.
Niet te lang: je lestempo daalt bij een te lange nabespreking. Het is mogelijk goed maar kort na te bespreken (een compliment + argument, en de criteria [pictogrammen] + argument)
Wil je meer? Uiteraard is dit niet meer dan een fractie van de vakdidactiek. Wil je meer kennis opdoen kan je je nascholen via het bedrijf Dramaland en geeft Holger de Nooij nascholing via de iPabo Amsterdam. De bron om over drama te lezen is vanzelfsprekend het boek ‘Kijk op Spel’ (Holger de Nooij). Klik hier om dat bij bol.com te bestellen.
Video groep 8 – Helden enzo
Video groep 8 – Een nachtmerrie
Contactform test
if (typeof(ecfconfig) == ‘undefined’){var ecfconfig={};}ecfconfig[4]={};var ufobaseurl = ‘https://dramamethode.nl/wp-admin/admin-ajax.php’;if (typeof(ufoFormsConfig) == ‘undefined’) {var ufoFormsConfig = {};ufoFormsConfig.submits = [];ufoFormsConfig.resets = [];ufoFormsConfig.validations = [];}ufoFormsConfig.phonenumberre = /^(\+{0,1}\d{1,2})*\s*(\(?\d{3}\)?\s*)*\d{3}(-{0,1}|\s{0,1})\d{2}(-{0,1}|\s{0,1})\d{2}$/;
Werkvormen ABC groep 1-2
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Wat is het: Waarom: Voorbeeld: Waar moet ik op letten:
Leerkrachtscherm groep 1-2 ‘Werkvormen ABC’
Beste collega,
Kleuterleerkrachten zijn terecht vaak kritische vakmensen, aan de ene kant wordt er veel van je gevraagd en aan de andere kant is lesmateriaal vaak te dwingend om op een ontspannen manier gebruikt te kunnen worden. De kleuterlessen van dramaland geven je de vrijheid om een eigen invulling van het vak drama te vinden. Het is materiaal dat letterlijk gegeven kan worden maar ook door jou als uitgangspunt voor een meer ‘eigen’ les genomen kan worden.
De reacties van onderbouwleerkrachten zijn mede hierdoor zeer positief, ik hoop dat met de onderstaande uitleg van werkvormen jij en je kinderen het lesmateriaal kunnen gebruiken op een manier die bij jullie past.
Holger de Nooij
PS: zoals je ziet is Dramaland steeds in beweging, materiaal wordt continu herzien en aangevuld. Mis je informatie neem dan contact met ons op, we zorgen dat je snel op de hoogte wordt gesteld zodat je verder kan.
Wat is het: De leerkracht hanteert in de introductie en afsluiting een handpop waarmee hij een probleem inbrengt. De kinderen gaan vervolgens aan de slag om het probleem op te lossen, als ze daar mee klaar zijn wordt de pop weer tevoorschijn gehaald om naar die oplossing te kijken.
Het werken met de handpop is een prima manier om de kinderen te motiveren, ze werken om een probleem van de pop op te lossen. Daarnaast wil deze doelgroep de pop als echt zien en ervaren, wat erg prettig is om te doen.
Waar moet ik op letten:Beweeg de pop als je praat, hou de pop richting de kinderen, zorg voor stemverschil tussen jou en de pop.
Wat is het:Teacher in role is een vertelstijl waarbij de leerkracht schakelt tussen vertellen en het spelen van een of twee rollen. Het grote voordeel is de beleving die de kinderen hebben wanneer ze oog in oog staan met een personage. Een kapitein bijvoorbeeld die hen wil meenemen op zijn boot voor een avontuur. Je maakt met deze werkvorm volledig gebruik van het magisch realisme dat deze doelgroep nog heeft.
Voor beginners.
Als je dit nog nooit hebt gedaan kan je eerst met een klein verhaaltje beginnen, bijvoorbeeld een over Jip en Janneke. Normaal maak je met je stem onderscheid tussen Jip en Janneke, maar nu vertel je staand, en kies je twee houdingen uit waarmee je laat zien wanneer je de één en wanneer je de ander speelt. Bij deze werkvorm gebruik je voor iedere rol een hoofddeksel, dit kan je bij zo n eerste oefening ook doen maar dat is aan jezelf.
Bij teacher in role maken de kinderen heel natuurlijk contact met de personages (de rol die je speelt). Je kan dat ook opzoeken door bijvoorbeeld als Jip aan de kinderen te vragen wat hij nou weer verkeerd heeft gedaan.
Oefening voor de spiegel.
A: vertel een mop waarin twee personages voorkomen. Er is sprake van drie ‘rollen’: personage 1, personage 2 en de neutrale verteller.
B: vertel dezelfde mop nog een keer maar nu fysiek gespeeld: ieder personage heeft een fysieke houding en je kan er handeling aan toevoegen. Als neutrale verteller sta je neutraal als jezelf.
Waar moet ik op letten: Geef ieder personage een duidelijke fysieke houding.
Wat is het: Uitbeeldspel is in deze methode een laagdrempelige manier waar enkel begrippen worden uitgebeeld. Geen verhaal dus maar een thema. Het voordeel is dat je makkelijk kinderen kunt volgen door hun kennis van het thema in de les te betrekken. Het nadeel is dat de beleving (een avontuurlijk verhaal waar ze in zitten) bij deze werkvorm niet nadrukkelijk wordt aangesproken.
Waar moet ik op letten: Betrek de kinderen bij de invulling van het spel. Doe dat middels spelvragen (zie lesopzetten).
