Leerkrachten acteren voor hun kinderen

Ik heb regelmatig voorstellingen gemaakt met studenten, bijvoorbeeld  Pluk van de Petteflet met derdejaars.
Dat was een geweldig succes, en heel veel kinderen (ook van stagescholen) hebben daarvan genoten. Een extra ding was natuurlijk dat sommige van die kinderen hun eigen juf of meester daar zagen acteren. De eerste opkomst leidde steevast tot een lichte aardbeving in het publiek, gevolgd door een ssst. Daarna voelde je een fascinatie die ik van mijn eigen basisschooltijd herkende. Ieder jaar met kerst speelden de leerkrachten van de basisschool waar ik op zat het kerstverhaal, een speciale versie neem ik aan want ‘de duivel’ kwam er ook in voor. Ik herinner me een golf van spanning als mijn eigen juf op kwam: daar is ze!
Het grappige was dat alle juffen en meesters van de school daar verkleed hetzelfde verhaal deden als het jaar daarvoor, maar dat maakte me niks uit. In het donker zat ik gefascineerd te kijken naar hoe ze dat deden. Zou ik toen besmet zijn geraakt met het theatervirus?
De meesters die als herders vanuit de zaal opkwamen, de kinderen gilden van plezier, en met ingehouden adem kijken naar die scene met de duivel.

Na afloop van Pluk hielden de stagekinderen het niet meer, en bestormden hun juf of meester. Eén juf werd zelfs overmeesterd en moest zich bevrijden. Pure trots, ‘Ik vond dat u het goed deed, juf!’ ‘Echt knap!’. En daarna de vragen over de trucjes in de voorstelling, over hoe ze haar haren had gedaan, over de kostuums, over de andere personages enzovoorts.
Ik weet dat er basisscholen waar leerkrachten voor hun kinderen spelen, maar het zijn er bij mijn weten niet erg veel. In Drachten (Fr) is een jaarlijks Sinterklaas theaterspektakel waar vele leerkrachten uit de omgeving aan deelnemen, en een al jarenlange traditie kent.
Acteren voor je kinderen heeft dubbel pret. Kinderen zien hoe theater werkt, want ze herkennen hun leerkracht en maken zo het ambacht acteerspel mee. Aan de andere kant komt dit ten goede aan de band die de leerkracht met de kinderen heeft. Je manifesteert je op een unieke en authentieke manier naar je kinderen toe. Ze leren dat je meer dimensies hebt, kijken als het ware achter het leerkrachtmasker dat ze al kennen.
Zit je niet bij een theatergroep of weet je niet hoe je kan acteren voor je kinderen? Kies een les uit waar je een ‘pakkende inleiding’ voor speelt. Kom als Rembrandt het lokaal binnen en hou een inleiding, bestorm als Napoleon de groep en vertel over de Bastille, als letterfee naar groep 3 om hen te vragen je te helpen, enzovoorts. En het mooiste is: laat ze vragen aan je stellen terwijl je daarzo acteert. Dit heb ik de verkorte deeltijders laten doen, een paar moesten even slikken maar het ging briljant! Ik heb de prachtigste DVDtjes ontvangen met hele mooie lesmomenten. Ik denk dat de kinderen die stagiaires echt niet zullen onthouden om hun rekenles (met alle respect voor het vak rekenen), net als dat ik me bepaalde meesters van vroeger alleen herinner omdat ze zulke geweldige herders waren.

Vakantiecriminelen

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus over criminelen en presenteren die aan elkaar.   
Benodigdheden: fluitje (optioneel). 
Van deze les is ook een versie beschikbaar met verteller, klik hier om die te bekijken
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als een standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die volleybalt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot, je mag door het lokaal lopen. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje. Onthoud goed waar en hoe je staat als het fluitje is gegaan, na afloop wil ik de tableaus nog een keer zien.

Trek een denkbeeldige grens in het lokaal waar de zee begint en het strand ophoudt.

Spelopdrachten:
1:  het is mooi weer op het strand
2: er komt een klein wolkje voor de zon, wat verandert er op het strand?
3: het gaat een klein beetje regenen, heel licht.
4: het gaat stortregenen.

