Werkvorm: werken met prenten. Je vertelt een verhaal waarbij er naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.
Warming up: De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Inleiding: Deze les gaat over een dierentuin. Verzorg eens een olifant, hoe voer je een tijger, hoe melk je een koe, hoe maak je een dierenhok schoon.
Prent 1: op schoolreisje.
Vertellen: er was eens een klas, ze gingen met schoolreisje naar de dierentuin.
Oefening 1: ga twee aan twee achter elkaar zitten, we gaan in de bus een bocht de ene kant op, de andere kant op, we gaan een berg op, we moeten remmen, berg af enzovoorts.
Oefening 2: vertel dat in de dierentuin een foto van de klas wordt genomen. Stel de groep in foto opstelling en doe alsof je een foto maakt.
Prent 2: de leeuwen geeuwen.
De ene helft van de kinderen gaat aan de ene kant van de bank staan (dat zijn de bezoekende kinderen), de andere helft gaat aan de andere kant van de bank op de grond zitten ( dat zijn de leeuwen).
Oefening 3: vraag aan de leeuwenkinderen of ze gezonde leeuwen willen spelen, laat ze brullen en stoer doen.
Vertellen: vertel dat zulke leeuwen jammer genoeg niet in deze dierentuin te vinden zijn.
Oefening 4: laat de leeuwenkinderen zieke leeuwen uitbeelden: mager, sloom en zielig, als ze brullen klinkt dat heel droevig. Vertel dat de bezoekende kinderen de zieke leeuwen zielig vinden.
Prent 3: de apen slapen.
De leeuwenkinderen van net zijn de bezoekende kinderen van nu (die gaan dus bij de bank – het hek -staan) de bezoekers van net gaan aan hun kant op de grond zitten. Zij spelen de apen.
Oefening 5: vraag aan de apenkinderen of ze gezonde apen willen spelen, laat ze schreeuwen als apen en enthousiast bewegen.
Vertellen: vertel dat zulke apen jammer genoeg niet in deze dierentuin te vinden zijn.
Oefening 6: laat de apenkinderen apen uitbeelden die ziek, mager, sloom en zielig zijn. Vertel dat de bezoekende kinderen dat heel zielig vinden.
Vertellen: vertel dat de kinderen naar de dierenverzorger gaan om te klagen, deze reageert niet zo blij en zegt dat als ze het beter kunnen ze maar een handje mee moeten helpen.
Prent 4: de kinderen helpen.
Vertellen: de kinderen doen van alles.
Spelvraag: hoe verzorg je dierentuindieren? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: uitwerpselen scheppen en weggooien, leeuwen voeren, olifanten in bad doen…
Prent 5: de dieren gaan op avontuur.
De groep zit weer in twee helften aan weerskanten van de bank.
Vertellen: vertel dat de dag wel heel leuk was geweest maar dat je kinderen eigenlijk beter niet het werk van volwassenen moet laten doen. Veel kinderen waren namelijk vergeten de hokken af te sluiten.
Oefening 7: de eerste helft zit als een basisschoolgroep te rekenen. Vertel dat toen de juf even weg was de apen door het raam naar binnen kwamen om met de kinderen te spelen. De andere helft komt als apen op de helft van de rekenkinderen. Laat ze even lekker keten samen, daarna gaan de apenkinderen weer naar hun eigen kant.
Oefening 8: de apenkinderen van net beelden een basisschoolgroep uit die aan het schoolzwemmen is. Vertel dat de pinguïns uit de dierentuin zo bij de kinderen het water in springen om met ze te spelen. Laat het even lekker keten samen, daarna gaat iedereen op de banken zitten.
Prent 6: de baas is boos.
Vertellen: vertel dat de baas van de dierentuin ziet hoe de mensen uit het dorp de ontsnapte dieren terug komen brengen en zo het hele verhaal te horen krijgt: de kinderen hadden willen helpen omdat de dierenverzorger zo slecht zijn werk doet.
Afsluiting:
Eindvraag: hoe eindigt dit verhaal? Wat moet de baas tegen de dierenverzorger zeggen? Laat het in ieder geval zo eindigen dat de dieren een beter leven hebben dan aan de start van dit verhaal.
Optioneel: zet een fijn muziekje op en laat de kinderen nog even bewegen als hun favoriete dierentuindier.
