Werkvorm(en): acteerspel
Activiteit: De kinderen maken een verhaal rond een spreekwoord en presenteren dat aan elkaar.
Voorbereiding: knip kaartjes A uit en zorg dat er evenveel kaartjes als kinderen zijn.
Opmerking: werk je in een klas waarin veel NT2 kinderen zitten, bedenk goed dat deze doelgroep doorgaans niet veel affiniteit met dit onderwerp heeft.
Bronvermelding: de meeste spreekwoorden met bijbehorende uitleg komen van nl.wikiquote.org.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met spreekwoorden aan de gang gaan. Vertel iets over spreekwoorden. Waar zijn ze voor, wie kent er een enzovoort.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A speelt een begrip dat hij uit een spreekwoord kent, met geluid. B raadt wat het is en noemt zo mogelijk het spreekwoord.
Doe dit een keer voor voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Speel bijvoorbeeld een schaap, de kinderen raden het bijbehorende spreekwoord (‘Als er één schaap over de dam is volgen er meer’). De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten. In verband met de werkvorm acteerspel is het van belang dat ze veel stemgeluid maken.
Warming up klassikaal.
De groep zit in hoefijzeropstelling, jij deelt kaartjes (A) uit, de kinderen mogen hun kaartje niet aan elkaar laten zien.
Instructie: Je hebt een spelopdracht, voer die uit op mijn teken en zoek de kinderen bij elkaar die dezelfde spelopdracht hebben als jijzelf. Dat wordt het groepje waar je de volgende opdracht mee gaat doen. Je moet geluid maken, maar je mag bijvoorbeeld niet roepen ‘Ik ben een paard en je mag niet in mijn mond kijken’. Je mag dus niet letterlijk roepen wat of wie je bent.
In principe hoef je na afloop de spreekwoorden niet te benoemen waar de spelopdrachten mee te maken hebben, dit is enkel een manier om werkgroepen te maken.
Kern.
De groep gaat in werkgroepen terug in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een bepaald spreekwoord figuurlijk om te zetten naar een geacteerd verhaal.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten en maak werkgroepen. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit.
Afsluiting.
‘Je hebt nu de figuurlijke betekenis van het spreekwoord gespeeld. Je krijgt tien tellen de tijd om de letterlijke betekenis in te studeren. Nu mag je dus echt een schaap spelen die over de dam gaat’.
Daarna wordt het snel na elkaar opgevoerd.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).
Jullie spreekwoord:
Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.
Betekenis: Als twee personen ruzie hebben, kan een derde daarvan profiteren
Bron: nl.wikiquote.org.
- Hoe kun je de betekenis van dit spreekwoord omzetten in een verhaaltje?
- Voor wat voor soort situaties is het spreekwoord van toepassing?
Let op: je speelt het niet letterlijk (dus niet twee honden) maar figuurlijk (een verhaal waaruit de betekenis van het spreekwoord duidelijk wordt).
Acteerspel: spreek luid en duidelijk en speel met houding en gebaar. Zorg dat er geen geweld in jullie presentatie voorkomt.