Werkvorm(en): jabbertalk.
Opmerking: jabbertalk is een ander woord voor ‘fantasietaal’, begeleid het met een accent op non verbaliteit (gezichtsuitdrukking, gebaar enzovoorts). Zoek voor voorbeelden op you tube bijvoorbeeld onder ‘Pingu’ en beluister ‘Vlieg met me mee’ (Paul de Leeuw). Er is geen vaste taalvorm, alles kan en mag.
Print lesopzet + opdrachtkaarten
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les met jabbertalk aan de slag gaan. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je een boom aan het omhakken bent, het lukt niet, dan leun je uitgeput tegen de denkbeeldige boom die dan alsnog omvalt.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal op de grond. Instructie: Jullie krijgen een opdracht waarbij je zoveel mogelijk moet jabberen, als je een paar tellen niks hebt gezegd moet je proberen door te praten.
Opdrachten.
Jullie proberen een kaars aan te steken met een lucifer, maar dat mislukt steeds.
Jullie willen je omgehakte boom in de auto vervoeren, dat is niet makkelijk.
Jullie tuigen de kerstboom op en zingen in jabbertalk een kerstliedje.
Jullie bouwen een vlot van hout en varen weg.
De kinderen gaan staan en spelen door totdat je aangeeft dat er een nieuwe opdracht komt. Dan mogen ze gaan zitten waar ze op dat moment in het lokaal zijn.
Warming up viertallen.
De tweetallen gaan bij het dichtstbijzijnde tweetal zitten, ze bepalen wie tweetal A is en wie tweetal B.
Instructie: Tweetal A gaat de houtsnijwinkel van tweetal B in en maakt in jabbertalk duidelijk wat ze van hout gemaakt willen hebben. Tweetal B gaat zagen en timmeren en maakt dat, daarna rekenen jullie af.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Doe de deur open en bestel in jabberaal een houten speelauto. Stimuleer het kind om de auto te maken en reken daarna af, vergeet het applaus voor je tegenspeler niet. De kinderen gaan staan, verzinnen verder zelf hun spelsituaties en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen een boom op je opdrachtkaart en wat je met die boom gaat doen. In jabbertaal maken jullie een verhaaltje waarin je met die boom aan de slag gaat.
Opdrachten: Populier (klompen), Apenbroodboom (touw e.d.), Ceder (roeiboot), Dennenboom (papier), Larix (slee/eskimo’s).
Maak werkgroepen, deel de opdrachtkaarten uit.
Extra informatie.
Mocht je het leuk vinden kun je na afloop wat extra informatie geven:
Populier (klompen): klompen worden ook wel van wilgenhout gemaakt.
Apenbroodboom (touw e.d.): vrijwel alles van de boom wordt gebruikt. De zaden gegeten, schillen als brandstof gebruikt en zelfs als tabak, en van het boomschors maakt men dus kleding en touw.
Ceder (roeiboot): De grootste boten waren meer dan 20 meter lang.
Dennenboom (papier): papier kan worden gemaakt van natuurlijke grondstoffen zoals riet, bamboe of hout, of door hergebruik van materialen zoals oude kleding of oud papier. Het woord papier komt van de Cyperus papyrus, een cypergrassoort die in Egypte langs de Nijl groeit.
Larix (slee/eskimo’s): voordat er hout werd verhandeld werd er alleen drijfhout gebruikt door de ekimo’s (vóór 1721). In hun gebied groeien geen bomen.