Werkvorm: teacher in role. Teacher in role is een werkvorm waarbij je schakelt tussen vetteller en speler. Wanneer je vertelt zet je af en toe een hoofddeksel op en speelt een rol.
Inhoud: koning Bangebroek is voor alles bang, dan sturen zijn lakeien hem op avontuur.
Teacher in role is echt dolle pret om te doen, je helpt jezelf door op de volgende zaken te letten.
A: kies voor iedere rol een herkenbare houding (breed voor de ene rol, krom voor de andere. Dit helpt jezelf en het publiek bij het onderscheid maken tussen de rollen.
B: zorg dat beide rollen een ander hoofddeksel dragen, dit stimuleert de inleving.
C: maak je geen zorgen. Je hoeft echt geen goede speler te zijn voor deze werkvorm, doorgaans gaan kleuters er makkelijk in mee.
Benodigdheden: een kroon voor jou, een brief, een kroon op kinderformaat voor de prinses. Eventueel een muziekje voor de afloop, het feest.
Print de lesopzet inclusief spiekbrief.
Tip: vertel zonder papier in je handen, print de spiekbrief uit en hang die ergens neer zodat je je handen vrij hebt.
Er is nog een les met griezelthema voor deze groep, klik hier om die te bekijken.
Warming up: De kinderen staan verspreid door het lokaal.
Instructie: Ik ga jullie een verhaal vertellen over iemand die bang is voor heel veel dingen.
Spelvraag 1: Waar kan je allemaal bang voor zijn? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Suggesties: bepaalde dieren, ruimtes, spoken…
De start:
De kinderen zitten verspreid door het lokaal op de grond. Vertellen: vertel over koning Bangebroek , dat hij echt overal bang voor is. Zijn lakeien zien hem bijna nooit want hij zit vaak bang onder de tafel of onder zijn bed. Zijn verjaardag is nooit zo’n succes.
Instructie: Het is de verjaardag van koning Bangebroek , ga netjes bij elkaar staan en zing: ‘Lang zal hij leven’.
Spelen: doe de kroon op wanneer de kinderen zingen. Kom deftig aangelopen, word bang en ren weer weg.
Deel 1: de koning durft niet te slapen.
Vertellen: vertel dat koning Bangeroek iedere avond bang is om te gaan slapen. Doe de kroon op en spreek de kinderen aan alsof ze de lakeien zijn. Zeg dat je niet naar bed durft, en verzin waar je bang voor bent.
Spelvraag 2: Wat kunnen de lakeien doen om de koning te helpen? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen).
Deel 2: de brief.
Vertellen: vertel dat er een brief moet worden bezorgd, de boodschapper is echter ziek. Vertel dat de lakeien geen zin hebben om de brief te bezorgen, ze willen dat de koning het zelf doet. Anders komt hij het kasteel nooit uit.
Spelen: doe de kroon op en laat één kind als lakei vertellen dat jij, de koning, zelf op avontuur moet. Wees als koning bang maar besluit om het toch maar te gaan doen.
Deel 3: de stad.
Vertellen: vertel dat de koning eerst door de stad heen moet.
Spelvraag 3: Hoe zag een ouderwetse stad er vroeger uit, wat was er allemaal? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: markt, dieren op straat, mensen die kunstjes doen.
Laat klassikaal een stad uitbeelden en zeg dat niemand de koning herkent, dus ze hoeven hem niet aan te spreken.
Spelen: doe de kroon op en loop bang door de ‘stad’, geef commentaar op wat je ziet en kom er achter dat het helemaal niet zo eng is als het lijkt.
Deel 4: het bos.
Vertellen: vertel dat de koning ook door het bos heen moet.
Spelvraag 4: Wat is er allemaal in het bos? (laat een aantal antwoorden klassikaal uitspelen). Suggesties: bomen, verschillende dieren, wind…
Laat klassikaal een bos uitbeelden en zeg dat niemand naar de koning toe mag komen.
Spelen: doe de kroon op en loop bang door het ‘bos’, geef commentaar op wat je ziet en kom er achter dat het helemaal niet zo eng is als het lijkt.
De ontknoping:
Iedereen zitten. Laat alle kinderen op de banken plaatsnemen. Vertel dat de koning de brief afleverde en erg trots was op zichzelf. Kies dan een meisje uit als prinses in nood, geef haar het kroontje. Zet er een ander kind als beer bij. Laat het prinsesje gillen en de beer grommen. Vertel dat de koning op de terugweg de prinses tegenkomt die wordt aangevallen door de beer.
Spelen: doe de kroon op, wees bang maar jaag de beer wel weg. Let op: wil de beer zich niet laten verjagen doe de kroon dan af en doe het vertellend.
De afloop:
De kinderen die op de bank zitten komen als lakei staan.
Vertellen: vertel dat de koning de prinses meeneemt naar zijn kasteel om bij te komen. De lakeien horen het hele verhaal en zijn trots op hun koning. Vanaf nu noemen zij hem niet meer koning Bangebroek, maar gewoon koning Broek.
Er wordt een feest gegeven voor de koning en hij was helemaal nergens bang voor. Zelfs niet voor de prinses. Laat de kinderen als lakeien dansen, eten en drinken, zet eventueel een vrolijk muziekje daarbij op.
Einde.
Een spelvraag is een vraag waarvan een paar antwoorden (veelal klassikaal) worden uitgebeeld. Kleur het spel in, daarmee bedoelen we dat je niet alleen de vraag stelt en de antwoorden laat uitbeelden, maar het spel daar omheen ook meepakt.
Dus niet zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Ga maar dingen verkopen ’.
Maar zo:
Jij:‘Wat was er vroeger in een stad te zien?’.
Kind antwoordt: ‘De markt’.
Jij: ‘Goed zo, de markt. Zet je marktkoopman hoed op, til met zware kratten fruit of vis. Bouw je kraam op… ’. Enzovoorts.
Hiermee stimuleer je de het voorstellingsvermogen en de woordenschat van de kinderen.
