Oma’s Griezelkasteel.

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: hoofddeksel voor oma.

Opstelling klas »

Banken in het midden van het lokaal.

Print de lesopzet.
Tip: vertel zonder papier in je handen.

Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.
Opmerking: geef geen inhoudelijke suggesties, wakker geen griezelbegrippen aan waar je kinderen niet al mee bekend zijn.Speel een duidelijke oma door je hoofddeksel op/af te doen, het leuke van deze les is het met elkaar overleggen en praten over griezels. Dat kan goed met de rol van oma.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Spelvraag: welke griezels kennen we, waar zijn mensen bang voor?

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitbeelden en benadruk dat ze elkaar daarbij niet mogen aanraken.
Doe het uitbeelden in stapjes:
Denkbeeldig omkleden: doe een [?]-hoofd op, [?]-tanden in, [?]-handen aan enz.
Hoe beweegt een [?].
Hoe klinkt een [?].

Laat op deze manier een aantal antwoorden op de spelvraag klassikaal uitspelen

De start.
Deel het lokaal in tweeën met banken.

Vertel dat de kleinkinderen allemaal bij oma mogen logeren, ze heeft een oud kasteel gekocht. Laat kinderen achter elkaar in een bus zitten en vertel dat ze diep het bos in rijden. Verwelkom als oma de kinderen. Er is wel een probleempje, het zit vol griezels. Maar dat kan de kleinkinderen niks schelen, die zijn voor niks bang.

Griezelgroep 1.

• Vertel dat de kleinkinderen door Oma’s griezelkasteel lopen en op zolder iets horen.

Spelvraag: De kleinkinderen zien monsters/griezels op zolder, welke zien ze?

Verdeel de groep vervolgens over de twee helften van het lokaal, gescheiden door middel van de banken: een monsterhelft en een kinderhelft.

Laat de kinderen uit de monsterhelft zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Vertel duidelijk dat de griezels niet in de buurt van de banken mogen komen, daar hebben de kleinkinderen last van.

Doe vervolgens je omahoed op, en laat iedereen op de grond zitten. Klets met ze over de monsters/griezels en stel ze de vraag of de griezels niet zijn te lokken of vangen. Dan is oma van de overlast af, dat zou wel fijn zijn.
Probeer een kinderidee uit en speel als oma, coach als verteller (hoed af) dat het lukt. De monsters worden weer kleinkinderen, ze lopen met oma samen naar de keuken. Oh nee, ook daar zit het vol engerds!

Griezelgroep 2.

Spelvraag: De kleinkinderen en oma zien monsters/griezels in de keuken, welke zien ze?

Verdeel de groep vervolgens over de twee helften van het lokaal, gescheiden door de banken: een monsterhelft en een kinderhelft. De kinderen die net monsters waren zijn nu kleinkinderen.

Laat de kinderen uit de monsterhelft zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Vertel duidelijk dat de monsters niet in de buurt van de banken mogen komen, daar hebben de kleinkinderen last van.

Doe vervolgens je omahoed op, en laat iedereen op de grond zitten. Klets met ze over de monsters/griezels en stel ze de vraag of de griezels niet zijn te lokken of vangen. Dan is oma van de overlast af, dat zou wel fijn zijn.
Probeer dat uit en speel als oma, coach als verteller (hoed af) dat het lukt. De monsters worden weer kleinkinderen, ze lopen met oma naar buiten. Oh nee, er zitten ook van die engerds op het dak!

Griezelgroep 3.

Spelvraag: De kleinkinderen en oma zien monsters/griezels op het dak, welke zien ze?

Verdeel de groep vervolgens weer over de twee helften van het lokaal, gescheiden door de banken: een monsterhelft en een kinderhelft. De kinderen die net monsters waren zijn nu kleinkinderen.

Laat de kinderen uit de monsterhelft zichzelf denkbeeldig omkleden en uitbeelden. Stel daar spelvragen over.

Suggesties:
Welk geluid maken ze?
Hoe bewegen ze?
Hoe eten ze?

Vertel duidelijk dat ze niet in de buurt van de banken mogen komen, daar hebben de kleinkinderen last van.

Doe vervolgens weer je omahoed op, en laat iedereen op de grond zitten. Klets met ze over de monsters/griezels en stel ze de vraag of de griezels niet zijn te lokken of vangen. Dan is oma van de overlast af, dat zou wel fijn zijn.
Probeer dat uit en speel als oma, coach als verteller (hoed af) dat het lukt.

