Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen beelden beroepen uit en presenteren die in werkgroepen aan elkaar.
Print de lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Deze les zal gaan over beroepen die anderen helpen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: je krijgt zo een spelopdracht, voer die uit zonder contact te maken met klasgenoten.
Handelingen: je maakt de straat, je repareert iets, je bent een tandarts, je bent een dierendokter, je tilt een zware verhuisdoos.
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je spreekt van tevoren niets af. De één laat straks een probleem zien aan de ander, die kijkt er naar en lost het probleem op. Je mag er bij praten. Je laat iets kapot gaan, je bezeert jezelf of iets dergelijks.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Fiets bijvoorbeeld op een denkbeeldige fiets en krijg een klapband. Loop dan naar het kind het doe een denkbeeldige deur open zodat het duidelijk wordt dat je naar de fietsenmaker gaat. Vergeet niet erbij te praten, dat hoort bij deze werkvorm.
De kinderen verzinnen verder zelf hun spelsituaties.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in een werkgroep een ‘helpend’ beroep, je gaat dat zo instuderen dat het publiek straks snapt wat jullie opdracht is. Je laat zien hoe bijvoorbeeld de huisarts aan het werk is en wat hij zoal meemaakt.
Verdeel de groep in vier, hooguit vijf werkgroepen en laat ze zo ver mogelijk van elkaar af zitten. Vermeld eventueel nogmaals dat ze mogen praten bij deze opdracht. Loop dan langs en geef ze mondeling de beroepen door.
Opdrachten: dierendokter, ziekenhuispersoneel, brandweer, schoonmakers, dierenambulance. Reserve: reddingswerkers, ongediertebestrijders.
Licht de beroepen eventueel mondeling kort toe.
Acteren: speel met grote gebaren en duidelijke gezichtsuitdrukkingen, praat luid en duidelijk.
Voorkom het uitbeelden van geweld .