Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal waarbij bestaande sprookjesfiguren zijn veranderd en presenteren dat aan elkaar.
Duur: ongeveer 50 minuten.
Opmerking: omdat hier slechteriken en goeieriken in voorkomen is een pictogram (niet stoeien/vechten) toegevoegd als extra aanwijzing.
Print les + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: je bent een wolf en je plukt bloemen, je bent een heks en je speelt met je hondje, je bent een prins(es) en je bent aan het toveren, je bent de koning(in) en je blaast een huisje omver.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met andere tweetallen. Je moet er bij praten.
A is Roodkapje, B de Wolf: Roodkapje je probeert erachter te komen wat de wolf gaat doen (‘Waar ga je heen, zo alleen?’).
A is de Heks, B Hans of Grietje en je eet het snoephuisje op, de Heks kan er niks aan doen en heeft geen huis meer.
De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
De kinderen wachten na iedere opdracht totdat jij de volgende opdracht geeft.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Stel je voor Roodkapje is een slechterik en eet de wolf op, daar krijg je een heel ander verhaal van. Jullie trekken straks in teams een kaartje met een symbool (laat het instructievel met de emojis zien en bespreek die). De goede figuren zijn in deze les sprookjesfiguren die normaal de slechterik zijn, de slechte figuren zijn figuren die normaal goed zijn en dan zijn er nog helpers (de nadenkers) die mogen kiezen of ze de goede of de slechte figuren helpen.
Let op! (laat het niet stoeien/vechten symbool zien) als de slechterik wordt overmeesterd moet dat snel gebeuren: geen lange stoeisessies in de presentaties.
Bespreek kort de gang van zaken: jij komt met de kaartjes bij de teams die trekken ze, ze mogen eventueel onderling ruilen. Maak maximaal vijf werkgroepen en laat de strookjes met rollen trekken. Als dat is gebeurd doe het volgende klassikaal.
Instructie 2: Slechteriken ga bij elkaar staan, de helpers in het midden en de goede figuren bij elkaar ernaast. Bespreek: wat willen de goede figuren, hoe gaan de slechte figuren dat dwarsbomen, helpers: wie gaan jullie helpen, hoe loopt het af?
Toelichting: Door dit te coachen breng je structuur in hun overleg.
Geef ze een kleine 10 minuten de tijd om te repeteren, applaudisseer na iedere uitvoering en bespreek kort na.
Advies gebruik pictogrammen Acteerspel »
Pictogrammen zijn in deze methode cruciaal om te gebruiken, het zijn je aandachtspunten: je bespreekt er op na en je leert je kinderen op zowel actief als receptief niveau wat bij de kunstvorm theater van belang is. Kijk voor de toepassing van die pictogrammen op deze pagina.
We willen je graag adviseren welke pictogrammen je zou kunnen gebruiken. Let op, voor de leeftijdsgroep waar jij mee werkt zijn dat hooguit 2/3/4 pictogrammen: je wil je kinderen niet overvragen.
Welke pictogrammen passen bij deze les?
Denk aan je mimiek
Ga niet voor elkaar staan
Niet door elkaar praten.
Niet met je rug naar het publiek toe staan.
Speel met gebaren.
Speel vanuit lichaamshouding.
Speel in het midden van het spelvlak.
Spreek verstaanbaar.
Er is nog een andere werkwijze (toepassing 2), die kun je hier bekijken.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Waar gaat dit feest over?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).