Ontknoping: 
Vertel dat alle monsters en griezels zijn gevangen en weggestuurd, oma en de kleinkinderen zijn blij. Het logeerpartijtje is voorbij, zet de kinderen weer in de denkbeeldige bus naar huis en zet je omahoed op.
Vertel dat het wel heel stil is zo zonder bezoek, zet de deur van het huis open en laat alle griezels (de kinderen) toch maar weer naar binnen voor een griezelfeestje.

Zet een monsterlijk muziekje op en laat de kinderen een korte griezeldisco houden.

Einde.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Panda fantasieverhalen

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.

Benodigdheden: voor alle kinderen een panda hoofddeksel, een pet voor jou als nieuwe verzorger.
Print de lesopzet
Print panda hoofddeksel

hoofddeksel knippen »

Informatie: in april 2017 kwamen de panda’s Wu Wen en Xing Ya naar Nederland, onder veel media belangstelling. Veel kinderen bleken in de ban van de Panda te zijn, vandaar dat iedere groep een panda dramales heeft. In deze les mogen kinderen hun fantasie de vrije loop laten, de panda’s zijn superhelden en kunnen alles.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen en daar komen de volgende dieren in voor: pandaberen. Die komen uit China.

Spelvraag: Welke dieren wonen volgens jou ook in China? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: apen, dolfijnen, mooie vogels, aparte kikkers.

Stap 1: Ik ben jullie nieuwe verzorger.
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond met hun panda-hoofddeksel op.
Vertel dat de panda’s in China wonen, in een dierentuin waar ze goed worden verzorgd.

Spelvraag: Hoe leven de panda’s daar, wat doen ze zoal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: slapen, spelen, eten.

Vertel: er komt een Nederlandse verzorger die jullie mee gaat nemen naar Nederland.
Zet pet op, als verzorger: wees blij ze te zien, aai er een paar, zeg dat ze mooi zijn, geef ze te eten.

In het echt gebeurde er dit (speel het uit): de panda’s liggen te eten. Ze begrijpen niet wat ze gaan doen.
Maar als we er een mooi, spannend, leuk pandaverhaal van zouden maken: wat zou een goed fantasie idee zijn?
Bepaal welke van de suggesties jullie gaan uitbeelden als klas, kies een fantasierijke uit.
Suggestie: de panda’s zijn blij, gaan met de verzorger spelen, doen een dansje enzovoorts. Vraag ook wat jij als verzorger moet doen in het fantasieverhaal.

Stap 2: Ze zitten in het vliegtuig
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond met hun panda-hoofddeksel op.
Vertel dat de panda’s in kisten in het vliegtuig zitten.

Spelvraag: Wat deden de panda’s in het vliegtuig, de reis duurde heel lang (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: slapen, spelen, eten.

Zet pet op, als verzorger: we gaan bijna stijgen, zitten jullie lekker in je kist, spannend en leuk dat jullie met mij mee komen, geef ze te eten.

In het echt gebeurde er dit (speel het uit): de panda’s liggen te eten. Ze begrijpen niet wat ze gaan doen.

Maar als we er een mooi, spannend, leuk pandaverhaal van zouden maken: wat zou een goed fantasie idee zijn? Wat doen ze in ons fantasieverhaal in het vliegtuig?
Bepaal welke van de suggesties jullie gaan uitbeelden als klas, kies een fantasierijke uit.
Suggestie: de panda’s lopen door het vliegtuig, sturen, drinken kopjes thee enzovoorts. Vraag ook wat jij als verzorger moet doen in het fantasieverhaal.

Stap 3: Ze zitten in de vrachtwagen
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond met hun panda-hoofddeksel op.
Vertel dat de panda’s in de vrachtauto zitten.

Spelvraag: Wat deden de panda’s in de vrachtauto, de reis duurde heel lang (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: slapen, spelen, eten.

Zet pet op, als verzorger: we zijn in Nederland, eerst willen de cameramensen van de TV jullie heel graag zien en daarna gaan we naar jullie Nederlandse huis!

In het echt gebeurde er dit (speel het uit): de panda’s liggen te eten. Ze begrijpen niet wat er aan de hand is.

Maar als we er een mooi, spannend, leuk pandaverhaal van zouden maken: wat zou een goed fantasie idee zijn? Wat doen ze als de cameramensen ze filmen?
Bepaal welke van de suggesties jullie gaan uitbeelden als klas, kies een fantasierijke uit.
Suggestie: ze doen rare kunstjes, dansjes enzovoorts.

