Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie sprookjes die ze mogen veranderen waardoor een nieuwe versie ontstaat. Ze presenteren dat aan elkaar.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je tv aan het kijken bent terwijl je je tanden poetst. Deze les gaat over allerlei zaken die doorgaans niet bij elkaar passen.
Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder geluid te maken en zonder contact te maken met een klasgenoot. Ik zap jullie naar verschillende locaties en verschillende emoties.
Spelopdrachten:
Jullie zijn gelukkig op het strand .
Jullie zijn droevig op het strand .
Jullie zijn droevig op de kermis.
Jullie zijn blij op de kermis.
Jullie zijn blij op het topje van een berg.
Jullie zijn bang op het topje van een berg.
Jullie zijn bang in het spookhuis.
Jullie zijn stoer in het spookhuis.
Jullie zijn stoer op de Noordpool.
Jullie zijn melig op de Noordpool.
Jullie zijn melig in de disco.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Ik stuur jullie in tweetallen naar de meest vreemde plaatsen waar jullie vandaan moeten zien te komen. Jullie mogen er uiteraard niet bij praten of schreeuwen, behalve dan in pantomimetaal. Ga maar staan.
Opdrachten: jullie zijn…
Bovenop een rijdende trein. Onder het ijs. In een kapotte boot. In een piramide vol slangen en spinnen(webben). In een lift die is blijven steken.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie te maken. Hierin staat een sprookje centraal, maar… je verzint twee dingen die totaal niet in het origineel passen. Dat kunnen voorwerpen zijn, maar bijvoorbeeld ook mensen of verhaalwendingen.
Bijvoorbeeld:
Voorwerpen: Roodkapje is verdwaald, ze pakt haar Tom-Tom om bij haar oma te kunnen komen.
Mensen: Een dokter komt kijken hoe het met Sneeuwwitje is.
Verhaalwendingen: Het kleinste geitje eet de wolf op.
Opdrachten: Hans & Grietje, Roodkapje, Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje, de Wolf en de Zeven Geitjes, de Wolf en de Drie Biggetjes.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht. Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).
Sprookje, maar dan anders: Doornroosje.
Jullie veranderen twee dingen aan het origineel. Dat kunnen voorwerpen zijn, maar bijvoorbeeld ook mensen of verhaalwendingen. Bijvoorbeeld:
Voorwerpen: Roodkapje is verdwaald, ze pakt haar Tom-Tom om bij haar oma te kunnen komen.
Mensen: Een dokter komt kijken hoe het met Sneeuwwitje is.
Verhaalwendingen: Het kleinste geitje eet de wolf op.
Deze voorbeelden mag je natuurlijk niet meer gebruiken.
- Pantomime: niet spreken, geen echte voorwerpen gebruiken.
- Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie zit dat erger is dan het originele sprookje
- Welke voorwerpen moet je mimen?
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Welk sprookje is dit?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.