Laat ze steeds even  spelen en blaas dan op je fluitje zodat de kinderen ‘bevriezen’, laat ze even staan en blaas dan nog een keer op je fluitje om de kinderen weer in beweging te krijgen.

Laat de groep daarna tableau 1 tot en met 4 nogmaals doen, ze lopen van houding naar houding.

Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A sluit de ogen, B zet iets in tableau dat je in de vakantie hebt gedaan. Wissel zo lang totdat ik zeg dat jullie mogen gaan zitten.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Laat het kind de ogen sluiten en ga zelf in tableau staan, bijvoorbeeld alsof je een boek leest. Het kind raadt wat jij uitbeeldt. Wissel dan.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Over de hele wereld zijn criminelen te vinden die wachten tot de toeristen hun kant op komen. Gelukkig hangen overal beveiligingscamera’s, in dit geval om foto’s te maken.
Met je groepje maak je tableaus (z.g. ‘foto’s’ uit een beveiligingscamera), je krijgt daarvoor een opdrachtkaart. De foto’s gaan over een misdrijf op vakantie.

Onderwerpen:  zakkenrollers, diefstal uit vakantiewoning, diefstal op een parkeerterrein, diefstal op het strand, opgelicht door de vakantiedokter, opgelicht door de garagehouder.

Reserve: de politie is crimineel.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, sluit het publiek steeds de ogen terwijl de spelers de tableaus klaarzetten. Jij geeft het teken waarop het publiek mag kijken.

Bijlage 1:

Jullie onderwerp is: de dokter is de crimineel.

Een tableau is een ‘uitgebeelde foto’.
Verdeel jezelf in zo gelijk mogelijk in ‘vakantiegangers’ en ‘criminelen’.

Tableau 1: een foto van de situatie zonder criminelen of met de criminelen als ze nog niks verkeerds doen.
Tableau 2:  de criminelen slaan hun slag.
Tableau 3:  de vakantiegangers komen erachter.

Extra tableau (als je er aan toe komt):  de afloop, oftewel hoe gaat het verder met de vakantiegangers.

Let op:  sta helemaal stil en zorg er voor dat er geen geweld in voor komt.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Het is een nachtmerrie!

Werkvorm(en): tableaus.
Activiteit: de kinderen verzinnen tableaus over een nachtmerrie van een bepaalde rol en presenteren die aan elkaar.
Benodigdheden: fluitje (optioneel). 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les tableaus gaan maken, z.g. ‘levende foto’s’. Ga ter illustratie als standbeeld staan, bijvoorbeeld als iemand die schrikt.

Warming up klassikaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Als het fluitje klinkt ‘bevries’ je zoals je op dat moment bent, het is absoluut niet de bedoeling dat je ook maar iets beweegt na het fluitje.

Spelopdrachten: je loopt ’s avonds laat over straat (fluit om het spel te ‘bevriezen’), je hebt het idee dat je wordt achtervolgt (fluit), je wordt bang en klopt op de deur van een huis (fluit), er wordt opengedaan en opgelucht vlucht je naar binnen (fluit), je kijkt wie er opendeed en het is een vreselijk monster (fluit), je wil weer naar buiten maar de deur zit klem (fluit), de deur schiet open en je staat weer buiten (fluit), iemand tikt je op je schouder en je schrikt en draait je om (fluit), het is een goede vriend die je naar huis toe brengt (fluit).

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen voor je op het fluitje blaast.

Warming up viertallen.
De groep zit in viertallen in het lokaal, ze verdelen zich onder in twee tweetallen.
Instructie: Tweetal A zit straks in het eerste tableau te vissen. Tweetal B kijkt ernaar en maken het volgende plaatje in dit z.g. ‘levende stripverhaal’. Tweetal A maakt weer een plaatje dat volgt op het plaatje van tweetal B, enzovoorts.

Laat dit een keer voordoen door twee tweetallen, bijvoorbeeld met de situatie: twee kinderen gaan voetballen. Hierna gaan de viertallen staan en doen de situatie met de twee vissers. Ze vullen daarna verder zelf hun spelsituaties in en gaan zo lang  door totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten (‘Maak deze af en ga dan zitten’).

