Zelf je tableau les maken gr 3-5

Hier het formulier waarmee je zelf een tableau les kan maken.
Verzin voorafgaand:
-Een thema voor je les.
-Vijf aspecten van dat thema waar de kinderen in werkgroepen tableaus mee gaan voorbereiden.
Tip: kijk ook in een bestaande tableau les van Dramaland als voorbeeld.

Druk je op de onderste knop dan krijg je je tableau les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden. Als je op je fluitje blaast 'bevriezen' de kinderen zoals ze op dat moment zijn.
    :

    Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat als standbeeld in tableau staan als iemand die op een bepaalde manier reist. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

    Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen.‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een tableau (levende foto) te maken over (...) en wat jij dan belangrijk vindt.

    Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
    Bijvoorbeeld: gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘zwemmen’ enzovoorts.

    Pantomimeles zelf maken

    Hier het formulier waarmee je zelf een pantomimeles kan maken.
    Verzin voorafgaand:
    -Een thema voor je les.
    -Vijf varianten van dat thema voor de werkgroep opdrachten waar de kinderen presentaties mee gaan voorbereiden.

    Voorbeeld van een ingevuld formulier »

    voorbeeld-pantomime-les-maken-1

    Tip: kijk ook in een bestaande pantomimeles van Dramaland als voorbeeld.

    Druk je op de onderste knop dan krijg je je pantomimeles direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen.

    Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

    Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

    Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Pantomimeles groep 3-5

      Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
      Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

      Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
      :

      Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

      Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

      Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
      Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
      Op de opdrachtkaart staat alleen het onderwerp, met name voor groep 3 en 4 is dat prima. Er staat ook bij 'laat iets gebeuren' om er wat verhaal in te krijgen.


      Pantomimeles groep 6-8

        Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
        Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

        Klassikale warming up: beschrijf ongeveer 5 kernhandelingen, werkwoorden die bij het thema van je les horen en die je kinderen klassikaal individueel kunnen uitbeelden.
        :

        Warming up tweetallen: beschrijf een opdracht waarbij kinderen aspecten van het thema kunnen raden. Bijvoorbeeld over het thema ‘reizen’: A die zit op de grond, B gaat staan en speelt in pantomime dat hij op een bepaalde manier aan het reizen is. Als B klaar is zegt A wat het is, daarna wisselen jullie en speel A zijn manier van reizen. Wissel zo lang om tot ik zeg dat jullie mogen afronden.

        Instructie: beschrijf hoe je aan de groep de teamopdracht wil gaan uitleggen. Maak deze zin af: ‘Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een verhaal te maken over…’ en wat jij dan belangrijk vindt.

        Vijf team-opdrachten: dus vijf aspecten van je thema dat door de werkgroepen wordt verwerkt tot een kort gespeeld verhaal.
        Gaat het over ‘vakantie’: ‘de reis’, ‘de aankomst’, ‘uit eten’ enzovoorts.
        Op de opdrachtkaart staat een eenvoudige opbouw (1: niets aan de hand, 2: er ontstaat een probleem, 3: oplossing, 4: afloop). Je kunt dat zelf weghalen, maar bij de meeste lessen voorkomt dit dat het ‘vlakke’ presentaties worden waarin niets gebeurt.

        Het Vakantiespel

        Werkvorm(en): combinatiespel
        Activiteit: De kinderen verzinnen met op zich staande spelelementen een verhaal rond het thema ‘vakantie’ en presenteren dat aan elkaar.
        Benodigdheden: 4 dobbelstenen, een pen.
        Opmerking: Bij combinatiespel combineer je zaken die in principe geen onderlinge samenhang hebben. Het levert fantasierijk spel op.
        Print les + opdrachten

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les aan combinatiespel gaan doen. Speel ter illustratie bijvoorbeeld dat je zwemt en je tegelijkertijd insmeert met zonnebrandcrème.
        Benadruk dat je bij deze werkvorm mag praten zo lang je maar niet benoemt wat je uitbeeldt.

        Warming up klassikaal.
        De groep staat verspreid in het lokaal.
        Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

        Spelopdrachten:
        Je bent in een boom aan het klimmen en aan het eten.
        Je bent een film aan het kijken en aan het dansen.
        Je bent aan het barbecueën en een luchtbed aan het oppompen.
        Je bent aan het fietsen en koekjes aan het bakken.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up tweetallen.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal.

        Instructie: Jullie zijn straks samen op een vakantieplek en krijgen de opdracht iets te doen dat daar totaal niet bij past. Het is de bedoeling dat je het uitbeeldt, combineert alsof het heel normaal is. Je moet met elkaar praten.

        Jullie zijn in een tentje (wachten tot ze dat uitbeelden) een concert aan het geven.
        Jullie zijn in een grot (wachten tot ze dat uitbeelden) aan het golfen.
        Jullie zijn op een paard (wachten tot ze dat uitbeelden) boodschappen aan het doen.
        Jullie zijn in een vliegtuig (wachten tot ze dat uitbeelden) aan het koken.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga op een stoel zitten en zeg dat jullie in een trein zitten te tafeltennissen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        De groep zit in hoefijzeropstelling
        Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om met losse onderdelen een verhaal te verzinnen rond het thema ‘zomervakantie’. Die losse onderdelen dobbelen jullie bij elkaar.