En in de vrachtauto op weg naar de dierentuin?
Suggestie: ze stappen uit, gaan op avontuur, gaan tanken, Nederland bekijken enzovoorts.

Stap 4: Welkom in jullie nieuwe huis!
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond met hun panda-hoofddeksel op.
Vertel dat de panda’s in hun nieuwe huis zijn aangekomen.

Spelvraag: Wat deden de panda’s in de Nederlandse dierentuin? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: slapen, spelen, eten.

Zet pet op, als verzorger: welkom in Nederland, hier kunnen jullie wonen, eten, slapen, zwemmen. Fijn dat jullie er zijn!

In het echt gebeurde er dit (speel het uit): de panda’s liggen te eten. Ze begrijpen niet echt wat er aan de hand is.

Maar als we er een mooi, spannend, leuk pandaverhaal van zouden maken: wat zou een goed fantasie idee zijn? Wat doen ze als verzogers ’s avonds naar huis zijn?
Bepaal welke van de suggesties jullie gaan uitbeelden als klas, kies een fantasierijke uit.
Suggestie: klimmen over het hek en gaan kennismaken met de andere dieren, naar de speeltuin, naar het restaurant….

Einde.
Vertel: dat de panda’s de volgende ochtend heerlijk liggen te slapen in hun nieuwe Nederlandse huis.
Zet pet op, als verzorger: zo, het lijkt wel alsof jullie een feestje gehad hebben gisteravond! Fijn dat jullie bij ons in Nederland zijn, jullie zijn een stel bijzondere beertjes!

Extra informatie:
In het lerarenscherm staan didactische tips voor o.a. deze werkvorm. Je kunt een link naar het scherm vinden in het rechter menu als je een les hebt aangeklikt en onder aan het klassenmenu van groep 1 en 2.

Sprookjesoma

Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.

Tips voor teacher in role »

Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.


Benodigdheden: basisspullen uit het kleuter speellokaal dat de sprookjes oma kan gebruiken als magische materialen. Hoofddeksel voor de oma en kroon voor één leerling.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt. Maak een grote spiekbrief op A3 formaat en hang die aan de muur.
Print de lesopzet.
Print de opa-versie van de lesopzet.

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen en daar komen de volgende dingen in voor:

Dwergen: Spelvraag: wat zijn dwergendingen om uit te beelden? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Reuzen: Spelvraag: wat zijn reuzendingen om uit te beelden? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Sprookjesfiguren in het kasteel: Spelvraag: welke figuren wonen er in een kasteel? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).

De start:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond.
Vertel dat we een nieuw sprookjesfiguur gaan verzinnen: een sprookjesoma. Bedenk met elkaar welke drie magische dingen zij bij zich kan hebben (bijvoorbeeld en paraplu, wandelstok, breinaalden, handtas, bolletje wol, huisdier). Neem neutrale materialen om die straks te gaan verbeelden.
Vertel dat er een oma is die wat eenzaam is en graag nieuwe vrienden wil, ze woont bij een bos maar durfde daar nooit in te gaan omdat er vreemde geluiden vandaan komen.
Doe de hoed op en spreek de kinderen aan: stel je aan ze voor en vertel dat je voor het eerst het donkere bos in durft.

Deel 1: de dwergen.
Vertel dat sprookjesoma door het sprookjesbos loopt en langs het dwergendorp komt.
Denkbeeldig omkleden: dwergenmuts, baardjes, staartjes, laarsjes…
Spelvraag: wat doen dwergen zoal de hele dag (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Spelvraag: wat voor groot probleem kunnen de dwergen krijgen?* Kies één antwoord uit.

Teacher-in-role: oma gebruikt één van haar magische spullen. Ze staat er zelf versteld van dat ze dat kan! Als besprekend en spelend lost ze het probleem van de dwergen op.

Ze nemen afscheid van elkaar, en oma loopt verder.

Deel 2: de Reuzen.
Vertel dat sprookjesoma door het sprookjesbos loopt en langs het reuzendorp komt.
Denkbeeldig omkleden: reuzenmuts, spieren, zeven mijlslaarzen….
Spelvraag: wat doen reuzen zoal de hele dag (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Spelvraag: wat voor groot probleem kunnen de reuzen krijgen?* Kies één antwoord uit.