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vier kinderen staan op de spelvloer, zij gaan met jou het voorbeeld spelen: je zegt snel wie in welke houding moet gaan staan, dan klap je in je handen om ze te ‘bevriezen’ en vertel je een stukje van het verhaal. Je doet dat in 5 tableaus: de nachtmerrie van een zwerver.

1  (drie zwalkende zwervers + zwerver A pakt wat van de grond): op een dag liep ik met mijn zwervervrienden over straat en vond ik een lot op de grond.
2  (alle zwervers gaan met elkaar op de vuist): het begon meteen, iedereen kreeg ruzie over wie het lot mocht vasthouden en inleveren.
3 (zwerver A kijkt verdrietig, één zwerver ligt op de grond, de andere twee dansen): het ergste was: ik won veel geld. Mijn vrienden wouden niets anders meer doen dan feesten, een goed gesprek was er niet meer bij. En ik kon niet eens meer onder de sterrenhemel slapen.
4 (Zwerver A rent, anderen houden en vast en achtervolgen hem): het was vreselijk: vrienden die ik jaren lang niet had gezien zochten me op om geld te lenen en iedereen wou ineens mijn zogenaamde vriend zijn. En de belastingdienst, die wou pas geld zien! Overal waar ik kwam werd ik achtervolgd.

5 (Zwerver A rekt zich uit, zijn vrienden slapen nog): gelukkig werd ik wakker naast mijn vrienden. In het park door het geluid van de vogeltjes. Het was allemaal maar een kwade droom.

Applaus voor de spelers!

Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om in 4-6 tableaus de nachtmerrie te verbeelden van een bepaalde rol. Dat doe je op dezelfde manier als het voorbeeld. Eén van jullie vertelt als de betreffende rol en klapt steeds in de handen om het volgende tableau ‘aan te zetten’.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak daarna werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Opmerking: Bij het uitvoeren in de leskern, staat de verteller aan de rechterkant van het spelvlak.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Nachtmerrie!
Nachtmerries gaan vaak over iets dat je kwijt raakt, iets dat je ineens niet meer kan, dat je mensen om je heen anders op je reageren dan normaal, dat soort zaken. Nachtmerries beginnen vaak als normale situaties: ‘Ik liep over straat, en toen ineens…’. In het laatste tableau wordt de hoofdpersoon wakker en merkt dat het maar een nachtmerrie was.

Jullie maken 4-6 tableaus over een nachtmerrie van een bepaalde rol. Eén van jullie gaat als die rol over de nachtmerrie vertellen. Steeds als de verteller in de handen klapt gaan de ‘tableauspelers’ in het volgende tableau staan.

Jullie maken een nachtmerrie van de volgende rol: Een circusclown.

Tableaus: sta helemaal stil. Let op je lichaamshouding en gezichtsuitdrukking.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Mijn held!

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een held en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: in de kernopdrachten zijn de helden vooraf gegeven, je kan er voor kiezen om dit door de kinderen zelf te laten bepalen. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je bij een pinautomaat geld wil opnemen. Je bent echter je pincode vergeten. Bepaal zelf of je je pas laat innemen door het pinautomaat of dat je de derde keer toch de juiste code intoetst.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten:  je staat voor je huis maar bent je sleutel kwijt, je probeert in te breken. Je laat een hond uit, maar die is nogal wild. Je bent verdwaald in een enge buurt. Je moet een koffer tillen maar hij is te zwaar. Je doet je broodtrommel open, er zit in spin in.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.

Instructie: A heeft hulp nodig, B komt helpen. Verzint een situatie waarbij iets kapot gaat, hij bang is, iets nodig heeft of echt gered moet worden, maar zegt vooraf niets tegen B. B kijkt er naar en biedt tegenspel wanneer de situatie daarom vraagt.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Loop bijvoorbeeld over straat, je blijft met je voet ergens in steken. Het kind kan tegenspel bieden door je los te maken. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. Vermeld nogmaals dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken waarin een held centraal staat. Een heldendaad hoeft niet heel groot te zijn (het plegen van een telefoontje kan een heldendaad zijn) maar het kan natuurlijk wel. De helden in deze opdracht vliegen niet met een cape door de lucht en er wordt niet enorm gevochten.