        Maak maximaal vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Van ieder groepje gooit één kind met alle 4 de dobbelstenen, streep met de pen de score aan. Bijvoorbeeld: als de meest linker dobbelsteen het cijfer 4 aangeeft, streep dan ‘Oostenrijk’ aan, als die daarnaast 1 aangeeft streep je ‘met de boot’ aan enzovoorts.
        Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.

        Nabespreken van een presentatie bij drama »

        Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
        1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Wie kan wat verhaalonderdelen noemen?
        2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
        3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

        Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.

        Wil je iets kwijt over deze les?
        Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

        Een onverwachte voetbalwedstrijd

        Werkvorm(en): improvisatiespel.
        Activiteit: De kinderen oefenen deze werkvorm in de warming up fase en improviseren in teams voor de klas.
        Opmerking: improvisatiespel kent een aantal vuistregels waarvan de belangrijkste in de uitzending van Drama-tv aan de orde komen. Omdat niet iedere leerkracht deze regels kent is er een bijlage opgenomen die u ondersteunt bij het begeleiden van improvisatiespel.
        Print les

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Vertel dat jullie in deze les gaan improviseren. Benadruk dat je bij improvisatiespel zoveel mogelijk moet meespelen met de ander. Behandel een paar regels van improviseren uit de pictogramkaart of de eerder genoemde bijlage. Doe niet teveel regels in één keer maar verspreid het een beetje over de gehele les.

        Warming up klassikaal.
        De groep zit in een kring.
        Instructie: Ik geef straks een spelopdracht, als je die wil uitvoeren steek je je vinger op. Je loopt dan naar een ander en belt aan, die speler staat op en doet open. Dan start de improvisatie.

        Spelopdrachten: je bal is op het dak beland en je vraagt of je hem mag pakken, bij het voetballen heb je je bezeerd en je vraagt of je naar huis mag bellen,  je haalt de ander thuis op om te gaan voetballen,  je bal is zacht en je wil hem oppompen.

        Geef kinderen steeds even de tijd om te improviseren en sidecoach (zie bijlage voor de leerkracht)  desnoods. Doe dit vooral op handelingsgerichtheid (niet te passief improviseren). Bespreek het kort na op de basisregels en doe er niet meer dan drie zodat andere kinderen niet te lang hoeven te kijken en snel aan het werk kunnen.

        Warming up tweetallen.
        De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b.

        Instructie:  A gaat staan en belt aan bij B, deze staat op en doet de deur open. A opent het spel, verzin wat je zou kunnen doen met of over voetbal: voetbal spelen, voetbal kijken op tv, aanmoedigen in een stadion, enzovoorts. Zorg dat je met elkaar meespeelt en actieve voorstellen doet aan A.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Bel met een denkbeeldige fles frisdrank aan bij het kind, ga samen voetbal kijken op tv  en laat wat gebeuren (de stroom valt uit, of de fles frisdrank spuit leeg bijvoorbeeld). Rond de improvisatie dan af. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        Maak 5 werkgroepen. De groep zit in hoefijzeropstelling in werkgroepen bijeen.

        Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen een improvisatieopdracht: tijdens een voetbalwedstrijd gebeurt er iets buitengewoon vreemds, iets dat in de realiteit niet kan. Verzin voor een ander team wat dat zou kunnen zijn, ik wijs aan welke speler dat in de voetbalwedstrijd van een ander team gaat inbrengen.

        De teams verzinnen een fantasierijk voorval voor de voetbalwedstrijd van een ander team. Het eerste team gaat improviseren dat ze voetballen. Jij wijst een speler van een ander team aan dat hun verzonnen fantasierijke voorval in de improvisatie inbrengt. Het voetballende team improviseert.

        Werkgroep 1 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 5.
        Werkgroep 2 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 1.
        Werkgroep 3 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 2.
        Werkgroep 4 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 3.
        Werkgroep 5 verzint een voorval voor de voetbalwedstrijd van werkgroep 4.

        Bespreek vooraf kort de aandachtspunten van improvisatiespel. Deze kun je herhalen van de Drama-tv uitzending of  van de daarvoor bestemde pictogramkaart (zie lerarenscherm).

        Iets vergeten? (WK voetbal)

        Groep: 5-6 Werkvorm(en): Nasynchronisatie.
        Activiteit: De kinderen verzinnen een nagesynchroniseerde scène over een klunzig voetbalteam en presenteren dat aan elkaar.
        Opmerking: Bij nasynchronisatie verwoordt de ene speler (de stemacteur) de tekst en gedachten van de andere speler (de spelacteur). Het staat ook bekend als ‘dubbing’.
        Print lesopzet + opdrachtkaarten

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan nasynchroniseren.
        Als je een DVD afspeelt zie je in het menu vaak verschillende talen staan, in al die landen zijn acteurs bezig geweest om stem te geven aan de rollen die meespelen.
        Ter illustratie doe je een stukje voor: kies een kind die je een korte spelopdracht geeft, jij gaat uit het beeld van het publiek staan en doet de stem van dat kind.
        Spelopdracht: Je bent een voetbalsupporter, je denkt dat je team een doelpunt gaat maken. Je gaat al staan, begint je juichen maar dan gaat de bal er toch naast. Je krijgt een huilbui, na tien tellen huilen gaat de bal er onverwacht toch in.

