Werkvorm: werken met prenten.
Je vertelt een verhaal waarbij er naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld.
Benodigdheden: indien aanwezig pietenpetjes en een mijter.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen. Als er Pietenpetten zijn laat de kleuters deze les volgen met een Pietenpet op hun hoofd.
Er is nog een Sinterklaas les voor deze groep: klik hier
Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: Deze les gaat over Pietjes.
Spelvraag: Wat voor soort dingen doen Pietjes? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: strooien, huppelen, klimmen, zwaaien, cadeaus inpakken.
Prent 1: Welkom op de stoomboot van Sinterklaas.
Vertellen: Vertel dat ieder jaar nieuwe kleine Pietjes meegaan om te leren hoe je een echte Piet moet zijn. Vertel dat de Pietjes worden verwelkomd door de hoofdpiet en wat hij allemaal tegen ze zegt. Vertel ook dat er nog wel wat op de stoomboot moet gebeuren om hem netjes te krijgen.
Spelvraag: Wat moeten de kleine Pietjes allemaal doen om de stoomboot mooie te maken ?(laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: schilderen, schoonmaken, ballonnen en slingers, tekeningen maken voor aan de muur.
Prent 2: Rijm les.
Vertellen: Vertel dat er veel Sinterklaasgedichten gemaakt moeten worden. Vertel ook dat de hoofdpiet rijm les geeft.
Oefening: noem een woord (bijvoorbeeld paard), laat de groep dat klassikaal uitbeelden, vraag dan wie er een rijmwoord weet en laat die ook klassikaal uitbeelden.
Voorbeelden: tas-jas, bad-kat, kraan-haan, krant-hand, kok-sok, beer-zeer, trein-konijn.
Prent 3: Testpieten.
Vertellen: Vertel dat de hoofdpiet hen meeneemt naar de speelgoedafdeling waar het speelgoed getest en ingepakt wordt.
Spelvraag: wat hebben ze allemaal op de speelgoedafdeling van de stoomboot? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen, na ieder uitgebeeld stuk speelgoed pakken ze het denkbeeldig in: papier knippen, inpakken).
Suggesties: een skippybal, een jojo, een springtouw, een hoepel.
Prent 4: Waar is Sinterklaas?
! Laat de kinderen zitten.
Vertellen: vertel hoe de nieuwe Pietjes Sinterklaas mogen ontmoeten. Dat de hoofdpiet zenuwachtig op de deur van de Sint klopt en dat er geen antwoord komt. Vertel ook dat de hoofdpiet naar binnen gaat en niemand aantreft: zijn ze Sinterklaas misschien vergeten? Oh nee, en ze zijn bijna in Nederland!
Prent 5: Wie is de beste Sint?
Vertellen: vertel dat de hoofdpiet een briljant idee heeft. De nieuwe Pietjes moeten de plek van Sinterklaas maar innemen. Dat merkt niemand en het is maar voor één jaar. Vertel dat de kleine Pietjes aan de hoofdpiet moeten laten zien wie de beste vervanger is voor Sinterklaas.
Spelvraag: hoe doe je Sinterklaas na? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
! Geef complimenten en neem af en toe een voorbeeld aan een kind: kijk eens hoe mooi krom Jet loopt? Zullen we dat allemaal eens proberen?
Prent 6: Wat ruik ik toch?
! Laat de kinderen zitten.
Vertellen: vertel dat de hoofdpiet wel in paniek was geraakt. Ze hadden dan wel veel plezier maar de nieuwe Pietjes leken niet erg op Sinterklaas. Vertel ook dat het ineens zo lekker rook. Vertel dat ze naar de keuken gaan en wie staat daar warme chocolademelk te maken? Inderdaad: Sinterklaas!
Spelvraag: Hoe doe je alsof je warme chocolademelk drinkt?
Suggesties: twee handen om de beker, blazen, voorzichtige slokjes.
Afsluiting:
Instructie: ga allemaal bij elkaar op de stoomboot staan en zwaai naar de kinderen van Nederland.
Suggesties: zing ‘Zie ginds komt de stoomboot’. Geef een kind een mijter en stel het vragen alsof jijzelf de burgemeester bent.
Einde.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo:
Jij:‘Wat doet zwarte Piet op de stoomboot?’.
Kind antwoordt: ‘Schoonmaken’.
Jij: ‘Goed zo, schoonmaken. Ga maar schoonmaken ’.
Maar zo:
Jij:‘Wat doet zwarte Piet op de stoomboot?’.
Kind antwoordt: ‘Schoonmaken’.
Jij: ‘Goed zo, schoonmaken. Doe je Pietenpet op, en je Pietenbroek. Pak je emmer en de schrobber, oh kijk uit: daar komt een grote golf aan (hou je vast hoor)… ’. Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.