Opdrachten: een strandwacht, een oud omaatje, een kind, een hond, een leerkracht (juf of meester). Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Mijn held!

Helden vliegen in het echte leven niet door de lucht, zijn niet altijd mannen of mensen en kiezen er ook niet altijd voor om een held te zijn.

1: een normale situatie waarin niks aan de hand is. De rol die straks de held zal zijn is al wel in beeld.
2: er ontstaat gevaar waarbij een heldendaad gewenst is.
3: de held redt de mensen of de persoon in gevaar.
4: de held wordt bedankt.

Jullie held: een hond.

  • Pantomime: niet spreken, geen echte voorwerpen gebruiken.
  • Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie voorkomt.
  • Wat heb je in je hand? Hoe mime je dat?

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Muziek!

Werkvorm(en): objectenspel.
Activiteit: De kinderen veranderen voorwerpen van betekenis, verzinnen een verhaal rond een beroep dat door veel mensen niet als erg fris wordt gezien en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: pittenzakken, 5 verschillende objecten zoals een touw, een lap, een krukje, een emmer, een plastic fles, een stok (zie ‘tip’).
Opmerking: Omdat de kennis van muziekstijlen nogal kan verschillen, zijn er zes i.p.v. vijf kernopdrachten zodat je eventueel nog kan wisselen wanneer een werkgroep er niet uit komt.
Tip: Een veilig alternatief voor de stok: wikkel wat dik papier of karton om een stok en zet het vast met plakband. Haal de stok er tussenuit en je hebt een ‘kartonnen stok’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les voorwerpen van betekenis gaan veranderen. Illustreer de werkvorm door bijvoorbeeld een tennisracket te pakken en die te veranderen in een gitaar.

Warming up klassikaal.
Deel pittenzakken uit. De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot. Je verandert de pittenzak steeds in iets anders.

Spelopdrachten: Je staat bij een popconcert en je maakt foto en filmopnames. Je zit tv te kijken en te zappen, ik wil aan je gezicht kunnen zien wat voor programma’s er passeren. Je luistert naar je mp3 speler, ik wil aan je gezicht kunnen zien wat voor soort muziek je beluistert. Je blijft naar je mp3 speler luisteren maar je zet een andere muziekstijl op, ik wil weer aan je gezicht kunnen zien wat voor soort muziek je beluistert.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: B verandert de pittenzak in een muziekinstrument, A raadt om welk instrument het gaat. Daarna wisselen jullie.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Daarna gaan de kinderen staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling, de vijf voorwerpen liggen in het zicht en worden kort bekeken.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om met deze vijf voorwerpen een muziekstijl uit te beelden. Dit doe je zonder daarbij geluid te maken, anders wordt het raden wel heel makkelijk. De voorwerpen mag je tijdens het repeteren niet gebruiken omdat er maar één set is, tijdens het uitvoeren van jullie presentatie gebruik je het natuurlijk wel.

Opdrachten: country & western, hardrock, hiphop, kinderpop, klassieke muziek en musical.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten  en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Muziekspullen.

Jullie maken een presentatie over een bepaalde muziekstijl. Jullie veranderen daarbij alle voorwerpen in iets anders, en mogen geen geluid maken.
Denk bij de rollen niet alleen aan de muzikanten maar bijvoorbeeld ook aan het publiek (wat voor soort fans heeft deze muziekstijl) en dansers.

Jullie muziekstijl: Popmuziek

Extra opdracht (als je er aan toe komt):  tijdens het concert gaat iets verkeerd. Gelukkig duurt het niet lang en wordt het probleem ook weer opgelost.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Op schoolreis!

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een heftig schoolreisje en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelinstructie geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Instructie voorbeeldopdracht voor het kind : je gaat aan de waterkant zitten om te gaan vissen. Je pakt je spullen uit en begint. Even gebeurt er niks, maar dan heb je beet. Je haalt iets onverwachts en gevaarlijks uit het water. Ik ga jouw stem doen.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze.

Instructie voor de spelacteurs: niezen, hoesten, fluiten, huilen, lachen.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 tweetallen: situaties.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze. Dit zijn situaties die door de spelacteurs op eigen wijze moeten worden opgelost. Na iedere spelinstructie zou je dus kunnen zeggen: ‘Hoe los je het op?’.

Instructies voor de spelacteurs:
Je pakt ’s ochtends je tas in maar na vier spullen verwond je jezelf.
Je bent ’s ochtends in de badkamer bezig en ziet na een poosje een grote spin.
Je bent buiten aan het picknicken maar na een poosje merk je dat je in een mierenhoop bent gaan zitten.
Je bent aan het barbecueën en lekker aan het eten, dan kom je erachter dat de barbecue vlam heeft gevat.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een scène te verzinnen over een schoolreisje.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie de bijlage voor een voorbeeldopdracht.

Maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.
Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Bijlage 1:

Op schoolreis!

1: Bepaal wie van jullie het spel gaan doen en wie de stemmen.
2: De stemacteurs gaan samen zitten, de spelacteurs gaan voor jullie spelen.
3: Kies een spelacteur uit waar je de stem van gaat doen.

Bepaal waar jullie schoolreisje naartoe gaat.
De reis: hoe gaan jullie daarheen?
De aankomst: jullie komen op de plek aan, wat zegt de leerkracht?
Het probleem: er ontstaat paniek, hoe komt dat?
De oplossing: hoe loopt het af?

Spelacteurs: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen.
Stemacteurs: praat niet teveel door elkaar.
Voorkom het uitbeelden van geweld en iedere rol moet levend de eindstreep halen.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Naar de film

Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een filmgenre en presenteren dat aan elkaar.
Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren. Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen. Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.

Spelopdracht: Je bent een toverheks/tovenaar die een drankje maakt. Je stopt van alles in een ketel en dan ga je proeven. Spontaan verander je in een dier. Je weet jezelf na een tijdje terug te toveren.

Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, bij iedere opdracht wisselen ze.
Opdrachten voor de spelacteurs: hond uitlaten, tandenpoetsen, gewichtheffen, vissen, schrikken, eten.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up 2 viertallen: situaties.
De groep staat in viertallen in het lokaal, ze bepalen welke twee de stemkant doen en wie de spelkant.
Instructie: De twee stemacteurs bepalen van wie ze de stem gaan spelen. Bij iedere opdracht wisselen de tweetallen van functie.

Opdrachten voor de spelacteurs:
A zit vast in het toilet en wordt gered door c. Een agent betrapt een winkeldief. Een kind komt weer te laat in de klas, de leerkracht is heel gemeen. De één is kandidaat bij talentenjacht, de ander jurylid.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een nagesynchroniseerde presentatie te maken over een soort film, een z.g. ‘filmgenre’.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie de bijlage voor een voorbeeldopdracht. In deze opdracht staat ook ‘voorkom geweld’, dat kan bijvoorbeeld bij de opdracht ‘Ridderfilm’ lastig worden. Als je er vragen over krijgt, benadruk dan dat het in ieder geval om meer moet gaan dan geweld alleen. En dat de geluiden van het geweld ook moeten worden nagesynchroniseerd.

Opdrachten:  monsterfilm, western, griezelfilm, politiefilm, ridderfilm.

Maak vier grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel.
Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar en aan één van de zijkanten van het publiek.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Naar de film.

Jullie opdracht is: actiefilm (een boef bedreigd de stad of zelfs de wereld, speciaal team haalt van alles uit om de schurk en zijn bom o.i.d. te stoppen).

1: Bepaal wie van jullie het spel gaan doen en wie de stemmen.
2: De stemacteurs gaan samen zitten, de spelacteurs gaan voor jullie spelen.
3: Kies een spelacteur uit waar je de stem van gaat doen.

Spelacteurs: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen.
Stemacteurs: praat niet teveel door elkaar.
Voorkom het uitbeelden van geweld en iedere rol moet levend de eindstreep halen.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.