Titel: Olympisch vals spelen.
Groep: 8
Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen een verhaal over vals spelende wintersporters en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: eventueel de eigen jassen en mutsen gebruiken.
Print les + opdrachtkaarten
Let op: deze les bestaat ook zonder dat het over de Olympische spelen gaat, klik hier om die te bekijken.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren. Benadruk dat je bij acteerspel duidelijk moet spreken en vanuit houding en gebaar moet spelen.
Warming up klassikaal.
De groep zitten verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: bobsleeën (geef aan of de bocht naar links of rechts gaat), ga staan en ga kunstschaatsen, speel curling, ga snowboarden, ga langlaufen.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: A is straks de wintersporter, kies zelf je wintersport. Als je even bezig bent krijg je pech: materiaalpech bijvoorbeeld, probeer verder te denken dan vallen. B schiet te hulp door het probleem van A op te lossen. Je mag het probleem ook (per ongeluk) erger maken.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Vraag een kind te gaan schaatsen, als hij pech krijgt schiet hem dan te hulp of maak het probleem erger. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling.
Instructie: Waar mensen spelen, spelen mensen vals. Dat is met sport niet anders, maar hoe zou dat bij wintersport gaan, ‘vals sporten’? Verzin een verhaal waarin één of meer wintersporters de uitslag proberen te beïnvloeden om zo een Olympische medaille te winnen. Het mag fantasierijk zijn, fraudeer creatief!
Opdrachten: skiën, schansspringen, bobsleeën, wedstrijdschaatsen, langlaufen.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten, verdeel de groep in maximaal 5 werkgroepen en verdeel de opdrachtkaarten. Na afloop van iedere presentatie volgt applaus en een (korte) nabespreking.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.