Werkvorm: teacher in role.
Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Tijdens dat je vertelt zet je een hoofddeksel op en speelt een rol.
Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: Een omslagdoek of hoofddoek als heks, twee gelijke toverstokken (bijvoorbeeld twee stroken karton of twee stokjes die op elkaar lijken).
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt. Opmerking: deze les hoeft niet per se rond carnaval te worden gegeven, hij is het hele jaar leuk.
Warming up:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal. Vertel dat ik deze les carnaval voorkomt, doe een denkbeeldige kist open en verkleed jezelf (bijvoorbeeld als indiaan). Vraag daarna als wat je je hebt verkleed.
Spelvraag 1: als wat kan je je verkleden als het carnaval is? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: prinses, ridder, brandweerman, clown, popster.
De start:
Vertel dat heks Tara nooit buitenkomt, omdat iedereen dan heel erg schrikt. Zo was ze een keer naar het zwembad geweest.
Spelvraag 2: wat doe je allemaal in een zwembad? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: kaartje kopen, omkleden, douchen, voorzichtig in het water, zwemmen…
Doe je heksendoek om en zeg dat je echt zin hebt in een baantje schoolslag. Vertel dat de kinderen zo hard schrikken van de heks dat ze meteen naar de kant zwemmen en op de banken gaan zitten. Vanaf die dag heeft heks Tara een hekel aan kinderen en komt ze overdag nooit buiten. Behalve met carnaval want dan denkt iedereen dat ze verkleed is als heks.
Deel 1: Plif plaf pluis.
Vertel dat het hele schoolplein vol staat met verklede kinderen. Laat ze een denkbeeldig kostuum aantrekken en spelen. Laat ze dan even zitten waar ze zijn. Doe je heksendoek om en vertel als heks dat je een paar kinderen omtovert tot witte muis. De kinderen mogen rustig doorspelen als je langsloopt. Verzin een toverspreuk (suggestie: ‘Plif plaf pluis, ik verander je in een muis!’) en wijs zo vier kinderen aan. Die gaan piepend in een hoekje zitten. De rest van de kinderen gaat aan de kant zitten.
Deel 2: het plan.
Vertel dat de heks moe is geworden en op een rustig plekje een dutje wil doen. Vertel ook dat de vier betoverde kinderen geen zin hebben om als muis te leven. En dat ze in de bosjes druk bezig zijn een tweede toverstaf te maken, die precies op de heksenstaf lijkt.
Doe je heksendoek om en ga liggen slapen. Vertel dan dat de vier muizen hun staf verwisselen met die van de heks. Let op: doen ze dat niet doe dan je heksendoek af en help ze hier mee.
Deel 3: paniek!
Vertel dat de heks alle kinderen wil veranderen in muizen, maar dat het nog maar de vraag is of dat werkt met een neptoverstaf. Doe je heksendoek om en ga naar een deel van de kinderen aan de kant. Doe enthousiast een denkbeeldige deur open en roep de toverspreuk (suggestie ‘Plif plaf pluizen, ik verander jullie in muizen!’). Speel dan dat je toverstaf niet werkt en ga naar het volgende deel kinderen en herhaal het. Doe dit in totaal niet meer dan drie keer en ga verdrietig naar de plek waar je sliep. Doe je heksendoek af.
De ontknoping: medelijden.
Vertel dat de muizen de heks zien huilen en medelijden krijgen, zo komen de echte staf terugbrengen. Doe je heksendoek om en wees zo blij, dat je de kinderen weer terugtovert. Zeg als heks dat kinderen helemaal niet zo vervelend zijn en dat je zin hebt om feest eten te toveren.
Spelvraag 2: wat eet je graag als er een feest is? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen, nadat jij het met je toverstaf hebt getoverd natuurlijk). Suggesties: poffertjes, pizza, patat, pannenkoeken.
De afloop:
Vertel dat carnaval eindigt in een groot feest en geef daar met de kinderen invulling aan. De ene groep wil een optocht door de klas, de andere een disco.
Heks Tara komt nu niet één keer per jaar buiten, maar een paar keer per jaar. Dan komt ze naar de school om wat leuks te toveren. En kinderen? Ze vindt ze hartstikke leuk!
Einde
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo:
Jij:‘ Als wat kan je je verkleden als het carnaval is? ’.
Kind antwoordt: ‘Als clown’.
Jij: ‘Goed zo. Ga maar grapjes maken ’.
Maar zo:
Jij:‘ Als wat kan je je verkleden als het carnaval is? ’.
Kind antwoordt: ‘Als clown’.
Jij: ‘Goed zo. Doe je rode neus op, doe je flapschoenen aan, oefen je gekke gezichtspieren, doe schmink op je gezicht’… Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.
Spiekbrief. Deze symbolen staan in je spiekbrief:
