Vertelpantomime: Vertelpantomime is een werkvorm waarbij je een verhaal vertelt dat synchroon aan de vertelling wordt uitgebeeld door de kinderen. Als er dus staat ‘Vertel…’ is het de bedoeling dat de kinderen gelijktijdig met je vertelling meespelen.
A: vertel coachend, bijvoorbeeld: de kabouters staan op, wrijven in hun ogen –goed zo kabouters- en kammen hun baardjes en staartjes. Ze doen hun raam open…
B: zet een streep op de grond voor de hoofdpersoon of hoofdpersonen als veilige zone voor enthousiaste andere personages in het verhaal.
C: vertel met dialogen (spreekteksten).
D: doe gebaren e.d. mee zodat het duidelijk is wat je bedoelt.
Benodigdheden: hoofddeksel Amerigo, een pietenpet en een mijter.
Laat Amerigo en Paardenpiet in het veilige deel staan als iedereen aan het spelen is. Dat voorkomt dat ze onder de voet gelopen worden door enthousiaste klasgenoten.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Warming up:
De kinderen staan verspreid door het lokaal. Vertel dat dit verhaal gaat over paardenpiet.
Spelvraag: wat doet Paardenpiet allemaal om Amerigo goed te verzorgen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: nieuwe hoefijzer aanmeten, borstelen, eten geven, wassen.
Opmerking: als het niveau van de groep dat toelaat zou je dit in tweetallen kunnen doen waarbij het ene kind Amerigo is en de andere Paardenpiet. Iedereen gaat zitten op de banken.
De start.
Kies een tweetal uit, de één speelt Paardenpiet, de ander Amerigo. Geef ze de hoofddeksels.
Vertel dat Sinterklaas bijna aankomt, en Paardenpiet met Amerigo naar de haven gaat om daar klaar te staan zodat Sinterklaas meteen op zijn lieve paard kan stappen. Paardenpiet verzorgt Amerigo en gaat op pad. In de verte ziet hij het dorp al, maar kijk: wat veel mensen zeg!
De rest van de groep gaat bij elkaar staan met hun rug naar Paardenpiet en Amerigo toe. Komen jullie allemaal voor Sinterklaas? Wat gezellig. De mensen vinden het ook gezellig dat Paardenpiet er is.
Vertel dat het dorp zo is volgestroomd dat Paardenpiet en Amerigo er niet door kunnen. Het staat helemaal vast. Vertel ook dat Paardenpiet in paniek raakt: zonder Amerigo kan Sinterklaas niet aan het werk. Hij kijkt om zich heen of hij een andere weg naar de haven kan vinden.
Herhaling: hij krabt zich achter zijn oor, geeft Amerigo een pepernoot en krijgt een idee.
Rolgroep 1:
De kinderen gaan zitten waar ze op dat moment zijn.
Paardenpiet en Amerigo zien een weiland: als ze daar doorheen lopen komen ze vlakbij de haven uit. Het weiland hoort bij een boerderij.
Spelvraag: welke dieren wonen op een boerderij? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen: in een hok of stal, wat eten ze?).
Suggesties: kippen, varkens, geiten, koeien, paarden.
De kinderen gaan zitten waar ze op dat moment zijn.
Paardenpiet en Amerigo komen langs de boerderij. Amerigo vraagt in dierentaal aan een boerderijdier welke kant ze op moeten om bij Sinterklaas te komen. De dieren wijzen allemaal een kant op en gaan op de banken zitten.
Rolgroep 2:
Paardenpiet en Amerigo lopen door het weiland, gezellig. Maar dan blijven ze staan.
Vertel dat er een brede en diepe sloot door het weiland loopt en ze moeten naar de andere kant!
Herhaling: Paardenpiet krabt zich achter zijn oor, geeft Amerigo een pepernoot en krijgt een idee.
Ze springen er gewoon overheen! Ze nemen een aanloop en springen… er middenin.
Vertel dat ze zo hard in de sloot zijn gesprongen dat ze helemaal vast zitten.