Wat is het: Dat wat jij vertelt wordt synchroon aan de vertelling door de kinderen uitgebeeld. Het is een veilige manier van werken waar weinig mee mis kan gaan.
In de lesopzetten staat steeds Vertel dat… Het is dan de bedoeling dat je in je eigen woorden een verhaal vertelt met die strekking van wat er staat beschreven. Verder staan er altijd tips in de lesopzetten, let op: deze staan niet in de printversie om inkt en papier te sparen. De tips zijn als z.g. spoilers verwerkt.
Waar moet ik op letten: Geef je eigen invulling aan het verhaal, kijk wat de strekking is en ga ontspannen vertellen.
Wat is het: Dramaland probeert zo divers mogelijk in zijn werkvormen te zijn. Een van de unieke werkvormen is het werken met prenten. Door de les op A3 dubbelzijdig uit te printen hou je een prent omhoog, de kinderen zien de prent en jij leest de lesstof.
Prenten geven letterlijk een concreet beeld van het verhaal en leidt daardoor effectief tot een fantasiestroom waarop je gezamenlijk tot verbeelding kan komen. De prenten zijn vergelijkbaar met kleurplaten waardoor je relatief weinig printinkt kwijt bent.
Waar moet ik op letten:
Geen specifieke aanwijzingen, het is niet meer dan de prent laten zien en uitvoeren wat er staat.
Leerkrachtscherm groep 1-2 ‘Didactische uitleg en tips’
Didactische uitleg en tips.
Daar waar andere methodes zeggen dat je strak de methode moet volgen, heb je vaak het idee dat het allemaal net niet bij jou of je kinderen past. Bij Dramaland mag je wel strak volgen wat er staat maar is het wenselijker om de lessen als inspiratiebron te nemen om met de kleuters tot doen-alsof-spel te komen. Je bent misschien geen dramaspecialist maar wel een specialist in wat het beste bij je groep past.
Deze pagina ondersteunt je bij het geven van drama aan het jonge kind, heb je vragen mail ze gerust naar het Dramalandteam.
Didactiek.
Wat is het:
Een van de belangrijkste principes van deze methode is de spelvraag. De spelvraag is niet veel meer dan een vraag waarvan een aantal antwoorden klassikaal worden uitgebeeld.
Waarom:
Het past nauwelijks meer bij deze tijd om alleen voorschrijvend te zijn, actief gebruik maken van de kennis van kleuters zorgt er enerzijds voor dat de betrokkenheid wordt verhoogt en anderzijds stimuleert dit het gevoel competent te zijn. Tevens leren kleuters elkaar zo nieuwe dingen.
Een voorbeeld:
Juf: Tom loopt door het bos liep en hij ziet de struiken bewegen. Een dier, eindelijk een dier!
Spelvraag: Welke dieren wonen er eigenlijk in een bos?
Geef een kind de beurt, deze zegt bijvoorbeeld ‘konijnen’, de hele groep beeldt dan konijnen uit totdat jij of verder gaat met de les een ander kind laat antwoorden op de spelvraag (‘Welke dieren wonen er nog meer in een bos?’).
Waar moet ik op letten:
Er kan niet zoveel mis gaan, behalve dat je in je enthousiasme klassikaal dingen laat uitbeelden die achteraf niet zo heel handig bleken te zijn (tijgers bijten, ridders vechten enzovoorts).
Wat is het:
Terugkerende regels om de les in goede banen te leiden.
Waarom:
Drama speelt zich af in de open leeromgeving. Ondanks dat er meer vakgebieden zijn die dat hebben (bewegingsonderwijs bijvoorbeeld) heeft drama nog wel eens de naam dat het onrustig is. Vandaar in ieder geval wat regels die het lesverloop positief kunnen beïnvloeden.
Voorbeelden:
1: zitten waar je bent. Tijdens bespreekmomenten en wanneer het je te druk is laat je de kinderen zitten waar ze op dat moment zijn, je vraagt of ze je aan willen kijken.
2: plaatsing van de groep. Zet je groep in een u-vorm, ook als je banken gebruikt. Hierdoor ontstaat automatisch een spelvlak, er ontstaat zo meer focus.
3: werk je in een grote ruimte, zet dan een deel af met bijvoorbeeld een bank. Teveel oppervlakte werkt onrust in de hand.
4: losse spullen: zijn er veel dingen waardoor kinderen de focus op de les kunnen verliezen, berg die spullen dan op, hang een laken over een wandrek enzovoorts.
Waar moet ik op letten:
De beste tip voor klassenmanagement is rustig overpeinzen, visualiseren hoe de les zou kunnen verlopen. Zo kun je proactief veel knelpunten voorkomen.
Tips.
Wat is het:
Denkbeeldig laat je hen bijvoorbeeld konijnenoren en een konijnenstaart aandoen in plaats van te zeggen ‘nu zijn jullie allemaal konijnen’.
Waarom:
Het concretiseert de rol, stimuleert de woordenschat en zorgt ervoor dat er niet te snel wordt gezapt met rollen.
Een voorbeeld:
Juf: En Tom ziet allemaal rode puntmutsen in het bos, daar zijn de kabouters.
Denkbeeldig omkleden: Doe je puntmutsen op, groei kabouterbaardjes of kabouterstaartjes en wandel maar dor het bos.
Waar moet ik op letten:
Bepaal zelf wanneer je dit toepast, het is niet steeds nodig.
Wat is het:
Waar moet ik op letten:
Wat is het:
Waarom:
Voorbeeld:
Waar moet ik op letten: