Mix!

Werkvorm(en):
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal, en krijgen een verrassingsopdracht tijdens hun repetitie.  Die verwerken ze in hun verhaal en dat presenteren ze aan elkaar.
Benodigdheden (optioneel): voor de helft van de groep iets dat als microfoon kan dienen (bijvoorbeeld een pen of gymkegel). Een gymfluitje en opdrachtkaarten. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren, spelen met praten dus. Bespreek dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vooral vanuit houding en gebaar moet uitbeelden.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit en maak daarbij contact met één of twee anderen.

Spelopdrachten:
Loop door elkaar als helden, als je een andere held tegenkomt schep dan enorm op over je krachten en heldendaden. Hou het vriendschappelijk.
Loop door elkaar als vrienden die tijdens een dropping zijn verdwaald. Maar dan horen jullie enge geluiden.
Loop door elkaar als slechteriken, griezels. Wissel gemene trucs en tips uit met elkaar.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
tweetal is een pen o.i.d. aanwezig dat als microfoon dienst doet.

Instructie: A werkt bij het journaal en gaat straks B interviewen. Stel vooral vragen om B te helpen bij het geven van een antwoord, maak het niet te ingewikkeld.

Spelopdrachten:
Je interviewt de eerste directeur van een boevenschool.
Je interviewt iemand die uit de zee is gered door een reddingshelikopter.
Je interviewt  een bekend sprookjesfiguur
Je interviewt iemand die cowboy wil worden.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Open met iets als: ‘Dames en heren, welkom in de studio waar we de held van de dag hebben die net een medaille van de koningin heeft mogen ontvangen’. Stel daarna eenvoudige vragen over of de koningin aardig was, wat de held heeft gedaan, of hij hobby’s heeft enz.

De kinderen gaan staan, en de interviewers krijgen iets om als microfoon te gebruiken. Ze interviewen steeds zo lang totdat je aangeeft dat de volgende spelopdracht wordt gegeven. Dan wisselen ze van interviewer. Tip: gebruik een fluitsignaal om de aandacht te krijgen.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een presentatie te maken waar één of meerdere hoofdpersonen, slechteriken en helden in vóór komen. Maar tijdens de repetitie krijgen jullie een mixopdracht: een opdracht die een wending geeft aan het einde.

Benadruk dat ze dan hun eerste verhaallijn zoveel mogelijk in tact moeten houden. Dat de mixopdracht niet bij hun originele verhaal past zorgt ervoor dat het fantasierijk en vreemd wordt. De mixopdrachten komen uit bekende sprookjes.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Attentie: op driekwart van hun repetitietijd (na ongeveer 6 minuten) laat je de werkgroepen op de grond zitten en deel je de mixopdrachten uit.

Bijlage 1:

Mix.
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.

Jullie maken een presentatie met:

  • Eén of meerdere hoofdpersonen.
  • Eén of meerdere helden.
  • Eén of meerdere slechteriken.

Waar speelt het zich af en wat is de situatie?
Wat doet de slechterik?
Tip: laat de eerste poging van de held om een heldendaad te plegen mislukken.
Hoe loopt het af?

Let op! Je krijgt een verrassingsopdracht op de helft van je repetitie, deze verwerk je in het verhaal zoals dat op dat moment gaat. Hou het verhaal zo veel mogelijk in tact, alleen komt de extra opdracht er bij.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Griekse halfgoden

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal rond een halfgod  en presenteren dat aan elkaar. Geïnspireerd op de Percy Jackson-reeks.
Opmerking: Percy Jackson is een kinderboekenreeks geschreven door Rick Riordan. In 2010 kwam de eerste speelfilm uit rond deze halfgod. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: (handelingen die mensen niet kunnen): je tilt een rotsblok, je kan onder water ademhalen, je laat in je hand een bloem groeien, je loopt door vuur.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A belt in paniek bij B (een halfgod of halfgodin) aan. Er is een ramp gebeurd (kat in de boom, vuur, overstroming, auto vast….). B gaat met A mee en verricht een bovennatuurlijke heldendaad. Je mag praten bij deze opdracht.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bel in paniek bij een kind aan en vertel dat je je hoofd hebt gestoten en dat er allemaal bloed uitstroomt. Het kind ‘tovert’ de wond dicht. Bedank hem of haar hartelijk.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie:
Griekse goden en godinnen waren soms ouders van aardse kinderen. Ze werden regelmatig verliefd op een mens (een sterveling). Als hafgod(in) is één van je ouders een god, je bezit daardoor goddelijke krachten. Welke krachten je bezit hangt af van de god waar je het kind van bent. Percy Jackson is bijvoorbeeld de zoon van Poseidon (god van de zee) en kan dus lang onder water blijven. In jullie presentatie komt een halfgod voor: bepaal zelf één bijzondere kracht die hij of zij daardoor bezit.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten (zie hieronder) en deel ze uit.

Opdrachten: Hades (je kan alles met hitte en vuur en monsters), Aphrodite (je kan alles met liefde: iedereen op iedereen verliefd laten worden bijvoorbeeld), Apollo (god van de zon en de muziek, met één van de twee heb je een bijzondere gave), Hermes (god van de reiziger, een soort levende tom-tom), Zeus (oppergod, je mag kiezen welke bovennatuurlijke kracht je bezit).

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken, achter de stappen staat een uitwerking die je als voorbeeld zou kunnen gebruiken in je toelichting).

Halfgod of halfgodin.
Je bent het kind van: Helios (godin van de wilde dieren)

A: Er zijn altijd al problemen met jou en/of je vrienden, vooral nu je met je klas op schoolkamp bent.
Uitwerking: jullie vinden bijvoorbeeld konijnenkeutels in jullie slaapzakken. Er zijn pesters in de klas.
B: Je komt erachter dat je bijzondere gaven hebt (goddelijke kracht).
Uitwerking: als jullie in het bos een dier tegenkomen blijkt één van jullie met het dier te kunnen communiceren.
C: Er ontstaat een probleem waardoor je je krachten moet gebruiken, je zorgt dat het probleem wordt opgelost.
Uitwerking: als de klas wordt aangevallen door wolven redt de halgod(in) de klas door ze weg te sturen. Hij of zij is de held en wordt nooit meer gepest.
D: Je ontmoet je goddelijke vader of moeder.
Uitwerking: ’s avonds als je alleen bent komt Artemis en ze vertelt je dat je een halgod bent.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

A Christmas Carol

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen studeren een deel van ‘A Christmas Carol’ in  en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: opdrachtkaarten, een hoofddeksel voor Ebenezer Scrooge dat door alle werkgroepen wordt gebruikt zodat Scrooge steeds herkenbaar is.
Opmerkingen: Deze les duurt ongeveer 75 minuten. De resultaten van deze les kunnen goed als kerstepel worden opgevoerd. Geef ze dan een keer extra repetitietijd en coach hen op spelrichting en verstaanbaarheid. 
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Drama TV: de aflevering staat in het klassenmenu.
Kijk hier voor de kerstles ‘Een kerstwens uit de krant’

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Inleiding:

A Christmas Carol verscheen op 19 december 1843 en was uitverkocht op de 22e. De eerste versie was geïllustreerd door John Leech. Het boek was dus onmiddellijk een succes met een verkoop van 6000 exemplaren binnen een week. Dickens schreef dit boek om een schuld te kunnen afbetalen (en het verkoopsucces was dus belangrijker dan de literaire waarde).

Het boek kwam uit in een periode dat de tradities van Kerstmis steeds minder in ere werden gehouden. A Christmas Carol bracht daar een verandering in.

Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je pakt een cadeau uit maar je hebt het al, je doet je best enthousiast te doen. Je krast een kraslot open en je hoopt op een prijs van een miljoen, je wint niets. Je denkt in de verte een goede vriend te zien, van dichtbij blijkt het iemand te zijn die je niet kent. Je moet naar buiten maar er ligt sneeuw en het is koud, je hebt een hekel aan kou.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.

B haalt geld op voor zielige kindjes, A is Scrooge de gemenerik.
A is een verdwaald kind, B is Scrooge de gemenerik.
B verkoopt enthousiast kerstbomen, A is Scrooge de gemenerik.
A zingt kerstliedjes aan de deur, B is Scrooge de gemenerik.

Benadruk dat kinderen elkaar niet mogen aanraken en rennen, de mopperige situaties worden soms vertaald in duwen en achtervolgen. De kinderen gaan staan, vullen zelf hun spelsituaties in en spelen door totdat je de volgende spelopdracht geeft.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een deel van ‘A Christmas Carol’ in te studeren, daarna spelen we het achter elkaar en zien zo het hele verhaal. Het is niet het letterlijke verhaal maar een bewerking. Anders zou de les wel erg lang duren.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1:

A Christmas Carol

In het verhaal van ‘A Christmas Carol’ krijgt de gemene Ebenezer Scrooge bezoek van geesten die hem laten inzien dat hij zijn leven moet beteren.
Jullie krijgen een klein deel van het verhaal, lees de beschrijving goed door en studeer het in.

Hier staat de beschrijving van het verhaaldeel op de opdrachtkaart.

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .

Extra opdracht (als je er aan toe komt):
Hier staat bij de kinderen de beschrijving van een extra toevoeging. Ze doen dit alleen als het repeteren voorspoedig verloopt
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Wij staken!

Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over wat er gebeurt als iets belangrijks uit het dagelijks leven wegvalt, door een staking bijvoorbeeld. Ze presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je autopech krijgt. Je belt met een denkbeeldige GSM, je krijgt geen gehoor en duwt je auto weg.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: je blust een brand, je repareert een auto, je verwijdert als chirurg een blinde darm, je ontstopt een afvoerputje, je regelt het verkeer.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A speelt een situatie waarbij hij hulp nodig heeft van B, maar zegt vooraf niets over de situatie. Bijvoorbeeld: iets gaat stuk en moet gerepareerd, je hebt kiespijn en hebt een tandarts nodig… Als B de situatie herkent stapt hij in het spel als de helpende partij.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Je fietst bijvoorbeeld over straat en krijgt een lekke band. Met je denkbeeldige fiets aan de hand doe je een denkbeeldige deur open naar het kind. Die zal als fietsenmaker tegenspel moeten bieden. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Als elektriciteit, of een bepaalde dienstverlening zoals buschauffeurs wegvalt dan kan dat heel vervelend zijn. Stel je voor dat je langere tijd zonder zou zitten, dan zal je toch oplossingen moeten verzinnen voor het probleem dat is ontstaan. Jullie krijgen in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken over zo’n situatie. De oplossingen hoeven niet realistisch te zijn, want dat zijn de situaties vaak ook niet. Artsen bijvoorbeeld staken nooit op een manier dat mensenlevens in gevaar komen. Maar stel je toch eens voor…

Opdrachten: politie, leraren, water, elektriciteit, tv.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Wij staken!

Als iets zoals elektriciteit, of een bepaalde dienstverlening zoals buschauffeurs wegvallen kan dat heel vervelend zijn. Stel je voor dat je langere tijd zonder zou zitten, dan zou je toch oplossingen moeten verzinnen.

Jullie zitten langere tijd zonder: brandweer.

Speel een situatie waarin de brandweer hard nodig is, maar je zit zonder. Wat is jullie oplossing?

  • Pantomime: niet spreken, geen echte voorwerpen gebruiken.
  • Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie voorkomt.
  • Wat heb je in je hand? Hoe mime je dat?

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Dierendropping

Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen een mens vanuit een dierenrol en presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.

Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.

Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

Spelopdrachten: Je komt thuis van een lange schooldag en eet een pak koekjes, een zak drop en twee boterhammen met pindakaas. Je auto zit vast in de modder, je tilt de achterkant op en duwt hem eruit. Je moet ‘s nachts naar de wc, maar je ziet helemaal niks: geen hand voor ogen. Je moet opstaan maar je bent nog vreselijk moe, alles gaat daardoor heel langzaam.

Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A gaat straks als eerste de winkel van B binnen, je mag kiezen of dat voor een reparatie is of om iets te kopen. Jullie krijgen steeds een eigenschap die je daarbij moet spelen. Je wisselt steeds de rol van klant en winkelier, de klant bepaalt of het om een aankoop of een reparatie gaat.

Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel daarbij de A kant. Jij neemt de eigenschap ‘bang’, B (de winkelier) heeft de eigenschap ‘sterk’. Ga bijvoorbeeld met een mobieltje terug dat al na een dag kapot is gegaan. De kinderen gaan staan en spelen zo lang door tot je de volgende opdracht geeft:

A is koppig, B is lui.
A is dom, B is stil.
A is traag, B is ziek.
A is doof, B is blind.
A is hongerig, B is snel.

Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een dierenrol te trekken. Je mag straks geen dier trekken maar wel de eigenschap die erop staat. Als je een beetje als je dier beweegt is dat leuk, maar blijf een mensfiguur. In je werkgroep gaan jullie op dropping: midden in de nacht worden jullie ergens uitgezet om de weg terug te vinden. Lukt het om met al die ‘dieren’ samen te werken?Een paar ‘dieren’ zijn dubbel, maar dat is geen probleem.

Laat ze een dierenkaart trekken. Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Afbeeldingen: Zo ziek als een hond zijn, zo moe als een hond zijn, zo gezond als een vis, zo wijs als een uil, zo slim als een vos, zo blind als een mol zijn, zo mak als een lammetje zijn, zo doof als een kwartel, zo sterk als een beer, zo traag als een slak, zo dartel als een veulen, zo lui als een varken, zo stil als een muis, zo doof als een kwartel, zo fris als een hoentje, zo trots als een pauw, zo koppig als een ezel, zo dom als een gans, zo bang als een wezel, zo moedig als een leeuw, zo snel als een haas, zo zweterig als een otter, zo grijs als een duif, zo hongerig als een paard, zo listig als een slang.

Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.

Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).

Dierendropping.
Je speelt straks een mens met de eigenschap die op je dierenafbeelding staat. Iemand dezelfde afbeelding? Geen probleem!

Jullie worden gedropt: midden in het donker uit de auto gezet om op eigen kracht terug te komen. Jullie zijn dus de weg kwijt:

  • Wie neemt de leiding?
  • Wat gebeurt er?

Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld of enorme ruzie.

Extra opdracht (als je er aan toe komt):  Een van de rollen doet iets totaal onverwachts.
Zeg het voorafgaand aan de presentatie als je de extra opdracht hebt gedaan.

Nabespreken van een presentatie bij drama »

Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.