Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts). Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print de lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Doe dit bij voorkeur in fantasietaal: heet ze hartelijk welkom en zeg dat ze stil moeten zijn. Vraag daarna in begrijpelijke taal wat je net hebt gezegd.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Je krijgt een spelopdracht, voer die uit met jabbertaal.
Opdrachten:
A nodigt B uit om een sport te beoefenen.
B nodigt A uit om een spel te spelen.
A laat B zijn kamer zien.
B laat A zijn hobby zien.
De kinderen gaan staan, vullen verder zelf hun spelsituaties in en spelen zo lang door tot jij de volgende opdracht
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Jullie krijgen de opdracht omin jabbertaal iets speciaals te bestellen bij de ander. De winkelier geeft het en jullie rekenen af. Ik vertel om welke winkel het gaat.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Zeg tegen het kind dat hij een bakkerij heeft. Bestel in jabbertaal een stokbrood (maak grote gebaren) en reken die denkbeeldig af.
Opdrachten:
A heeft een speelgoedwinkel. B, je kiest zelf wat je bestelt.
B heeft een snoepwinkel. A, je kiest zelf wat je bestelt.
A heeft een groenten en fruitwinkel. B, je kiest zelf wat je bestelt.
B heeft een feestwinkel. A, je kiest zelf welk kostuum je bestelt.
De kinderen gaan staan, vullen verder zelf hun spelsituaties in en spelen zo lang door tot jij de volgende opdracht
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om iets leuks te gaan doen in jabbertaal.
Opdrachten: zwemmen in de zee (insmeren, plaatsje zoeken, zwemmen), op wintersport (skiën, sneeuwballen gooien, sneeuwpop maken), naar een pretpark (kaartje kopen, in attracties), bowlen (schoenen wisselen, bowlen), pauze op school (in de klas, de bel gaat, jassen aan en naar buiten), naar de film (kaartje kopen, 3d brillen op).
Maak werkgroepen en deel mondeling de opdrachten uit. Laat ze zelfstandig ruim vijf minuten oefenen waarna ze het aan elkaar mogen presenteren. Geef iedere werkgroep applaus en bespreek het kort na.