Teacher-in-role: oma gebruikt één van haar magische spullen. Ze staat er zelf versteld van dat ze dat kan! Als besprekend en spelend lost ze het probleem van de reuzen op.

Ze nemen afscheid van elkaar, en oma loopt verder.

Deel 3: de mensen uit het kasteel.
Vertel dat sprookjesoma door het sprookjesbos loopt en langs het kasteel komt.
Denkbeeldig omkleden: kronen, helmen, jurken, harnas, kokskleren, deftige schoenen, laarzen….
Spelvraag: wat doen mensen uit het kasteel zoal de hele dag (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Spelvraag: wat voor groot probleem kunnen de mensen uit het kasteel krijgen?* Kies één antwoord uit.

Teacher-in-role: oma gebruikt één van haar magische spullen. Ze staat er zelf versteld van dat ze dat kan! Als besprekend en spelend lost ze het probleem van de mensen uit het kasteel op.

Ze nemen afscheid van elkaar, en oma loopt verder.

De afloop:
Vertel dat de koning super blij is met de heldendaden die oma heeft verricht. Geef de kroon aan een kleuter en laat hem lieve dingen zeggen tegen jou als oma.
Vertel dat oma officieel een sprookjesfiguur is en nooit meer eenzaam: ze woont vlakbij het bos en maakt nu iedere dag een wandeling om met haar nieuwe vrienden te spelen.

Alle figuren uit het verhaal komen feesten, zet daar eventueel een muziekje bij op.

Einde

* een probleem kiezen.
Door samen te praten over het probleem van de rolgroep leren kinderen invloed uitoefenen op een verhaallijn. Ze ervaren eigenaarschap en maken zo het verhaal van zichzelf.
Om je een beeld te geven wat je zou kunnen krijgen aan antwoorden: ze zijn ergens bang voor, er is schaarste aan eten of water, iets bedreigt hen (een slechterik), iets is kwijt of kapot. Bij de oplssing kun je ook losse leerlingen inzetten: neem je vrijheid.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Zelf je prentenboek dramales maken

Hier het formulier waarmee je zelf een prentenboekles kan maken.
Bepaal voorafgaand aan het invullen vier belangrijke momenten uit je prentenboek:
1: de startsituatie (waarin de personages en de startsituatie wordt weergegeven)
2: het probleem (het moment waarop duidelijk wordt wat er gaat gebeuren)
3: de oplossing/ontknoping
4:de afloop.

Druk je op de onderste knop dan krijg je de les direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je de les geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht e.e.a. willen aanpassen. Belangrijk: bij een prentenboekles speel je niet zozeer het prentboek na maar onderzoek je de belangrijkste elementen van het boek d.m.v. spel.

Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.


Let op, druk NIET op PREV maar op de licht grijze knop boven ‘Let op’, dat is de verzendknop.

Jacy en Etu (Indianenverhaal)

Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open… B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal. C: vertel met dialogen (spreekteksten). D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.

Benodigdheden: twee blauwe en twee roze hoofdtooien (zie afb) en eventueel een vrolijk eindmuziekje. Een koekenpan.

hoofddeksel knippen »

 kleuter-indianen-hoofdjes

banken opstelling »

banken opstelling kleuters drama-twee-velden

Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.

Print lesopzet

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Voorbeelden van spelvragen:
Hoe maken Indianen vuur ? (suggesties: vuurstenen tegen elkaar aan slaan, wrijven stro en hout).
Wat doen Indianen als het land droog is? (suggesties: dansen voor regen, graven in de grond naar water).
Wat doen Indianen om aan eten te komen? (suggesties: vissen, jagen, plukken).

Laat klassikaal wat antwoorden uitbeelden.
Iedereen gaat zitten op de banken.

De start.
Zet de banken in het midden van het lokaal.

Ter introductie: er waren twee stamhoofden (Anoki en Bimisi), hun stammen hadden al jaren lang ruzie. Om eten en om land, altijd ruzie. Anoki had een zoon (Jacy) en Bimisi had een dochter (Etu).

Kies een tweetal uit als opperhoofden. Geef ze de hoofddeksels.
Tip: je kan de kleuters ook zelf de namen laten verzinnen, dit zijn Indianennamen.

Vertel over het probleem en vertel met dialogen (spreektekst), het tweetal beeldt het gelijktijdig aan je vertelling uit:

De twee opperhoofden gaan vaak wandelen met hun kinderen en dan komen ze elkaar tegen. Ze mopperen op elkaar van wie het land is waar ze elkaar tegenkomen. Jacy en Etu vinden het maar raar, ze vinden elkaar wel aardig en lachen stiekem naar elkaar.

Rolgroep 1: kippen in de nacht.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om tot kippen. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: wat doen kippen graag? (eten, tokken, fladderen, eieren leggen)
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertellen: de kinderen beelden gelijktijdig uit.
Vertel dat de kippen van Anoki rustig zitten te slapen. Etu sluipt door het kamp van Jacy om hem te zien. Maar de kippen schrikken en springen op. Ze fladderen en kakelen. Etu vlucht terug naar haar kamp, maar veel kippen rennen in paniek met haar mee.
De volgende dag komt Anoki klagen bij Bimisi: ‘mijn kippen lopen door jouw kamp en ik wil die en hun eieren terug!’

Rolgroep 2: koeien in de nacht.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om tot koeien. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.

Spelvraag: wat doen koeien graag? (grazen, huppelen, liggen, drinken, herkauwen)
Beeld wat antwoorden klassikaal uit en laat ze daarna op de grond zitten.

Vertellen: de kinderen beelden gelijktijdig uit.
Vertel dat de koeien van Bimisi rustig zitten te slapen. Jacy sluipt door het kamp van Etu om haar te zien. Maar de koeien schrikken en springen op. Ze lopen en loeien. Jacy vlucht terug naar zijn kamp, maar veel koeien rennen in paniek met hem mee.
De volgende dag komt Bimisi klagen bij Anoki: mijn koeien lopen door jouw kamp en ik wil ze terug!

Rolgroep 3: het korenveld.
De groep staat verspreid door het lokaal en kleden zich denkbeeldig om: korenhalmen. Coach dat en/of bepaal dat samen met de kleuters.
Daarna verspreiden ze zich als een korenveld door het lokaal.

Vertellen: de kinderen beelden gelijktijdig uit.
De wind waait door het koren, aan de ene kant loopt Jacy, aan de andere kant Etu. Ze vinden elkaar en wandelen een stuk. Maar dan komen van beide kanten hun ouders. Ze rennen weg maar oh jee: het wordt een rommeltje want het koren beweegt en komt los.

Dan ploft iedereen op de grond waar hij staat.

Coach: Als je een koe wil zijn ga je op vier benen, wil je een kip zijn ga je op twee benen en wil je koren zijn blijf je lekker op de grond zitten.

Ontknoping.
Daar staan de twee opperhoofden, ze weten niet meer welke koe van wie is. De eieren, melk en meel zijn door elkaar gegooid: wat een rommeltje!

Geef Jacy en Etu een koekenpan.

Wacht, wat ruik ik? Jacy en Etu hebben iets heel slims gedaan, het mengsel in een pan gegooid en kijk nou, heerlijke pannenkoeken!

Eindfeest.
De Indianen komen spontaan tevoorschijn en er ontstaat een feestje, niemand is boos en iedereen eet pannenkoeken.
Zet hier eventueel een muziekje bij op. Laat daarna iedereen dan op de grond zitten waar hij staat, vertel dat er nooit meer ruzie was. En natuurlijk dat ze nog lang en gelukkig leven. Laat de Indianen de hoofddeksels weer inleveren.
Einde.

Extra informatie:
Jacy betekent ‘maan’.
Etu betekent ‘zon’.

Wat is een spelvraag? »

Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.

Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.

Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Ik wil een prins!

Gemaakt door Maud Ooijevaar en Eline Vink, geredigeerd door Dramaland.
Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.

Tips vertelpantomime »

A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt

Benodigdheden: toverstafje, heksenhoed, prinsessenkroon, (optioneel: xylofoon en prinsenpet).

Plattegrond »

heks - prinses

Print de lesopzet
Tip: vertel zonder papier in je handen, hang eventueel ergens een spiekbrief neer zodat je je handen vrij hebt.
Opmerking: de Prinses hoeft de kikkers en niet echt een zoen te geven (mag een handkus zijn).

Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal.

Denkbeeldig omkleden tot heks.
Spelvraag: Wat doet een heks?
Suggesties: vliegen op een bezem, roeren in een pan, zwaaien met een toverstaf.

Denkbeeldig omkleden tot clown.
Spelvraag: Wat doet een clown?
Suggesties: gekke gezichten trekken, trucjes die mislukken, rare loopjes…

Laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen

De start.
De kinderen zitten op de banken, kies twee kinderen en geef ze de hoofddeksels. Prinses Sofia in het ene deel en heks Eucalypta in het andere deel van de veilige zone.