        Warming up 1 tweetallen: losse oefeningen.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs: je speelt een voetballer.
        • Iemand van het andere team schopt tegen je knie, je hebt pijn.
        • Je zingt het Nederlandse volkslied maar kent de tekst eigenlijk niet.
        • Je staat in de regen te voetballen en je hebt heel koud, je speelt bibberend.
        • Je staat met 40 graden in de hitte te voetballen, je kan niet meer.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up 2 tweetallen: situaties.
        De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie de stemkant doet en wie de spelkant, na iedere opdracht wisselen ze. Instructie voor de spelacteurs:
        • Je bent de bal aan het hoog houden en schiet hem na tien keer per ongeluk in het gezicht van een teamgenoot.
        • Je zit in de teambus, die krijgt pech. Je sleutelt en schroeft en krijgt de bus weer aan de praat.
        • In Brazilië krijg je een bord Braziliaans eten, maar na vier happen is echt veel te scherp.
        • Je juicht want je team heeft gescoord, na tien tellen juichen wordt het doelpunt toch afgekeurd en moet je huilen.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Kern. De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Instructie: Stel je voor je werkt in de voetbalwereld  voor  het wereldkampioenschap. Daar wordt je best zenuwachtig en als je zenuwachtig bent… dan vergeet je  iets. Jullie gaan een voetbalverhaal verzinnen waarin je iets belangrijks bent vergeten. Waarschijnlijk niet realistisch maar des te leuker om uit te voeren. We gebruiken geen echte bal, die moeten we erbij denken.

        Opdrachten: de bal, het doel, de keeper, de regels, het adres van het stadion.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen:

        Optie 1: Maak 4 grote werkgroepen waarvan de ene helft van de werkgroep de stemmen doet en de andere helft het mimespel (jij bepaalt door aan te wijzen stem-spel-stem-spel enzovoorts).
        Optie  2: Maak 5 kleinere groepen. Tijdens de presentatie:

        Groep 1 doet de stemmen van groep 5.
        Groep 2 doet de stemmen van groep 1.
        Groep 3 doet de stemmen van groep 2.
        Groep 4 doet de stemmen van groep 3.
        Groep 5 doet de stemmen van groep 4.

        Van tevoren vertelt de spelende groep in één zin de clou van hun presentatie aan de nasynchroniserende groep. De nasynchroniserende groep bepaalt wie welke speler nasynchroniseert.

        Tijdens de uitvoering zitten de stemacteurs bij elkaar aan één van de zijkanten van het publiek. Dus niet in het zicht op het spelvlak.

        Wintersport bezorger

        Werkvorm(en): pantomime.
        Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een sportieve pakketbezorger in een wintergebied en presenteren dat aan elkaar. Benodigdheden: bij pantomime gebruik je geen voorwerpen, voor deze les maken we een uitzondering. Omdat het helemaal om het bezorgen van een postpakket gaat zorg je voor een kartonnen doos (bijvoorbeeld een doos waar pakken A4 papier in hebben gezeten).
        Opmerking: de lijsten van wintersporten verschillen per werkgroep.
        Print les + opdrachten

        Inleiding.
        De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je je handschoenen aandoet en je winterjas. Ga naar buiten, daar is het koud. Maak een sneeuwbal – schrik, je hebt iets geraakt wat je niet wil – je wordt banger en banger en rent snel weer naar je huis. Hang je jas weer op. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.

        Warming up klassikaal.
        De groep staat verspreid in het lokaal.
        Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.

        Spelopdrachten:
        Je springt in een bobslee en gaat zitten (op de grond) en gaat de ene na de andere bocht om.
        Je draait rondjes op je kunstschaatsen.
        Je bent aan het skiën.
        Je bent aan het schaatsen.
        Je bent aan het langlaufen.

        Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.

        Warming up tweetallen.
        De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b. De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
        Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. A is aan het wintersporten, maar krijgt pech. B komt en helpt.

        Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel  bijvoorbeeld dat je schaatst en dat je schaats in het ijs blijft hangen. Stimuleer zo het kind om je te komen helpen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.

        Kern.
        De groep zit in hoefijzeropstelling.
        Instructie: Er is een bedrijf dat over de hele wereld pakketten bezorgd, maar dan ook echt over de hele wereld. Maar wat als je op de Noordpool woont, of in Rusland op een berg met – 50 graden? Je stapt als postbezorger dan niet even op je fiets of in de auto. Jullie verzinnen een verhaal waarbij postbezorgers op het meest bevroren stukje aarde een pakket gaan bezorgen, en om daar te komen combineren jullie drie wintersporten.

        Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.  Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.

        Nabespreken van een presentatie bij drama »

        Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
        1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welk probleem hebben ze uitgebeeld? Of: Welke wintersporten heb je gezien?
        2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
        3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’

        Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.