Werkvorm: werken met prenten.
Je vertelt een verhaal waarbij naar aanleiding van prenten wordt uitgebeeld.
Wanneer jij een prent laat zien zitten de kinderen waar ze zijn, verspreid in het lokaal. Dit voorkomt overbodig lopen naar stoelen of banken.
Print de lesopzet inclusief prenten.
Tip: print het bestand dubbelzijdig en bij voorkeur op A3-formaat af, als je de prent aan de kinderen laat zien kan je aan de achterkant de lesinhoud lezen.
Warming up:
De kinderen staan verspreid in het lokaal.
Spelvraag: wat kunnen feeën en tovenaars? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: vliegen, zichzelf omtoveren in dieren, dierentaal spreken, cadeautjes toveren.
Vertellen: vertel dat de koning en de koningin van het sprookjesbos een baby’tje hebben gekregen, een klein prinsesje. Vertel ook dat ze alle feeën en tovenaars hebben uitgenodigd om naar het kindje te komen kijken, en dat ze allemaal een cadeautje hebben getoverd.
Individuele spelvraag: vraag één kind wat ze voor cadeautje heeft getoverd. Ze laat het cadeautje zien door het gebruik ervan uit te beelden.
De andere kinderen raden het en doen het uitbeelden na.
Vraag een paar kinderen wat ze voor het prinsesje hebben getoverd.
Prent 1: het geboortefeest
Vertellen: vertel dat op het geboortefeest in het kasteel ineens een heks verschijnt. Ze is boos dat ze niet is uitgenodigd voor het geboortefeest en spreekt een vloek uit: de prinses zal op haar vijftiende gestoken worden door een spinnenwiel en dood neervallen. Vertel dat iedereen schrikt, en de heks snel wegrent.
Klassikaal spelen: zwaai met je toverstaf boven je hoofd en roep ‘honderd jaren slapen’.
Vertellen: vertel dat de vloek niet kan worden gebroken maar wel kan worden veranderd in honderd jaren slapen. Vertel ook dat de koning alle spinnenwielen laat verbranden en dat het prinsesje vrolijk opgroeit en 15 wordt. Vertel dat 100 bakkers al drie weken bezig zijn om een verjaardagstaart te maken.
Denkbeeldig omkleden: koksmuts op, dikke buik aan, schort om, snor onder je neus.
Coachen: ze melken de koeien voor de slagroom, ze rapen eieren voor het beslag, ze oogsten tarwe voor het beslag, ze plukken kersen voor op de taart.
Prent 2: de verjaardagstaart
Spelvraag: wat doen bakkers allemaal om zo’n grote taart te kunnen bakken? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen
Suggesties: beslag kloppen, slagroom spuiten, deeg kneden, letters schrijven met chocola.
Prent 3: het verjaardagsfeest
Vertel dat het de mooiste verjaardag ooit is: alle vrienden en vriendinnen mogen komen en doen wat ze willen, want in het sprookjeskasteel zijn veel leuke dingen.
Spelvraag: wat doet Doornroosje allemaal met haar vrienden? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: in de draaimolen, bowlen, zwemmen, disco.
Iedereen gaat zitten op de banken.
Prent 4: het spinnenwiel
Vertellen: vertel dat tussen alle cadeautjes één cadeau erg opvalt. Het cadeau dat de heks er stiekem tussen heeft gezet. Vertel dat Doornroosje het meeneemt naar haar kamer en het daar uitpakt, er zit een spinnenwiel in. Vertel ook dat ze gaat spinnen.
Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): trap met je voet op het pedaal en maak met je handen van de wol een mooie draad. Maar auw! Kijk naar je vinger en val in een diepe slaap.
Vertellen: vertel dat iedereen in en om het kasteel in slaap valt. Alle vriendjes op de verjaardag, de koks, de koning en koningin, iedereen. Vertel ook dat er een grote rozenstruik om het kasteel groeit waar een bijzondere prins pas honderd jaar later doorheen kan komen. Hij vindt Doornroosje en geeft haar een kus.
De kinderen gaan verspreid in het lokaal liggen.
Uitbeelden wat jij vertelt (vertelpantomime): de vrienden van Doornroosje doen hun ogen open. Wrijf in je ogen, rek je uit na honderd jaar te hebben geslapen, kijk om je heen. Wat is er gebeurd?
Was er een feest?
Prent 5: de trouwerij.
Vertellen: vertel dat er inderdaad een feest is: de trouwerij van Doornroosje en haar prins.
En er wordt enorm gefeest!
Spelvraag: wat doe je op een bruiloft? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: netjes aankleden, handjes schudden en feliciteren, dansen, eten en drinken.
Einde.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo:
Jij:‘ Wat doet Doornroosje allemaal met haar vrienden?’.
Kind antwoordt: ‘Paardrijden’.
Jij: ‘Goed zo, paardrijden. Ga maar paardrijden ’.
Maar zo:
Jij:‘ Wat doet Doornroosje allemaal met haar vrienden?’.
Kind antwoordt: ‘Paardrijden’.
Jij: ‘Goed zo, paardrijden. Doe je cap op, de staldeur open, geef je paard een kusje, doe het zadel op het paard…’. Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.