Vertel hoe prinses Sofia met haar gouden spulletjes bezig is (haarborstel, theekopjes, poppen) maar dat ze alleen nog een leuke prins nodig heeft. Vertel dat ze wat alleen is.
Vertel ook hoe heks Eucalypta heerlijk slaapt en droomt.
Vertel hoe Sofia de toverstaf van Eucalypta pikt om zo een leuke prins voor zichzelf te toveren: ze doet de deur van het heksenhuisje open, sluipt naar de hekst, pakt de staf en verdwijnt. Vertel hoe de heks wakker wordt en naar haar staf gaat zoeken.

Rolgroep 1: de Kikkers.
De prinses loopt door het bos en gaat wat uitproberen. Ze zwaait met de toverstaf (xylofoongeluid) en tovert per ongeluk een groep kikkers in de vijver. Kleed de kinderen denkbeeldig om tot kikker en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over. Suggesties:
Hoe bewegen kikkers?
Hoe eten kikkers?
Welk geluid maken kikkers?

Vertel dat Sofia zich rot schrikt. Ze denkt dat ze er een kikker een zoen moet geven en dat die dan verandert in een prins. Dit mislukt, het blijven kikkers. Snel gaat Sofia naar het kasteel en de kikkers gaan op hun plek op de bank zitten.
De heks zoekt zich ondertussen rot en vliegt op haar bezem door het huis om de staf te vinden.

Rolgroep 2: de Apen.
De prinses gaat maar weer naar het bos voor een tweede poging. Ze zwaait met de toverstaf (xylofoongeluid) en tovert per ongeluk een groep apen! Kleed de kinderen denkbeeldig om tot aap en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over. Suggesties:
Hoe bewegen apen?
Hoe eten apen?
Welk geluid maken apen?

Vertel dat Sofia zich rot schrikt. Ze denkt dat ze er een aap een zoen moet geven en dat die dan verandert in een prins.
Dit mislukt, het blijven apen. Snel gaat Sofia naar het kasteel en de apen gaan op hun plek op de bank zitten.
De heks is ondertussen in paniek en rent door het huis om de staf te vinden.

Rolgroep 3: de Clowns.
De prinses gaat voor de laatste keer naar het bos voor een dappere toverpoging. Ze zwaait met de toverstaf (xylofoongeluid) en tovert per ongeluk een groep clowns! Kleed de kinderen denkbeeldig om tot clown en speel ze in hun eigen omgeving. Stel daar spelvragen over. Suggesties:
Hoe bewegen clowns?
Wat doen clowns?

Vertel dat Sofia zich rot schrikt. Ze wil zeker geen zoen geven aan een clown, die vindt ze een beetje eng. De clowns gaan op hun plek op de bank zitten.

Vertel met dialogen.
De heks is ondertussen naar het bos gegaan en staat ineens bij de prinses. De prinses houdt de staf achter zich, de heks vraagt verdrietig of de prinses misschien haar stafje heeft gezien. De prinses wil nog jokken maar laat de staf dan per ongeluk vallen. Ze vertelt het hele verhaal, de heks moet lachen en tovert een prins voor haar.

! Kies een kind uit die als prins naast de prinses wil staan. Vertel dat op de bruiloft iedereen uit het verhaal is uitgenodigd.

[Zet ter afsluiting een muziekje op en laat de kleuters vrij bewegen].

Vertel dat alle feestvierders moe zijn en op de grond gaan zitten, vertel dat de Prinses en de Prins en de Heks nog lang en gelukkig leven en de Prinses nooit meer iets heeft gestolen.

Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.

Teacher in role les maken (B)

Hier het digitale formulier om zelf een teacher in role-les te maken. Dit formulier is geschikt om een verhaal mee te schrijven waarbij een rol met een rolgroep (de kleuters) op avontuur gaat. De kleuters spelen zowel die rolgroep als de bewoners die ze tijdes de reis tegenkomen.
Voorafgaand aan het invullen verzin je drie dingen.

Verzin een rol voor de kinderen.
Ideeen: de dwergen, de dorpelingen, de bosdieren, de heksen, de circusartiesten, de kinderen van de koning/tovenaar/oppertrol/….

Verzin een rol voor jezelf.
Op basis van wat de kinderen spelen kies jij een rol voor jezelf.

