Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie over een sportieve pakketbezorger in een wintergebied en presenteren dat aan elkaar. Benodigdheden: bij pantomime gebruik je geen voorwerpen, voor deze les maken we een uitzondering. Omdat het helemaal om het bezorgen van een postpakket gaat zorg je voor een kartonnen doos (bijvoorbeeld een doos waar pakken A4 papier in hebben gezeten).
Opmerking: de lijsten van wintersporten verschillen per werkgroep.
Print les + opdrachten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je je handschoenen aandoet en je winterjas. Ga naar buiten, daar is het koud. Maak een sneeuwbal – schrik, je hebt iets geraakt wat je niet wil – je wordt banger en banger en rent snel weer naar je huis. Hang je jas weer op. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten:
Je springt in een bobslee en gaat zitten (op de grond) en gaat de ene na de andere bocht om.
Je draait rondjes op je kunstschaatsen.
Je bent aan het skiën.
Je bent aan het schaatsen.
Je bent aan het langlaufen.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zitten in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie a is en wie b. De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. A is aan het wintersporten, maar krijgt pech. B komt en helpt.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld dat je schaatst en dat je schaats in het ijs blijft hangen. Stimuleer zo het kind om je te komen helpen. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Er is een bedrijf dat over de hele wereld pakketten bezorgd, maar dan ook echt over de hele wereld. Maar wat als je op de Noordpool woont, of in Rusland op een berg met – 50 graden? Je stapt als postbezorger dan niet even op je fiets of in de auto. Jullie verzinnen een verhaal waarbij postbezorgers op het meest bevroren stukje aarde een pakket gaan bezorgen, en om daar te komen combineren jullie drie wintersporten.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welk probleem hebben ze uitgebeeld? Of: Welke wintersporten heb je gezien?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.