En in de verte horen ze de stoomboot al! Laat de kinderen een scheepshoorn nadoen.
Een eindje verderop was de brandweer aan het oefenen.
Denkbeeldig omkleden: doe je helm op, je laarzen aan, je handschoenen…
Spelvraag: wat doet de brandweer als ze oefenen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: brandslang uitrollen, spierballen trainen, waterpompen repareren, blussen, duiken in een duikpak.
Amerigo hinnikt, de brandweer komt erbij staan. Paardenpiet legt het probleem uit, de brandweermensen snappen het en denken na.
Spelvraag: hoe kan de brandweer Paardenpiet en Amerigo uit de sloot krijgen?
Speel één goed plan uit en laat ze afscheid nemen. De brandweerlieden gaan op de banken zitten. Zet iets in het veilige deel waar Amerigo en Paardenpiet op kunnen staan (een stoel bijvoorbeeld).
Rolgroep 3:
Paardenpiet en Amerigo lopen door, maar Paardenpiet weet niet waar ze naar toe moeten.
Herhaling: hij krabt zich achter zijn oor, geeft Amerigo een pepernoot en krijgt een idee.
Als we over dat grote gebouw daar klimmen dan zijn we er bijna. Luister, je kan de kinderen al horen zingen (laat de kinderen aan de kant ‘Zie ginds komt de stoomboot’ zingen).
Paardenpiet klimt op het gebouw en roept Amerigo. Amerigo komt erbij staan, Paardenpiet klimt er weer af en roept. Maar Amerigo schudt zijn hoofd: hij durft er niet meer af, het is te hoog! De stoomboot is er al bijna en Amerigo staat op het dak te bibberen. Paardenpiet gaat verdrietig op de grond zitten: voor het eerst is het mislukt om Amerigo op tijd bij Sinterklaas te krijgen. En nu?
In de verte zijn de boeren bezig op het land.
Denkbeeldig omkleden: doe je klompen aan, je overall, je laarzen en je pet.
Spelvraag: wat doen boeren zoal de hele dag? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: dieren voeren, hekken repareren, melken.
Eindig er mee dat ze wortels uit de grond trekken. Amerigo hinnikt, ze komen erbij staan en snappen het probleem al. Ze schudden met hun wortels om hem te lokken. Maar Amerigo schudt zijn kop. Ze wuiven naar Amerigo, maar die wil echt niet. Ze doen zelfs andere paarden na om hem te lokken, maar niks helpt.
Iedereen gaat op de grond zitten, geef één kind een mijter.
Ontknoping:
Sinterklaas kijkt om zich heen en vraagt zich af waar zijn trouwe paard toch is. Dan roept hij: Amerigo! Amerigo!
Amerigo hinnikt, springt snel van het dak en rent naar Sinterklaas toe, Paardenpiet erachteraan. Sinterklaas moet lachen, ze zien er een beetje modderig uit maar wat zijn ze blij om elkaar weer te zien!
Amerigo, Paardenpiet en Sinterklaas leveren hun hoofddeksels in en gaan ook op de grond zitten.
Afsluiting: iedereen zit nog steeds verspreid op de grond.
Vertel dat die nacht iedereen zijn schoen mag zetten en dat ze er de volgende ochtend een speelgoedje in vinden.
Spelvraag: wat zit er in je schoen?
Laat ze kort vrij spelen met een denkbeeldig stuk speelgoed.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo:
Jij:‘Wat zit er in je schoen?’.
Kind antwoordt: ‘Een pop’.
Jij: ‘Goed zo, een pop. Ga maar met je pop spelen ’.
Maar zo:
Jij:‘Wat zit er in je schoen?’.
Kind antwoordt: ‘Een pop’.
Jij: ‘Goed zo, een pop. Ga eens in je bed liggen, wrijf in je ogen en rek je uit, ga op je tenen naar beneden: Oh, er zit een pakje in je schoen, haal het papier er voorzichtig af ’.
Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.