Verzin een probleem.
het probleem moet uitnodigen om met de kinderen op avontuur te gaan.
Ideeen: er moet iets worden bezorgd, jullie moeten naar een feest, jullie moeten iets ophalen voor een toverdrank, iemand bevrijden…

Teacher in role maken (A)

Hier het digitale formulier om zelf een teacher in role-les te maken. Dit formulier is geschikt om een verhaal mee te schrijven waarbij rol 1 een probleem heeft dat te maken heeft met rol 2. Vervolgens gaat rol 1 langs drie rolgroepen (de kleuters) en probeert die adviezen uit die jammerlijk mislukken.
Dan lost het probleem zichzelf op. Jij speelt zowel rol 1 als rol 2, tussendoor ben je jezelf (en heb je de vertellerrol).
Geen idee voor een verhaal? Probeer het formulier gewoon uit en kijk hoe ver je komt.

Ideeen voor rollen: kok en de koning, clown en directeur, opa en kleinkind, ridder en draak, postbode en heks…
Ideeen voor rolgroepen: de dwergen, de heksen, de muzikanten, de doktoren, de sporters…
Ideeen voor problemen: iets is kwijt, er moet iets worden georganiseerd, iemand is verdwaald, iets moet worden opgehaald…

Handelingen, bijvoorbeeld: reizen, optreden, schoonmaken, houthakken, graven, zingen, dansen, zwemmen…

Er is een tweede structuur voor een teacher in role-les waar één rol de kinderen meeneemt op avontuur

Dit systeem is nog in de testfase dus laat vooral weten waar het verbeterd kan worden. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

Let op: de ‘verzenden’-knop staat boven ‘Let op’, druk niet op ‘prev’ links onder anders ben je alles kwijt.

Vertelpantomime maken

Hier het formulier waarmee je zelf een vertelpantomime kan maken.
Verzin voorafgaand:
-een duo met een gezamenlijk probleem.
-drie rolgroepen die proberen te helpen.

Ideeen voor rollen: kok en de koning, clown en directeur, opa en kleinkind, ridder en draak, postbode en heks…
Ideeen voor rolgroepen: de dwergen, de heksen, de muzikanten, de doktoren, de sporters…
Ideeen voor problemen: iets is kwijt, er moet iets worden georganiseerd, iemand is verdwaald, iets moet worden opgehaald…

Druk je op de onderste knop dan krijg je je vertelpantomime direct per mail toegestuurd. Loop de tekst na voordat je het vertelpantomime geeft, afhankelijk van wat je hebt ingevuld en de wijze waarop je dat hebt geformuleerd zal je wellicht wat willen aanpassen. Veel plezier er mee.

Lees vóór gebruik de gebruikersvoorwaarden »

Dramaland behoudt het publicatierecht, dat wil zeggen dat je de les die je creëert niet openbaar mag maken zonder schriftelijke toestemming van de uitgever van deze methhode. De les is gemaakt in het didactisch model van Dramaland en wordt na beoordeling en eventuele tekstuele aanpassingen gedeeld met andere gebruikers van deze methode. Op de op deze wijze gemaakte lessen is auteursrecht van toepassing zoals beschreven onderaan deze pagina.

    Wel/niet mijn naam vermelden bij publicatie
    Wel mijn naam vermelden bij publicatieNiet mijn naam vermelden bij publicatie

    Een duo heeft een probleem (beschrijf het probleem kort)

    En dat is heel erg want... (beschrijf wat er gebeurt als het probleem niet wordt opgelost en maakt dat belang groot. Begin met 'want...' - GEEN hoofdletter)

    Naam rol 1 (sluit NIET af met een punt)

    Naam rol 2 (sluit NIET af met een punt)

    Rolgroep 1: ('de...' zonder hoofdletter en sluit NIET af met een punt)

    Hulppoging rolgroep 1: (wat doet deze groep om te helpen?)

    Rolgroep 2: ('de...' zonder hoofdletter en sluit NIET af met een punt)

    Hulppoging rolgroep 2: (wat doet deze groep om te helpen?)

    Rolgroep 3: ('de...' zonder hoofdletter en sluit NIET af met een punt)

    Hulppoging rolgroep 3: (wat doet deze groep om te helpen?)

    Benodigdheden: (denk aan hoofddeksels of een object dat belangrijk is in de ontknoping)

    Warming up: Formuleer minimaal 3 spelvragen. Bijvoorbeeld: 'In mijn verhaal komen konijnen voor' [Spelvraag] Hoe lopen konijnen?

    Titel van je vertelpantomime:

    De Tsaar geeft een feestje!

    Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal en naar aanleiding van prenten wordt er uitgebeeld.
    Benodigdheden: geen, kinderen mogen zelf verzinnen wie ze in het verhaal spelen.
    Print de lesopzet inclusief prenten.
    Tip: print het bestand dubbelzijdig af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen. Het fijnste formaat voor zowel jou als de kinderen is A3.

    Warming up:
    De kinderen staan verspreid in het lokaal.
    Inleiding: In deze les probeert de koning in een ander land te komen.

    Spelvraag 1: Hoe kan je naar een ander land reizen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen: sturen, reizen, uit het raam kijken, uitstappen).
    Suggesties:  met de trein, met de auto, met het vliegtuig, met de boot.

    Prent 1:
    Vertellen: vertel dat dit een oud verhaal is, toen de koning nog per koets moest en vliegtuigen nog niet waren uitgevonden. Vertel dat de Tsaar van Rusland een feest geeft en de koning ook is uitgenodigd. Vertel ook dat hij met zijn vrouw en kinderen de koets aan het inpakken is, en dat het eerste deel van de reis prima verloopt.

    Uitbeelden: Lakeien verzorgen de paarden. Iedereen sjouwt met koffers. Zitten in de koets (op de grond): hobbelige weg, bocht links, bocht rechts, berg op (duwen), berg af (lekker snel).

    Vertellen: vertel dat het hard ging sneeuwen.

    Prent 2: skiën.
    Vertellen: Terwijl de prinsjes en prinsesjes spelen in de sneeuw bindt iedereen zijn ski’s onder.
    Spelvraag 2:  Wat kun je spelen in de sneeuw? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen)
    Suggesties:  sneeuwballen gooien, sneeuwpop maken, ‘engeltjes’ maken, schrijven in de sneeuw.

    Spelvraag 3:  Hoe ziet skiën er uit?
    Uitbeelden: beeld gezamenlijk skiën uit.

    Prent 3: bobsleeën.
    Vertellen: vertel dat er een bevroren rivier een ijsbaan van een berg naar beneden had gevormd. Vertel dat skiën te gevaarlijk is, maar dat ze de koets kunnen ombouwen tot slee.
    Uitbeelden: de wielen worden er af geschroefd, de ski’s worde er onder gemaakt, de paarden worden op de slee geladen en ze tellen af. Zitten in de slee (op de grond): hobbelige ijsbaan, bocht links, bocht rechts, berg af (woooow), stukje door de lucht enzovoorts.

    Prent 4: langlaufen.
    Vertellen: vertel dat de rivier over gaat in sneeuw. Vertel ook dat het een stuk kouder wordt, zouden ze al bij Rusland zijn?
    Uitbeelden: uitstappen, paarden eten geven en voor de slee spannen, kinderen mutsen op, handschoenen aan. ..

    Vertellen: vertel dat ze richting Moskou langlaufen, over een heuvel komen en het paleis zien liggen.
    Uitbeelden: langlaufen.

    Prent 5: kunst schaatsen.
    Vertellen: vertel hoe blij de Tsaar is om de Nederlanders te zien. Vertel dat het een super leuk feest is.
    Spelvraag 4: Wat doe je op een leuk feest? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen)
    Suggesties:  dansen, eten, spelletjes, liedjes zingen….

    Afsluiting:
    Vertellen: vertel dat iedereen op het feest zijn schaatsen aan doet en op prachtige Russische muziek gaat ijsdansen. Vertel ook dat het nog lang gezellig blijft in Moskou en iedereen nog lang en gelukkig leeft.

    Einde.

    Wat is een spelvraag? »

    Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.

    Dus niet zo:
    Jij:‘ Hoe kan je naar een ander land reizen?’.
    Kind antwoordt: ‘Met de auto’.
    Jij: ‘Goed zo, met de auto. Ga maar auto rijden ’.

    Maar zo:
    Jij:‘ Hoe kan je naar een ander land reizen?’.
    Kind antwoordt: ‘Met de auto’.
    Jij: ‘Goed zo, met de auto. Ga maar auto rijden . Doe je deur open en ga zitten, verheet je riem niet. Waar zijn je sleutels? Zet ‘m op. Niet te hard hè, da’s gevaarlijk… ’. Enzovoorts.

    Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.